Dit is een gastbijdrage. Een Apache-lezer levert met dit stuk een bijdrage aan het maatschappelijk debat. De auteur schrijft in eigen naam en is verantwoordelijk voor de inhoud van de tekst.

Indexering: de houdbaarheidsdatum voorbij

Koen Smets
Koen Smets
Koen Smets
Koen Smets
Koen Smets

Een meer moderne prijsindex is de Big Mac index, die bijna 30 jaar geleden door The Economist werd gebruikt om de over- of onderwaardering van munten ten opzichte van de Amerikaanse dollar te bepalen. De idee sloeg aan, en de index (die inmiddels het onderwerp is geweest van een twintigtal academische studies en in verschillende tekstboeken met alle ernst wordt bedacht) is vandaag bijna zo populair als de hamburger waarop hij is gebaseerd. En mocht u dit een wat frivole index vinden, wat dacht u van Hemline index, volgens dewelke de lengte van de rokken op en neer gaat met de aandelenkoersen, of de Men’s Underwear index (een favoriet van niemand minder dan voormalige Federal Reserve-baas Alan Greenspan), waarvan de stijging het einde van een recessie zou aankondigen?

Fleetwood Mac
Fleetwood Mac – foto’s: wikimedia

De meest bekende index is natuurlijk die van de consumptieprijzen (de CPI), die in België de leidraad vormt voor het bepalen van o.m. lonen, vervangingsinkomens, pensioenen en huurprijzen. Loonindexering kan een instrument zijn om inflatie onder controle te brengen (al zijn de meningen onder economen daarover verdeeld), maar het is vooral een middel om de koopkracht van werknemers te vrijwaren, wat vakbonden tot voorstanders maakt van automatische koppeling van de lonen aan de index (zolang hij niet daalt).

Helaas wordt de eenvoud van het indexeringsmechanisme ondermijnd door verschillende nadelen, zowel bij de meting en de berekening, als bij het hanteren ervan in loon- en prijzenbeleid.

De index suggereert dat er zoiets bestaat als het prijsniveau, maar in de praktijk evolueren de prijzen van goederen en diensten natuurlijk niet unisono. Men gebruikt dus een zogenaamde korf van goederen en diensten (traditioneel getuigen genoemd) die representatief zou zijn voor de aankopen van een gemiddeld huishouden. Maar die kan slechts een ruwe benadering zijn: het werkelijke effect van prijsevoluties kan sterk uiteenlopen naargelang de samenstelling van het huishouden en de voorkeuren ervan, de plaats waar ze wonen, en zo meer. De BBC heeft al een tijdje een calculator waarmee men zijn persoonlijke inflatie kan berekenen, aan de hand van een model van Michael McMahon, een econoom aan de universiteit van Warwick. Voor een familie van 4 personen met twee kinderen onder de 18, wonend in het noorden van Engeland, met een totaal inkomen van £50.000 per jaar, kan dat oplopen tot 1,6% – meer  dan vijf keer zo hoog als het officiële inflatiecijfer van 0,3%.

Een tweede nadeel duikt op bij het berekenen zelf van de index. Een eenvoudig voorbeeld: stel dat we een korf hebben van slechts twee producten, die elk 50% van de uitgaven van een gemiddeld gezin vertegenwoordigen: brood (€2,50) en melk (€1/liter). Aan het eind van het jaar kost het brood nog slechts €2 (het is dus 20% goedkoper geworden), maar is de melk 25% duurder geworden (€1,25/liter). De inflatie is het gemiddelde van de twee prijsevoluties:  (-20% + 25%)/2 = 2,5%. Het volgende jaar stijgen de graanprijzen waardoor het brood aan het eind van het tweede jaar €2,50 kost (een toename van 25%), maar de melkprijzen zijn intussen wel gedaald, waardoor een liter nog slechts €1 kost (een vermindering van 20%). De inflatie in dit jaar is dus (25% – 20%)/2 = 2,5%.

rareinflatie
De truuk met de inflatie

 

De totale inflatie over twee jaar is dus 5,06% - ondanks het feit dat de prijs van zowel brood als melk onveranderd zijn ten opzichte van het begintijdstip. In de praktijk stijgen prijzen niet uniform, maar schommelen ze op en neer, en als gevolg daarvan overschat het inflatiecijfer dus typisch de werkelijke prijsstijgingen.

Ook in de toepassing stelt automatische loonindexering problemen. In periodes met een zekere inflatie laat de geldillusie – het feit dat mensen eerder in nominale termen dan in reële termen over geld denken – toe om een flexibel loonbeleid te voeren. Een nominale salarisverhoging van 1% bij een inflatie van 2% zal meer aanvaardbaar lijken dan een weddevermindering van 1% bij 0% inflatie. Dit is één van de redenen waarom nationale banken doorgaans niet naar nul-inflatie streven, maar typisch een inflatiedoelstelling hebben van 2%.

Wanneer echter de lonen automatisch worden geïndexeerd, dan bestaat die flexibiliteit niet: ongeacht de productiviteit en de concurrentiepositie moet een werkgever zijn werknemers minimaal een loonsverhoging toekennen gelijk aan de inflatie. De consequenties daarvan zullen vooral, en in de eerste plaats, worden gevoeld door de minst productieve werknemers – die met de laagste lonen.

Verschillende Europese landen hebben tussen 1982 en 1992 de automatische loonindexering afgeschaft, en slechts vier EU-landen (België, Cyprus, Malta en Luxemburg)  handhaven het vandaag nog. Dit is volgens sommigen één van de redenen waarom de loonkloof tussen België en zijn buurlanden is gegroeid.

inflatieprofiel
Meer dan één inflatie (Bron: Office of National Statistics)

Tenslotte is het gebruik van de index om de koopkracht te bewaren ook aan de werknemerskant loonidexering ook weinig billijk. Minder begoede besteden een groter deel van hun (lage) inkomen aan basisproducten als voeding, energie en transport, waarvan de prijs vaak sneller stijgt dan die van duurdere luxegoederen.  De figuur hierboven toont hoe, in het Verenigd Koninkrijk, de werkelijke inflatie werd ervaren over de laatste 12 jaar naargelang de inkomensdeciel. Men ziet hoe de armste 10% aan het kortste eind trokken: zij zagen hun uitgaven gemiddeld elk jaar stijgen met 3,7% – 50% sneller dan de rijkste 10%, voor wie de reële inflatie slechts 2,3% was.

Indexering zorgt dus voor een perverse herverdeling van arm naar rijk: als alle lonen over die periode volgens de CPI zijn toegenomen, dan is de koopkracht van de bovenste deciel toegenomen met 3,45%, terwijl die van de onderste deciel is afgenomen met 13,65%.

koopkracht
De index creëert winnaars en verliezers

De index is dus een weinig accurate maat voor de levensduurte zoals ze wordt ervaren door de verschillende huishoudens, hij overschat systematisch de werkelijke prijsstijgingen. Het gebruik van automatische indexering van lonen beperkt de vrijheid van onderhandelen, wat het zwaarste weegt op de laagste inkomens, en wakkert ongelijkheid aan doordat vooral de koopkracht van de hogere weddes beschermd wordt, ten koste van de lagere lonen.

In het licht hiervan lijkt de aanhoudende discussie rond de indexsprong wat naast de kwestie. Vooral de vraag naar een indexsprong voor de huurprijzen getuigt van een wat gebrekkig inzicht in de achtergronden voor die sprong en de consequenties ervan. Het overslaan van een indexgestuurde verhoging van de lonen gaat onvermijdelijk gepaard met een deuk in de koopkracht. Als men daarbij de lagere lonen wil sparen is een indexsprong voor huurprijzen geen goede methode. Prijscontroles (zoals een indexsprong) hebben een negatief effect op de economie: de illusie van lagere prijzen gaat onvermijdelijk gepaard met een kwantitatieve en kwalitatieve afname van het aanbod. Wanneer verhuurders de stijging van de kosten niet kunnen doorrekenen aan de huurder zullen er minder woningen te huur worden aangeboden (een huurwoning die onvoldoende rendeert wordt verkocht), of zal men besparen op onderhoud en herstelling.

De beleidsmakers – regering en sociale partners – hebben een keuze: een anachronistisch, duur en inefficiënt  systeem in het leven houden, of het eindelijk een welverdiend pensioen te gunnen. In de plaats daarvan kan men beslissen, zowel voor het loonbeleid als voor het woonbeleid, alternatieven in te voeren die minder zwaar wegen op de economische activiteit, én die billijker zijn voor de laagste inkomens. Zullen zij bereid zijn hiervoor het gemor van de grootste begunstigden van het systeem – de middenklasse – naast zich neer te leggen?

Time will tell.

LEES OOK
Koen Smets / 26-04-2024

Snel denken, verkeerd denken

Snel denken is een adaptieve eigenschap die ons goed van pas komt.
marathon
Daan Van Cauwenberge / 26-04-2024

Racistische uitspraken van studentenkandidaten geen beletsel voor UGent

Verkiezingscommissie van Gentse universiteit wuift bezwaar van vijftig studenten weg.
universiteit Gent
Thibault Coigniez / 25-04-2024

Woonzorgcentra zoeken noodgedwongen heil bij dure uitzendkrachten

'Morgen verschijnt er weer een ander gezicht voor hetzelfde werk.'
Een persoon wandelt met een rollator door de gang van een woonzorgcentrum.