Dit is een gastbijdrage. Een Apache-lezer levert met dit stuk een bijdrage aan het maatschappelijk debat. De auteur schrijft in eigen naam en is verantwoordelijk voor de inhoud van de tekst.

Cultuur is meer dan vraag en aanbod

Bart Caron
CARON_2005
CARON_2005
Bart Caron

Cultuurbeleid gaat immers over veel meer. Dat beleid krijgt grotendeels vorm via subsidies. Ze worden op de eerste plaats niet gegeven om de consument aan betaalbare prijzen aan culturele activiteiten te laten deelnemen, maar omwille van zowel het intrinsieke als het instrumentele belang van kunst en cultuur. Voor het laatste volstaat te verwijzen naar de studie van Pascal Gielen en de toegankelijke vertaling van de besluiten door Patrick De Rynck in 'De Waarde van Cultuur'. Ik heb er drie jaar geleden zelf een boek over geschreven 'Niet de kers op de taart, waarom kunst- en cultuurbeleid geen luxe is'.

De intrinsieke waarde, daar is het mij in dit stuk om te doen. Als theatercompagnies worden ondersteund, sociaal-culturele organisaties, beeldende kunstenaars, musea, literaire auteurs, filmmakers, sociaalartistieke organisaties enz., dan gebeurt dat op de eerste plaats omdat deze mensen en organisaties creaties, producties en activiteiten maken die 'waardevol' zijn, betekenisvol, mooi, interessant, spannend, ontroerend. Maar ook omdat ze uniek zijn, geen reproducties of herhalingen. Natuurlijk willen makers dat hun werk wordt bekeken, willen musea bezoekers, maar ze willen op de eerste plaats hun unieke werk, tentoonstellingen of voorstelling maken. Dat product staat niet buiten het publiek, integendeel, het wordt ermee geconfronteerd. Maar toch komen publieksmomenten daarna. Met enige zin voor overdrijving gesteld: de publiekswerking is ondergeschikt aan de creatie. Die komt op de tweede plaats. Immers, op de eerste plaats willen ze een artistiek product maken - ik beperk me voor de duidelijkheid even tot de kunsten - dat uniek is. Een product dat niet gemaakt wordt in functie van een zo groot mogelijk publiek, maar wel een eigenstandig product waar makers zoveel mogelijk publiek naartoe willen krijgen.

Ik wil deze these even verder uitwerken.

Primo. Het is noodzakelijk dat het artistieke niveau niet wordt beïnvloed door publiekstoegiften.

Voorop staat de wil om te creëren, om iets te zeggen, te tonen. Kunstenaars (maar ook museumverantwoordelijken, tentoonstellingsmakers enz.) willen werk maken dat beantwoordt aan hun normen, vertrekt van hun concept, bezield wordt door hun inspiratie. Niet die van hun potentieel publiek. Dan, daarna dus, willen zo zoveel mogelijk mensen werven om het te komen bekijken. Immers, kunst (ook erfgoed) zonder publiek is betekenisloos. Het hoofddoel is niet (meer) inkomsten te werven. Als ze dat voorop zouden stellen dan zouden ze een product creëren dat zo goed mogelijk 'verkoopt'. Cultuurproducten die wel die doelstelling hebben, passen hun producten aan aan de smaak van het beoogde doelpubliek en aan heersende trends, zodat ze zo populair mogelijk worden. Aan het cultuurproduct zelf worden vaak toegiften gedaan om daar aan te beantwoorden. Ik heb niet de minste problemen met populaire muziek, met Hollywood- film, festivals enz., maar het doel is fundamenteel verschillend. Hier heerst wel een economische logica. Het publiek voelt dat ook perfect aan, en is desgevallend bereid daar ook de reële kostprijs voor te betalen. Let wel, de kostprijs is voor de consument – ook al zo'n economische term – meestal nog laag omdat het over producten gaan met een grote afzetmarkt zodat een lage bijdrage van heel veel mensen toch een winstgevend resultaat kan genereren. De globalisering werkt...

Dat is niet het geval voor hedendaagse artistieke creaties, zeker niet als ze vernieuwend zijn, evenmin voor het werk van musea, voor tentoonstellingen, enz.. En zeker niet als de afzetmarkt geografisch beperkt is.

Vergelijk het met televisie. Zonder openbare omroep – die werkt voor het overgrote deel met subsidies – zou ons televisielandschap er behoorlijk schraler uitzien. En zeker al zonder subsidie voor de betere eigen fictiereeksen, zelfs op de commerciële televisiezenders. Willen we dat?

Het betekent overigens niet dat organisaties niet alles doen om maximaal eigen inkomsten te genereren. Dat schept ruimte voor hun cultureel of artistiek werk ...

Secundo. De zorg voor cultureel erfgoed staat los van publieksinkomsten.

Is het zinvol te zorgen voor onze archieven, voor museumcollecties (ook deze in depot), voor stukken in de erfgoedbibliotheken? Is archeologie zinvol? Ja toch? Omdat we die collecties waardevol vinden, omdat ze betekenis hebben voor onze cultuurgeschiedenis, artistiek interessant zijn … Occasioneel wordt wetenschappelijk onderzoek verricht en tonen we in tentoonstellingen fragmenten aan publieken. Maar de publieksconfrontatie- is ondergeschikt aan de zorg ervoor. Daarom lenen we bijv. kwetsbare stukken ook steeds minder uit. Mochten subsidies alleen een relatie hebben met publieksopkomst, dan zouden alleen populaire blockbustertentoonstellingen zelfbedruipend zijn. En dan nog. Zelfs de bekendste en meest bezochte musea op de wereld worden stevig gesubsidieerd.

Trouwens, ook het tonen van erfgoed, liefst in een aantrekkelijke museumpresentatie, kost behoorlijk veel geld. Het zou goedkoper zijn dat erfgoed niet te tonen ...

Tertio. Het is zinvol de toegang tot kunst en cultuur eerlijk te verdelen.

Als we zoveel mooie/interessante kunst- en cultuurproducten hebben, dan willen we toch ook dat ze aan zoveel mogelijk mensen worden getoond? We werken toch ook aan een maximale toegang tot kennis, o.a. via het onderwijs om dezelfde reden?

Er zijn grotere drempels die de toegang bemoeilijken dan de financiële. Ja, dat is zo. En mensen zijn vaak bereid een hogere prijs te betalen. Echter, de rek is niet oneindig. Als je de reële kostprijs van grootschalige activiteiten, zoals concerten van klassieke orkesten, operavoorstellingen, grote tentoonstellingen, zou aanrekenen, dan moet de prijs minstens met een factor 10 stijgen, dus tickets van vandaag maal tien. Wordt de drempel dan niet heel hoog? En wat te doen met met minder populaire cultuuruitingen zoals avant-garde en vernieuwende creaties. Die zijn noodzakelijk voor een levende cultuurscène. Daarvoor is het potentieel publiek al veel kleiner zodat de kostprijs dan verhaald zou moeten worden op een kleine publieksgroep. Dat is onhaalbaar. De kostprijs van tickets wordt dan zo hoog dat je gerust van elitaire cultuur mag spreken. Wellicht haakt door die hoge ticketprijs een groot deel van het publiek af, zodat de organisaties helemaal in financieel nauwe schoentjes geraken. Het einde van dat soort werk komt dan snel in zicht. Nog een voorbeeld: jeugd- en kindertheater. Wie pleit voor meer en betere muzische vorming en cultuureducatie op school, is blijkbaar goed gek. De echte kost aanrekenen aan kinderen? Cultuurparticipatie wordt wel helemaal geweerd uit het curriculum. Terwijl het net zou moeten stijgen.

Quarto. Geen overheidsgeld voor cultuurproducten die commercieel leefbaar zijn.

Het voorstel van Koen Smets 'steun consumenten, niet producenten' is minstens bizar. Eerst een fragment uit zijn opiniestuk: “In het Adam Smith Institute essay pleit de auteur voor het vervangen van rechtstreekse subsidies aan cultuurproducenten door een systeem van vouchers of cultuurbons: het totale bedrag aan subsidie wordt verdeeld over alle burgers in het Verenigd Koninkrijk, die dan elk ieder jaar zo’n €13,5 naar eigen goeddunken aan cultuur zou kunnen besteden. Dit is zeker een stap in de goede richting: de consument kan zijn voorkeur te kennen geven, en de cultuurproducenten kunnen hun aanbod daarop afstemmen.”

De auteur gaat uit van een schijnbare neutraliteit ten opzichte van de keuze van de consument. Toch stelt hij dat de producent zijn aanbod op de vraag zou afstemmen. Wel, dat is wat ik niet wil. Het waarom heb ik uitgelegd in de intro en de primo van deze tekst. Een dergelijke aanpak zal daarenboven leiden tot nog meer bezoek (en bijhorende inkomsten) aan populaire cultuur, die meestal niet gesubsidieerd is zoals muziekfestivals of musicals. Wil de auteur echt dat er overheidsgeld vloeit naar die producenten die een verdienmodel hanteren en een leefbaar aanbod ontwikkelen? Moeten we winstgevende bedrijven subsidiëren via cultuurbons? Nee toch? Zeker niet als er een ruim publieksbereik is van mensen die bereid zijn de juiste prijs te betalen.

Tot slot. Je kan een marktlogica niet zomaar transponeren naar het cultuurbeleid.

Het gaat immers over veel meer dan de relatie tussen vraag en aanbod. Je kan evenmin cultuurbeleid reduceren tot de relatie tussen producent en consument.

Het voorstel dat een overheid voor elk bezoek het verschil tussen de marktprijs en de reële prijs zou vergoeden aan de betrokken cultuurproducent, is niet bruikbaar. Het blijft uitgaan van een economische redenering, en niet van de intrinsieke waarde van een kunst- en cultuurproduct.

Dat cultuurparticipatie moet bevorderd worden, is daarenboven veel meer dan een nobele taak, het is een plicht als je gaat voor een eerlijke verdeling van de toegang tot kunst en cultuur. Mensen met een laag inkomen, maar nog meer de mensen die niet over de vele andere drempels geraken, verdienen ondersteuning, en niet enkel via een prijsverlaging.

Nee, cultuursubsidie dient bijlange niet alleen om wie wel wil, maar niet kan betalen voor cultuur, te ondersteunen.

Als uitsmijter nog dit. Het cultuurbeleid zet al decennia instrumenten in om cultuur te verdelen en toegankelijk te maken, tegen een veel lagere dan de reële kostprijs. Denk even aan de openbare  bibliotheken en de cultuurcentra. Stel je even voor dat die instellingen zonder subsidies vooruit moeten. Dan moeten ze de gebruikers verplichten de reële kostprijs te betalen? De kaalslag die daarop volgt, zowel aan de kant van consumenten als van producenten, zou niet te overzien zijn.

Stop dus die economische redenering. Ze is niet vruchtbaar. Als je tenminste vindt dat cultuur een basisbehoefte is, en dus overheidsmiddelen legitimeert.

LEES OOK
Karl van den Broeck / 27-04-2024

Hoe lang kan een partij een verrader in haar rangen dulden?

Het net rond Vlaams Belang-parlementslid Filip Dewinter is helemaal gesloten en toch blijft hij op post.
Dewinter en Van Grieken
De Helpdesk / 27-04-2024

'Help, zogenaamde democraten steken mij de loef af!'

Deze week kreeg De Helpdesk een in zijn eer gekrenkte dictator aan de lijn.
De Helpdesk met Bashar al-Assad
Koen Smets / 26-04-2024

Snel denken, verkeerd denken

Snel denken is een adaptieve eigenschap die ons goed van pas komt.
marathon