Dit is een gastbijdrage. Een Apache-lezer levert met dit stuk een bijdrage aan het maatschappelijk debat. De auteur schrijft in eigen naam en is verantwoordelijk voor de inhoud van de tekst.

Rare jongens, die Britten

Koen Smets
Koen Smets
Koen Smets
Koen Smets
Koen Smets

Zoals typisch in een parlementaire democratie ligt de wetgevende macht in het VK bij een aantal volksvertegenwoordigers (men noemt ze “MP”, wat staat voor ‘member of parliament’), en een regering heeft in principe een meerderheid nodig om haar wetten te laten goedkeuren, en om eventuele vertrouwensstemmingen te overleven.  De 650 MP’s zetelen in het lagerhuis ( “House of Commons”). Maar het Britse systeem verschilt op enkele belangrijke punten van het Belgische.

Verkiezingen vinden altijd op een donderdag plaats – traditioneel de marktdag die de burgers naar de steden en dorpen bracht. Stembureaus zijn, zoals in België, vaak gevestigd in scholen (die dan een dagje vrij krijgen), maar ook in parochiecentra, en hier en daar op meer exotische locaties zoals caravans, pubs, en zelfs woonkamers, en zijn open tussen 7 en 22 uur.

Een meer belangrijk verschil is echter dat MP’s worden verkozen volgens het ‘First-past-the-post’ systeem in 650 kiesdistricten (“constituencies”) van gemiddeld ongeveer 70.000 kiezers, die elk één parlementslid afvaardigen, namelijk die persoon die van alle kandidaten het grootste aantal stemmen achter zijn naam krijgt. Samen met het feit dat er geen stemplicht is, heeft dit gedurende lange tijd een de facto twee-partijenstelsel in stand gehouden. De mate waarin dit werkelijk diep is ingeburgerd kan men zien aan de adversaire plaatsing van de banken in het lagerhuis, en in het feit dat men niet enkel “Her Majesty’s Government”, maar ook “Her Majesty’s Official Opposition” kent.

commons
Lijnrecht tegenover elkaar (Foto:parliament.uk)

Kleinere partijen, waarvan de kiezers verdeeld zijn over vele kiesdistricten, kunnen zo, zelfs met een niet onaanzienlijk nationaal stemmenpercentage, toch eindigen met weinig of geen MP’s. Op dit ogenblik kennen de peilingen de Eurosceptische Ukip ongeveer 11% van de stemmen toe – bij een proportionele verdeling van de zetels in het lagerhuis zou dat dus ruim 65 zetels betekenen. In de praktijk kunnen ze echter slechts op 2 à 3 verkozenen rekenen. Partijen die regionaal sterk staan profiteren daarentegen van dit systeem. De aanhang van de Liberal Democrats situeert zich vooral in het zuidwesten van het land, en met 14% van het nationale stemmenaantal behaalden ze in 2010 57 zetels. En dat is nog klein bier vergeleken bij de Schotse nationalistische SNP, die met slechts 4% van de stemmen volgens de gerenommeerde voorspellingssite Fivethirtyeight op dit moment op 47 zetels zouden kunnen rekenen.

De verkiezingsuitslag wordt dus bepaald door (al dan niet) veranderingen in de winnaar in elk kiesdistrict – vooral de zogenaamde marginal seats, waarin de zittende MP een relatief kleine meerderheid heeft (soms nauwelijks enkele tientallen). In 2010 hadden 6 MPs een meerderheid van minder dan 100 stemmen, 23 hadden minder dan 500 stemmen op overschot.

Psefologen in het VK gebruiken de term ‘swing’ om de verschuiving van het aantal stemmen voor de ene partij naar de andere te beschrijven, en de BBC gebruikt al sedert jaar en dag een ‘swingometer’ waarmee opgewonden presentatoren tijdens de verkiezingsnacht die verschuivingen illustreren. De safe seats, waarbij de huidige meerderheidspartij gebeiteld zit, spelen in werkelijkheid niet echt mee.

swingometer
De eerste swingometer (Foto: screenshot BBC)

Procentueel bekeken is er in 147 van de 650 districten een swing van minder dan 5% nodig om een andere partij te laten winnen. Dat zwengelt natuurlijk de neiging aan tot tactisch stemmen in die marginale districten: men stemt om een bepaalde kandidaat de overwinning te ontzeggen, eerder dan om de voorkeurkandidaat te helpen winnen (vooral als die toch geen kans maakt).

Niet democratisch

Het FPTP-systeem vertaalt de wil van de kiezer dus wel op een heel andere manier dan waarop dat bijvoorbeeld gebeurt in België. Vooral het gebrek aan proportionaliteit is voor sommigen een reden om het democratische karakter van FPTP te betwijfelen.

Nochtans is er geen enkele a priori reden om nationale evenredigheid als alleenzaligmakend te beschouwen. Het Britse systeem is sterk verankerd in de idee van lokale vertegenwoordiging: Britten hebben het over “my MP” – er is inderdaad één enkele persoon die elke inwoner van het district vertegenwoordigt. MP’s gedragen zich daar doorgaans ook naar: de meesten nemen de belangen van hun constituents degelijk ter harte, ongeacht of ze hun politieke overtuiging delen. Het belang dat men hecht aan deze directe band tussen burger en volksvertegenwoordiging is wellicht de reden waarom in een referendum in 2011 het voorstel om naar een meer proportioneel systeem over te stappen door twee derden van de kiezers werd verworpen.

Men stemt, veel meer dan in lijstsystemen zoals in België, voor een kandidaat eerder dan voor een partij (het concept van een lijststem bestaat niet). Dat betekent dat ook onafhankelijke kandidaten een kans maken (al gebeurt dat niet zo vaak, er zijn toch enkele memorabele gevallen, zoals dat waarin ex-journalist Martin Bell de van corruptie verdachte conservatief Neil Hamilton versloeg in 1997). Ook dit is een belangrijke vorm van democratische interventie.

Als expat viel me ook op hoe de homogene regeringen, waar het FPTP-systeem traditioneel toe leidde, een meer coherent beleid kunnen voeren: er moet immers geen mengelmoes worden gemaakt van de programmapunten van de coalitiepartners. De kiezer weet dus ook wat er te gebeuren staat. Dat is natuurlijk vervelend wanneer de "verkeerde" partij aan de macht komt, maar het is lang niet zeker dat een regeringsprogramma dat noodgedwongen slechts een matig afkooksel is van de sterkste punten van de deelnemende partijen tot een meer effectief beleid leidt. (Hier hoeft niet echt een tekeningetje bij.)

Tenslotte is het systeem een dam tegen de opkomst van extremistische partijen. Extreemrechts is er, in tegenstelling tot elders in Europa, nooit in geslaagd door te breken: de BNP heeft geen schijn van kans bij parlementaire verkiezingen, ondanks het feit dat ze meer dan een half miljoen stemmen haalden in 2010.

Isn't it ironic?

En toch. Het stelsel dat het VK decennialang een stabiele regering heeft opgeleverd, dreigt het voor een tweede keer op rij te laten afweten. De Financial Times heeft het over de “meest onvoorspelbare verkiezing sinds mensenheugnis”. Het inherente nadeel van ‘winner-takes-all’ verkiezingen is de keerzijde van de stabiliteit en daadkracht: er is geen temperende invloed van de coalitiepartner(s). En dat kan leiden tot slechte wetten en hoogmoed (één commentator merkt op dat Margaret Thatcher, na drie verkiezingsoverwinningen, meer Maoist dan Tory was geworden). Betekent dit de ondergang van FPTP?

Eén van de factoren is de opkomst van kleinere, regionaal gestructureerde partijen die zetels afsnoepen van de twee traditionele grote partijen. Maar dat is eigenlijk niet zo nieuw: in 2005 behaalden de Libdems 62 zetels, 5 meer dan in 2010 toen ze nodig waren om een coalitie te vormen. Die ommekeer begon in 1997. Toen na 18 jaar Tory regeringen Labour won met een landslide (ze gingen van 271 zetels naar 419) viel het weinigen op dat het aantal zetels dat naar de ‘anderen’ ging óók bijna verdubbelde, van 30 à 40 naar 75. Dat is sedertdien bij elke verkiezing blijven toenemen, en nu zouden Tories en Labour samen nauwelijks 550 zetels halen.

De doorslaggevende factor is echter het feit dat het verschil tussen de twee grote partijen nu veel kleiner is dan vroeger. Zelfs in 1992 haalde John Major, na Thatcher’s aftreden in tranen in de naweeën van het poll-tax-debacle, 336 zetels tegenover Kinnocks 271 – 65 meer. De peilingen suggereren voor volgende week een verschil van hooguit een tiental zetels.

Dat maakt de politieke uitdaging voor het VK bijzonder groot: de Conservatieven zullen naar alle waarschijnlijkheid nog steeds de grootste partij zijn, maar de voorspelde halvering van het aantal zetels voor de Libdems sluit een voortzetting van de huidige coalitie zo goed als uit. Het is bovendien twijfelachtig dat een eventuele Conservatieve minderheidsregering voldoende steun aan de rechterkant zou kunnen (of willen – het is moeilijk te zien hoe ze een deal kunnen sluiten met Ukip) bijeen brengen om ze leefbaar te maken.

En het is niet echt gemakkelijker voor Labour. Ook een coalitie met de SNP (die Labourleider Ed Miliband tijdens zijn campagne sowieso blijft afwijzen) zou geen meerderheid opleveren. Een anti-Tory minderheidsregering is, volgens een fascinerende rekenkundige analyse het meest waarschijnlijk – of liever het minst onwaarschijnlijk.

Isn’t it ironic, zong Alanis Morissette in 1996, net voor de verkiezingen waarin de Libdems als eerste regionale partij hun aantal zetels ruim zagen verdubbelen. Het liedje zou het kenwijsje kunnen zijn voor de verkiezingsprogramma’s. Is het immers niet ironisch dat, net wanneer het vooruitzicht op een Brexit groter is dan ooit in de laatste 20 jaar, de Britse politiek steeds meer gaat lijken op die in de rest van Europa, waar coalities de regel zijn?

LEES OOK
Karl van den Broeck / 27-04-2024

Hoe lang kan een partij een verrader in haar rangen dulden?

Het net rond Vlaams Belang-parlementslid Filip Dewinter is helemaal gesloten en toch blijft hij op post.
Dewinter en Van Grieken
De Helpdesk / 27-04-2024

'Help, zogenaamde democraten steken mij de loef af!'

Deze week kreeg De Helpdesk een in zijn eer gekrenkte dictator aan de lijn.
De Helpdesk met Bashar al-Assad
Koen Smets / 26-04-2024

Snel denken, verkeerd denken

Snel denken is een adaptieve eigenschap die ons goed van pas komt.
marathon