Dit is een gastbijdrage. Een Apache-lezer levert met dit stuk een bijdrage aan het maatschappelijk debat. De auteur schrijft in eigen naam en is verantwoordelijk voor de inhoud van de tekst.

Het probleem met cultuursubsidies

Koen Smets
Koen Smets
Koen Smets
Koen Smets
Koen Smets

Dat cultuur waarde heeft (Bart Biesbrouck refereerde op Twitter o.m. naar dit lijvige rapport) wordt door weinigen betwist – zeker niet door Andreas Tirez. Maar voor hem is de enige reden waarom de staat in zulke gevallen zou moeten bijpassen dat er, bovenop de waarde voor de directe cultuurgebruiker, extra maatschappelijke baten zijn (ook wel positieve externaliteiten genoemd door economen), en die werden tot nog toe onvoldoende aangetoond. Het idee dat het om een vrije keuze van de consument gaat ( “de prijs die ze willen betalen”) is een belangrijke pijler van het voorgestelde argument: als de consument niet wil betalen, en er zijn geen bijkomende maatschappelijk voordelen, dan is er geen reden voor de belastingbetaler (dat is u en ik*) om de portemonnee te openen.

Willen of kunnen

De vraag is of hier niet wordt voorbijgegaan aan een segment van de bevolking waar het niet zozeer om willen betalen maar om kunnen betalen gaat. Voor iemand in het laagste inkomenskwartiel blijft er nadat de basiskosten (woning, voeding, kleding, energie) zijn betaald weinig of niets over voor cultuur. Als cultuur inderdaad een belangrijke waarde vertegenwoordigt, en als sommige burgers zich die waarde niet direct kunnen veroorloven, moet de overheid dan misschien toch niet met subsidies over de brug komen?

Dat is immers ook het geval voor andere belangrijke domeinen in een samenleving – bijvoorbeeld gezondheidszorg en onderwijs. Het financieren met overheidsgeld van zowel gezondheidszorg als onderwijs zorgt weliswaar voor positieve externaliteiten, maar daarnaast geldt in beide gevallen ook een herverdelingsmotief van rijk naar arm, en van gezond naar ziek. Dat motief kan, zelfs zonder specifieke maatschappelijke baten, ook worden ingeroepen voor het domein van cultuur.

Moet, in dat geval, de overheid dan ook bepalen wáár cultuursubsidies terecht komen? Cultuur wordt immers hoofdzakelijk gesteund door rechtstreekse subsidies aan de producenten, en de staat bepaalt dus op paternalistische wijze welke culturele activiteiten hun steun waardig zijn.

Subsidies maken blind

Dit is een van de grootste bezwaren tegen subsidies: ze elimineren een belangrijk aspect van de marktwerking, met name het profileren van de vraag naargelang de voorkeuren van de gebruiker, en het signaal dat dit zendt naar de producent. Als de consumenten in een markt blauwe auto’s prefereren boven rode, dan zullen de producenten daaraan beantwoorden door meer blauwe dan rode auto’s te maken. Maar als de staat ingrijpt in de markt en steun gaat verlenen aan het bouwen van rode auto’s, dan ontstaat een onbalans tussen vraag en aanbod.

Het valt sterk  te betwijfelen of de overheid beter weet dan de burger welke culturele activiteiten de “beste” zijn. Rechtstreekse subsidies aan de producenten van cultuur zullen dus aanleiding geven tot een onbalans en zijn dus op zijn best inefficiënt, zoals helder wordt uiteengezet in een briefing paper van het Adam Smith Institute (met dank aan Andy Kerkhofs). Misschien zou cultuur niet specifiek moeten worden gesubsidieerd – dat is immers ook niet het geval voor andere basisbehoeften als voeding en kleding. De overheid steunt de minderbegoede burgers financieel voor hun basisuitgaven – kan ze hun dan niet gewoon wat extra geld geven, dat zij dan zouden kunnen besteden aan die culturele activiteiten? Dan zou meteen blijken waar hun voorkeur ligt, en voor welk soort cultuur dus moet worden gezorgd door de producenten.

Een van de redenen waarom dit niet zo’n goed idee zou zijn, is dat het extra geld hoogstwaarschijnlijk niet aan cultuur zou worden besteed, maar aan andere goederen of diensten. Voor hard-line utilitaristen zou dit een reden zijn om subsidies aan cultuur eens en voor altijd van de agenda te halen, maar dat is buiten de waard van de behavioural economists gerekend. Dan Ariely beschrijft in een blogpost het ideale geschenk: ““A good gift is something that someone really wants, but feels guilty buying it for themselves.” Wie weinig geld heeft zou zich inderdaad best wel een beetje schuldig kunnen voelen wanneer ze een extra €150 zouden besteden aan een avondje theater met de familie, ook al zou het gezin daar veel plezier in vinden. Als het zo is dat we mensen blijer maken door ze iets te schenken dat ze graag willen (maar niet voor zichzelf durven te kopen), dan door ze geld te geven, dan is dat misschien ook wel van toepassing op de staat.

Steun consumenten, niet producenten

In het Adam Smith Institute essay pleit de auteur voor het vervangen van rechtstreekse subsidies aan cultuurproducenten door een systeem van vouchers of cultuurbons: het totale bedrag aan subsidie wordt verdeeld over alle burgers in het Verenigd Koninkrijk, die dan elk ieder jaar zo’n €13,5 naar eigen goeddunken aan cultuur zou kunnen besteden. Dit is zeker een stap in de goede richting: de consument kan zijn voorkeur te kennen geven, en de cultuurproducenten kunnen hun aanbod daarop afstemmen. Maar dit mechanisme maakt geen onderscheid tussen die burgers die zich een ticket tegen de marktprijs kunnen veroorloven, en diegenen die dat niet kunnen, en subsidieert dus zowel rijk als arm.

Als we ervan uitgaan dat cultuursubsidie vooral dient om wie wel wil, maar niet kan betalen voor cultuur te ondersteunen, dan is het mogelijk nog beter te doen. Bijvoorbeeld door een individueel cultuurpaspoort dat de houder toegang geeft tot cultuurmanifestaties als tentoonstellingen of theatervoorstellingen tegen een gereduceerd of nultarief. De overheid zou dan voor elk bezoek het verschil tussen de marktprijs en de prijs betaald door een paspoorthouder vergoeden aan de betrokken cultuurproducent. Het cultuurpaspoort zou gratis worden gegeven aan mensen met een laag inkomen, maar er is geen reden waarom ook meer welstellende burgers het niet zouden kunnen kopen tegen een redelijke prijs.

Op deze manier zouden twee fundamentele problemen met het huidige cultuursubsidiebeleid worden aangepakt: de steun komt ten goede aan diegenen die hem het meest behoeven, en de consument bepaalt het cultuuraanbod doordat de subsidie zijn voorkeur netjes volgt.

(*Het merendeel van de belastingen die ikzelf betaal komen weliswaar in de Britse schatkist terecht, maar het probleem rond cultuursubsidie stelt zich net zo goed in het Verenigd Koninkrijk.)

LEES OOK
Frederik Polfliet / 10-05-2024

Peter Pomerantsev: ‘Propaganda bestrijd je niet met moralisme’

In zijn nieuwe boek geeft de auteur remedies voor de uitdagingen van autoritaire propaganda.
Oekraïne demonstratie 2 jaar oorlog
Koen Smets / 10-05-2024

De grenzen van transactioneel denken

Het leveren van goederen en diensten is niet beperkt tot een individuele transactie.
gears
Hans van Scharen / 10-05-2024

Film reconstrueert lobbycampagne van tabaksindustrie

De productie biedt inzicht in de politieke liquidatie van Eurocommissaris John Dalli.
tabaksindustrie