Dit is een gastbijdrage. Een Apache-lezer levert met dit stuk een bijdrage aan het maatschappelijk debat. De auteur schrijft in eigen naam en is verantwoordelijk voor de inhoud van de tekst.

Een andere kijk op vrijheid

Koen Smets
Koen Smets
Koen Smets
Koen Smets
Koen Smets

In een vorig stukje werd deze paradox wat nader bekeken: emotionele gehechtheid aan bepaalde specifieke rechten en vrijheden leidt sommigen ertoe deze als superieur (of zelfs als absoluut en onaantastbaar) te beschouwen.

Er is echter een alternatief perspectief dat kan helpen te verklaren hoe het komt dat men soms nogal gemakkelijk iets zo kostbaars als vrijheid opoffert. Vrijheden en rechten kunnen worden bekeken als assets, als een soort van kapitaal dat kan worden besteed in ruil voor iets anders, en dit laat toe een economisch gezichtspunt in te nemen.

Dat vrijheidskapitaal behoort in principe toe aan de samenleving in het algemeen: elke burger kan aanspraak maken op een corpus aan maatschappelijke vrijheden. In de praktijk kunnen bepaalde rechten echter worden geclaimd door specifieke groepen (of zelfs enkelingen), en kunnen ze in conflict komen met elkaar. Lange tijd had iedereen het recht op café of in een restaurant te roken, maar sedert 2007 is dat recht geleidelijk aan afgebouwd. Opeenvolgende maatregelen hebben zo de vrijheid van rokers weggenomen – net zoals een belasting op kapitaal dat kapitaal vermindert. Maar in ruil daarvoor is er een nieuwe vrijheid in de plaats gekomen die tevoren niet bestond: die van niet-rokers om van een rookvrije omgeving te genieten.

Was deze transactie, deze ruil van de ene vrijheid voor de andere, vanuit een vrijheidseconomisch perspectief, zinvol? Dat hangt ervan af welke vrijheid het meeste gewaardeerd wordt: die van de roker of die van de niet-roker. Er bestaat geen objectieve manier om te bepalen welke vrijheid primeert (en er moet eigenlijk ook rekening worden gehouden met het aantal mensen wiens vrijheid vermindert, en wiens vrijheid toeneemt – om Spock in Star Trek II te parafraseren: “The liberty of the many outweighs the liberty of the few”).

needsofthemany
Spock wist het wel: “It’s logical: the needs of the many outweigh… the needs of the few”

Het belangrijkste goed

Voor een liberale democratie is vrijheid misschien wel het allerbelangrijkste goed. Daarom is het belangrijk terdege na te gaan wat in de plaats komt wanneer die vrijheid wordt opgegeven, en af te wegen of het om een goede ruil gaat.

Net als bij financiële transacties is het soms niet de partij die de kosten draagt die ook de baten verkrijgt (wat in de economie een externaliteit wordt genoemd). Wanneer er met vrijheden wordt gehandeld kunnen er netto-verliezers (de rokers die betalen met hun vrijheid) en -winnaars (de niet-rokers wiens vrijheid toeneemt) zijn. Een meer liberale oplossing zou erin bestaan horeca-zaken vrij te laten bepalen of er al dan niet mag worden gerookt (ook al zou er dan een overheidsingreep nodig zijn om een eventueel marktfalen op te lossen, wanneer er onvoldoende rokers- of niet-rokerszaken zouden zijn). Maar ook deze minder liberale oplossing is op zijn minst verdedigbaar, op basis van de schade die roken kan toebrengen aan niet-rokers.

Soms wordt een vrijheid echter ook opgeofferd zonder dat er een betekenisvolle andere vrijheid voor in de plaats komt: het totale corpus aan vrijheden neemt dan af. Wanneer de vrijheid wordt gewaardeerd in overeenstemming met haar belang in een liberale democratie, is de maatschappij in haar geheel dan de netto-verliezer – zelfs als het directe, praktische verlies aan vrijheid slechts door een subgroep van burgers wordt gevoeld. Mocht bijvoorbeeld de wetgever besluiten om het roken van tabak volledig te verbieden, dan verliezen ook de niet-rokers iets kostbaars, ook al lijden zij niet direct onder het verdwijnen van het recht op roken.

Alle vrijheden zijn waardevol, ook diegene waar enkel minderheden aanspraak op maken. Een samenleving die minoritaire vrijheden niet naar waarde schat en willekeurig afschaft, ondergraaft haar eigen fundamenten.

Afwegingen bij een boerkini-verbod

Het boerkini-verbod is inmiddels een beetje een symbool geworden voor wat het betekent een al dan niet liberale democratie te zijn. Wat zijn de vrijheidseconomische afwegingen hierbij? Een deel van de voorstanders verdedigt het verbod vanuit een eervolle overtuiging: zij zijn ervan overtuigd dat een belangrijk deel van de vrouwen die een boerkini zouden dragen dat doen onder druk van hun echtgenoot, vader of broer, of als gevolg van groepsdruk. Zoiets toelaten staat volgens hen gelijk met het goedpraten van die onderdrukking. Anderen voeren aan dat de vrijheid om in een boerkini-vrij zwembad te zwemmen zou worden aangetast wanneer boerkini’s worden toegelaten.

Wanneer een bepaald fenomeen onmiskenbaar en uitsluitend het gevolg is van druk, kan het opgeven van de corresponderende vrijheid te rechtvaardigen zijn. In de boerkini-discussie wordt wel eens het verhaal van Rosa Parks aangehaald, die in 1955 weigerde haar zitplaats op de eerste rij van de ‘coloured’ zitjes af te staan aan een blanke passagier. Dat leidde tot een boycot van de busmaatschappij, en uiteindelijk een jaar later tot het gerechtelijk bevel de raciale segregatie op te heffen. De vrijheid van het transportbedrijf om restricties op te leggen aan haar passagiers werd opgegeven, in ruil daarvoor verkregen talloze mensen de vrijheid te gaan zitten waar ze wilden op de bus.

rosaparks
Niet vergelijkbaar met de boerkini

De vergelijking met het boerkini-verbod loopt echter mank. In het Alabama van 1955 werd de vrijheid van de niet-blanke burgers institutioneel ingeperkt: zij  werden gedwongen achteraan in de bus te gaan zitten. Na de uitspraak van het hooggerechtshof verloor de busmaatschappij een vrijheid en wonnen niet-blanken een vrijheid.

In het België van 2015 wordt moslimvrouwen (en aan alle andere vrouwen) de vrijheid ontzegd een boerkini te dragen. Dat is, vanuit vrijheidseconomisch perspectief een kost. Staat daar een beduidende baat tegenover? Laten we de verschillende gevallen bekijken, in de eerste plaats voor de potentiële boerkinidraagsters:

  1. Een moslimvrouw die er vrij voor kiest een boerkini te dragen, maar die wegens het verbod verplicht wordt een conventioneel badpak te dragen – haar vrijheid wordt ingeperkt, en zij is een netto-verliezer.
  2. Een moslimvrouw die gedwongen wordt door haar omgeving een boerkini te dragen als ze wil gaan zwemmen, en die toegeeft aan die dwang – zij heeft slechts één optie: niet gaan zwemmen; haar vrijheid wordt ingeperkt en ze is dus ook een verliezer.
  3. Een moslimvrouw als #2, maar die niet toegeeft aan de dwang – het boerkiniverbod heeft geen effect en haar vrijheid is onveranderd.

Wat met de omgeving die druk uitoefent op moslimvrouwen 2 en 3? Het verbod op boerkini’s treft hen in geen enkel opzicht: de onderdrukking gaat onverminderd verder (de vrouw mag gewoon niet gaan zwemmen).

Steen des aanstoots

Voorlopig heeft dus niemand baat bij het verbod. Enkel de groep mensen blijft over die nu de vrijheid verwerft in een boerkini-vrij zwembad te kunnen zwemmen – zij zijn als de niet-rokers van eerder in dit stuk. Is deze vrijheid waardevol genoeg om het ontzeggen van een andere vrijheid te rechtvaardigen? Net als in het rokersverhaal is dat een kwestie van wat primeert: de vrijheid van handelen (roken/een boerkini dragen) of de vrijheid van beïnvloeding (effecten van tabaksrook/het zicht van een boerkini).

t-shirt
En zeggen dat er *!**@&#!* zijn die dit willen verbieden...

In het ene geval kunnen legitieme gezondheidsredenen worden aangehaald: de vrijheid om niet verplicht te worden secundaire rook in te ademen overtroeft dus de vrijheid om te genieten van rooktabak. In het andere geval is die redenering veel moeilijker vol te houden. Sommigen vinden een boerkini ongetwijfeld "storend" of "aanstootgevend", anderen vinden hetzelfde van T-shirts met hakenkruisen of vuile woorden, korte rokjes (SFW), of mannen die elkaar zoenen. Hierop rust wel geen direct verbod, maar dankzij een vage wetgeving op de openbare zedenschennis is vervolging zeker mogelijk. Op Mallorca mag u niet met ontbloot bovenlijf of bikini op straat, en het is wellicht evenmin een goed idee dit in België te proberen. Ook bijvoorbeeld schoolreglementen verwijzen graag naar wat aanstoot geeft, en verbieden zaken als piercings, tatoeages en neusparels.

Is de vrijheid van aanstotelijkheid een meer waardevolle vrijheid dan de vrijheid van meningsuiting, kleding of uiting van affectie in het openbaar (ongeacht je seksuele geaardheid)?

Niet in een liberale democratie.

LEES OOK
Tom Cochez / 29-04-2024

2,4 miljoen euro moet sporen wissen van vastgoeddeals tussen N-VA en PS

Luiks pensioenfonds Ogeo Fund vermijdt met de betaling een openbare rechtszaak over Land Invest Group.
Bart De Wever en Stéphane Moreau
Karl van den Broeck / 27-04-2024

Hoelang kan een partij een verrader in haar rangen dulden?

Het net rond Vlaams Belang-parlementslid Filip Dewinter is helemaal gesloten en toch blijft hij op post.
Dewinter en Van Grieken
De Helpdesk / 27-04-2024

'Help, zogenaamde democraten steken mij de loef af!'

Deze week kreeg De Helpdesk een in zijn eer gekrenkte dictator aan de lijn.
De Helpdesk met Bashar al-Assad