Dit is een gastbijdrage. Een Apache-lezer levert met dit stuk een bijdrage aan het maatschappelijk debat. De auteur schrijft in eigen naam en is verantwoordelijk voor de inhoud van de tekst.

Iedereen veralgemeent te veel

Koen Smets
lego figurines
Als we het statistisch helemaal bij het rechte eind hebben, is het dan gerechtvaardigd te veralgemenen? (© Koen Smets)

Een van onze superkrachten is dat we veronderstellingen kunnen maken over iets of iemand die we nog nooit eerder zijn tegengekomen. Op basis van waargenomen of gekende kenmerken verwachten we dat andere kenmerken ook aanwezig zullen zijn.

We vullen eigenlijk bijna letterlijk de gaten op door te generaliseren dat twee verschillende eigenschappen samen voorkomen: als we X zien, en we hebben X eerder gezien in combinatie met Y, dan zal Y er ook zijn. We passen dit echter niet alleen toe wanneer het correct is. En soms kunnen we, zelfs als de veralgemening gerechtvaardigd is, in de problemen komen.

Generaliseren maakt gemakkelijk

Ons brein is een krachtig instrument, maar het heeft zijn grenzen. Als het de constante stroom van signalen alleen al van onze ogen (elk oog heeft het equivalent van 130 megapixels) zou moeten interpreteren, zou het waarschijnlijk al gauw oververhit raken. In plaats daarvan ‘raadt’ het wat onze ogen zouden kunnen zien (en dat is bijna altijd vrijwel hetzelfde als wat we een paar honderdsten van een seconde eerder zagen) en houdt het zich alleen bezig met wat daar niet mee overeenstemt. 

Iets soortgelijks lijkt ook plaats te vinden op een veel hoger cognitief niveau. Als we een huis zien dat we nog nooit eerder hebben gezien, gaan we ervan uit dat het bestaat uit kamers met vloeren, muren, plafonds, deuren en ramen. Als het meerdere verdiepingen heeft, zullen er trappen zijn die ze verbinden, er zullen zitkamers zijn, slaapkamers, een keuken, een badkamer, enzovoort. We hebben het huis nog nooit gezien, maar toch 'weten' we dit allemaal. We veralgemenen op basis van de huizen die we eerder hebben gezien.

Natuurlijk maken we daarbij aannames die misschien niet waar zijn. Mogelijk staat het 'huis' dat we zien wel op een filmset - zonder kamers of muren achter de gevel. Misschien werd het omgebouwd tot een kantoor, een muziekstudio, een restaurant of een minibioscoop, en mankeert het een of meer van de kenmerken die we hadden verwacht, omdat we ervan uitgingen dat het een woonhuis was. Maar meestal kloppen onze veronderstellingen.

We doen dit voor bijna letterlijk alles wat we tegenkomen: we zien een boek en we denken er niet eens over na dat de voorkant ergens anders kan zijn dan waar we die altijd hebben geweten, en we gaan ervan uit dat het stuurwiel van een auto aan de kant zit waar die altijd zat in elke auto waar we ooit in hebben gezeten. Zulke veralgemeningen maken ons leven veel gemakkelijker dan wanneer we elk facet van elk object dat we tegenkomen zouden moeten inspecteren.

Zelfs als we af en toe een boek tegenkomen in een taal die van rechts naar links wordt geschreven, of als we naar een land reizen waar chauffeurs aan de andere kant zitten, blijven onze generalisaties grotendeels overeind.

En als de uitzonderingen vaker blijken voor te komen, passen we onze veralgemeningen gewoon aan: in plaats van te 'weten' dat een 'boek' van rechts naar links opengaat, gaan we er nu van uit dat een 'boek in een Latijns alfabet' van rechts naar links opengaat, en dat een 'auto op het Europese continent' het stuur aan de linkerkant heeft. We generaliseren veel, en over het algemeen hebben we het vrijwel altijd bij het rechte eind – voor objecten toch.

Maar we doen het ook voor mensen. Stel je voor dat we tegen een vriendin zeggen dat we een hardnekkig probleem hebben met maagzuur, en zij raadt ons een therapeut aan die een collega van haar met soortgelijke maagproblemen heeft behandeld, tot diens grote tevredenheid. We googelen deze arts en ontdekken dat hij een kinesioloog is.

Toegepaste kinesiologie is een pseudowetenschappelijke alternatieve geneeswijze waarmee men volgens de aanhangers kan vaststellen welke voedingsstoffen of andere substanties op de een of andere manier uit evenwicht zijn in het lichaam, door de spierreactie van de patiënt te testen terwijl die een flesje gevuld met de stof in kwestie vasthoudt.

Als we, zonder werkelijk het advies van deze arts in te winnen, zouden concluderen dat de raad van iemand die zich met dit soort pseudowetenschap bezighoudt hoogstwaarschijnlijk onbetrouwbaar is, zou die veralgemening zeer goed verdedigbaar zijn.

Anderzijds, als we iemand horen spreken in onze taal, die heel wat woorden verkeerd uitspreekt en talloze grammaticale fouten maakt, kan het generaliseren van die middelmatige taalvaardigheid naar een algemeen beperkt intellect problematischer zijn. De persoon in kwestie zou wel eens een hoog aangeschreven universiteitsprofessor uit een ver land kunnen zijn, wiens taal wij helemaal niet beheersen, en die weinig praktijk heeft gehad in het spreken van de onze. 

Veralgemeend verkeerd 

We moeten dus een beetje voorzichtig zijn met onze generalisatiereflex. Het vermijden van veelvoorkomende valkuilen – en daar zijn wel enkele van – is beslist een goed begin. Het eerste probleem is dat we soms overgeneraliseren: we gaan ervan uit dat de correlatie tussen één eigenschap en een andere absoluut en onvoorwaardelijk is. Als X er is, is Y er ook altijd.

De hele Engelse keuken bestaat uit overgekookte groenten en taai en smakeloos vlees, alle BMW-bestuurders zijn onbekwaam in het bedienen van de richtingaanwijzers van hun auto, en alle boekhouders zijn saaie pieten. Het tegengif is stoppen met uit gewoonte in absoluutheden te denken, en in plaats daarvan – zoals Annie Duke suggereert in de titel van haar uitstekende boek Thinking in Bets – te denken in waarschijnlijkheden.

Het kan best zijn dat veel traditionele Engelse gerechten een beetje flauw en ongeraffineerd zijn, maar deze lijst bevat er een paar die, goed bereid, een waar genot zijn. En natuurlijk zijn er bedachtzame BMW-rijders en zeer interessante boekhouders.

two wheels
Alle auto’s hebben één stuurwiel… of toch bijna alle auto’s. (Oldbug.com)
jolly accountant
Beslist geen saaie piet, deze boekhouder! (DALL·E)

Een tweede fout die we kunnen maken, staat bekend als overhaaste generalisatie. Stel dat we een weekendje doorbrengen in een Centraal-Europese hoofdstad, en tijdens onze eerste nacht wordt er iemand doodgestoken recht tegenover ons hotel. Hoe groot is de kans – tenzij zo’n voorval relatief vaak voorkomt? Dit moet toch wel betekenen dat we hier in een erg gevaarlijke stad zijn.

De rest van ons verblijf zijn we voortdurend op onze hoede, kijken we almaar over onze schouder naar verdacht uitziende personen en zorgen we ervoor dat we ruim voor het donker veilig terug zijn in onze kamer. Thuisgekomen beloven we plechtig er nooit meer heen te gaan, adviseren we al onze vrienden een andere bestemming te kiezen.

Deze onbetrouwbare conclusie is het resultaat van twee effecten: het negeren van de prevalentie (we weten niet hoe vaak er in deze stad messteken worden gepleegd) en het prominentie-effect (de neiging om vooral oog te hebben voor wat opvalt of schokkend is, en te negeren wat dat niet is).

We kunnen ook onjuiste generalisaties maken omdat we onze waarschijnlijkheden door elkaar halen. Stel je een beveiligingsbeambte voor op een Europese luchthaven die gelooft dat de kans dat iemand die eruitziet als een Arabier een terrorist is hetzelfde is als de kans dat een terrorist een Arabisch uiterlijk heeft, en daarom systematisch mensen met een Arabisch uiterlijk eruit pikt voor een grondige controle.

In 2015 (het jaar van de aanslagen in Parijs) waren er 211 terroristische aanslagen in Europa, waarvan 17 jihadistische, verantwoordelijk voor 150 van de 151 terroristische dodelijke slachtoffers en 250 van de 360 gewonden. Er zijn ook meer dan 400 miljoen Arabieren in de wereld, van wie de overgrote meerderheid in de verste verte niet betrokken is bij terrorisme. De kans dat een bepaalde terrorist een Arabier is, is groot, terwijl de kans dat een bepaalde Arabier een terrorist is, bijzonder klein is, en wat belangrijker is in de praktijk niet echt groter dan de kans dat een niet-Arabier er een is.

En als we het statistisch helemaal bij het rechte eind hebben, is het dan gerechtvaardigd te veralgemenen? Die vraag dook laatst op in een poll op Twitter. De vraag luidde als volgt. Stel dat van alle mensen die een bepaalde bewering X onderschrijven, 95% ook bewering Y onderschrijft. Als Alice een van de 5% aanhangers van X is die Y niet onderschrijft, zou ze dan terecht beledigd zijn als Bob zou aannemen dat ze Y wel onderschrijft?

Het is niet echt onredelijk voor Bob om die aanname te maken: de kans dat een willekeurige voorstander van X ook Y onderschrijft, is immers 95%. Maar omdat haar tegengestelde standpunt over Y haar een relatieve zeldzaamheid maakt onder de voorstanders van X, is de kans groot dat dit standpunt over Y erg belangrijk is voor haar, en over zoiets verkeerd beoordeeld worden kan hoogst irritant zijn. 

Dus ja, hoewel ik denk dat Bob gerechtvaardigd is in zijn generalisatie, in de veronderstelling dat Alice X steunt, zou zij ook met recht en rede boos zijn over de onjuiste veronderstelling van Bob. Hoe meer we een bepaalde eigenschap als een belangrijk onderdeel van onze identiteit beschouwen, hoe waarschijnlijker het is dat we ons gebelgd voelen als iemand het tegenovergestelde veronderstelt. Of ben ik nu aan het overgeneraliseren?

LEES OOK
Koen Smets / 06-10-2023

Verdomde leugens en feiten

Conclusies en beslissingen die gestaafd worden door de feiten zijn niet altijd zo solide als we denken.
facts