Een cultuuromslag voor de klimaattransitie

Frank Olbrechts
Kleurrijke muurschildering op de zijmuur van de Vooruit in Gent, waar cultuurhuis VIERNULVIER gevestigd is.
Welke rol willen en kunnen cultuurhuizen en kunstenaars spelen in de klimaattransitie? (© Michiel Devijver (VIERNULVIER) )

Pieter Delafortrie verontschuldigt zich voor de weinig prikkelende setting waarin hij Apache ontvangt. Door verbouwingen in cultuurhuis Kaaitheater ruilde Pulse Transitienetwerk tijdelijk zijn vaste plek in voor een kantoorruimte in het Ellipsgebouw in de Brusselse Noordwijk, waar een groot deel van de Vlaamse administratie gehuisvest is.

Even later praat de coördinator van Pulse vol vuur over de innovatieve kracht waarmee de brede cultuursector de klimaatuitdagingen aangaat. Pulse, waar Delafortrie in 2018 aan de slag ging, houdt als netwerkorganisatie voor de Vlaamse beleidsdomeinen Cultuur, Jeugd en Media de vinger aan de pols bij de transitie naar een duurzame samenleving.

Pieter Delafortrie (Pulse Transitienetwerk): 'De toekomst zal zo ontwrichtend zijn dat ook de cultuursector niet langer met beleidsplannen als die van vandaag zal kunnen werken'

De afgelopen maanden werkte Pulse aan een memorandum voor het Vlaamse beleid. In een van de vier aanbevelingen krijgt Cultuur, samen met Jeugd en Media, de rol om “als verbinder en verbeelder een nog bredere maatschappelijke rol te spelen” in de omslag die onze samenleving moet maken. In de begeleidende brief wendt Pulse zich tot een toekomstige minister van Transitie, wiens beleid duurzaamheid over de beleidsdomeinen heen voor ogen heeft.

Dat de komende Vlaamse Regering zo’n overkoepelende ministerpost telt, is volgens Pulse “van primordiaal belang”. Of dat wishful thinking is, zal blijken als na de verkiezingen van 9 juni 2024 een nieuwe Vlaamse Regering wordt gevormd.

Johan Penson begeleidde het proces dat uitmondde in de nota. Eerder nam hij dezelfde rol op bij verschillende transitieprocessen in de brede sector van de kunsten. Hij vertelt dat Pulse van onderuit ontstond ten tijde van de regering Peeters-II (2009-2014) waarin Joke Schauvliege (CD&V) minister van Leefmilieu, Natuur én Cultuur was.

“Net om die beleidsdomeinen aan elkaar te koppelen stapten we naar haar en pleitten ervoor om in onze sector een transitienetwerk op te richten”, zegt Penson. Daarvoor kwam in 2013 financiële steun van de Vlaamse overheid.

In diezelfde periode waren heel wat kunstenorganisaties al doordrongen van de urgentie van klimaatproblematiek en ecologische destructie, al was de catastrofale impact ervan wereldwijd nog minder gedocumenteerd dan vandaag.

Nikol Wellens volgt voor Kunstenpunt het thema al jarenlang op en deed dat voor de fusie in 2015 voor het Vlaams Theater Instituut (VTi). Wellens verwijst naar een klimaatconferentie, die VTi en Kaaitheater samen in het najaar van 2008 organiseerden, waar de problematiek op de voorgrond kwam. De VTi-publicatie Courant #87 die eraan voorafging, droeg de veelzeggende titel Een veranderend klimaat, de ecologische voetafdruk van de podiumkunsten.

“Dat gebeurde in de nasleep van Davis Guggenheims documentaire An Inconvenient Truth (2006) die voor velen - ook voor mij - een wake-up call was”, zegt Wellens. Inmiddels zijn de catastrofale gevolgen van de opwarming van de temperatuur op aarde en het biodiversiteitsverlies in het Antropoceen meer dan ooit duidelijk.

“Elke enigszins geïnformeerde burger beseft: business as usual is suïcidaal. Willen we de kans op een bewoonbare aarde veiligstellen, dan moet het roer fundamenteel om”, schreef Sébastien Hendrickx in 2021 in kunsttijdschrift De Witte Raaf.

Hij neemt het doemdenken op de korrel dat “in zijn meest decadente gedaante leidt tot een sublieme esthetisering van de apocalyps”. Hendrickx is kunstenaar, dramaturg, essayist en docent aan de Gentse kunsthogeschool KASK, en sloot zich in 2019 als activist aan bij de klimaatactivistische beweging Extinction Rebellion.

Ook volgens Delafortrie van Pulse kunnen apocalyptische toekomstvisioenen verlammend werken, net nu de waaier aan ecologische uitdagingen enorm breed is. “Beleidsmakers doen echter verder alsof er niks aan de hand is. Dat komt omdat we nog gevangen zitten in het oude maatschappijmodel waarop haast heel het beleid gebaseerd is. De toekomst zal echter zo ontwrichtend zijn dat ook de cultuursector niet langer met beleidsplannen als die van vandaag zal kunnen werken."

Tekortschietende overheid

Voor de levensnoodzakelijke transitie liggen de beleidssleutels volgens Penson op Vlaams niveau. Al doet die Vlaamse overheid vooralsnog te weinig voor de transitie volgens Delafortrie. “Terwijl voor Europese cultuursubsidies duurzaamheid als parameter veel duidelijker aanwezig is.”

Dat het Vlaamse cultuurbeleid op dat vlak tekortschiet, stelde Nikol Wellens vast in een analyse van de Strategische Visienota Kunsten, waarin cultuurminister Jan Jambon (N-VA) in 2020 het beleidskader voor de kunsten vastlegde. Ze merkt op dat signaalwoorden als klimaat, energie of transitie niet in de tekst voorkomen. Aan Apache zegt Wellens dat Jambon weliswaar vaak de term duurzaam(heid) gebruikt, maar dan in de betekenis van continuïteit, niet van klimaatrechtvaardigheid.

Pulse pleit voor een Vlaamse minister van Transitie als uithangbord van een aanpak die de aparte beleidsdomeinen overschrijdt

Penson legt uit dat Jambon in zijn cultuurbeleid vooral inzet op infrastructuur. Voor de aanpak van cultuurgebouwen, moeten indieners van dossiers een wel heel hoge drempel over. “Grote cultuurhuizen met kennis aan boord kunnen daarop intekenen. Bij kleine organisaties ontbreekt doorgaans de expertise, waardoor ze uit de boot vallen”, zegt Penson.

Delafortrie vindt dat de Vlaamse overheid te weinig creativiteit en verbeelding omarmt. Al ziet hij wel eerste aanzetten. "Het departement Omgeving beseft dat het mensen en bedrijven niet langer in het klimaatverhaal meekrijgt."

"Daarom organiseerde het onlangs een inspiratiefestival met netwerken als The Shift (bedrijven), Bond Beter Leefmilieu (milieu- en natuurorganisaties) en Reset.Vlaanderen (vakbonden en ruimer middenveld), waar ook Pulse aan meewerkte. Op dat evenement bleek dat onze sectoren Cultuur, Jeugd en Media met hun voorbeelden van vernieuwende goede praktijken bijzonder inspirerend zijn.”

Niet voor niets is de eerste aanbeveling in het memorandum van Pulse een pleidooi voor een Vlaamse aanpak die de aparte domeinen overschrijdt, waarvan de minister van Transitie het uithangbord moet worden.

Penson vindt dat duurzaamheid net zoals het domein Begroting over alle bevoegdheden heen moet reiken, waarbij een overkoepelend budget inzetbaar is voor duurzaamheidsadvies en -initiatieven. “Voor bijvoorbeeld energiebeleid in de cultuursector moeten we het technische aspect van dossiers en de uitwerking ervan wegnemen bij de cultuurwerkers en toevertrouwen aan de experten van het Vlaams Energiebedrijf”, zegt Penson.

De Vlaamse overheid beschikt volgens hem niet over een performante procedure om de verduurzaming van gebouwen te financieren. “Als cultuurhuizen investeren in nieuwe technologie, knelt het schoentje bij de subsidiebedragen, die voor de sector te laag zijn. Als de overheid via het Fonds Culturele Infrastructuur voor 60% tussenkomt in bijvoorbeeld een nieuwe HVAC-installatie (een ventilatiesysteem, red.), is dat onvoldoende. Zo’n systeem kost makkelijk 400.000 euro, waardoor een te groot bedrag uit eigen inkomsten zoals horeca moet komen.”

Ook vanuit het oogpunt van de duurzaamheid is het overigens maar de vraag wie noodzakelijke investeringen in culturele infrastructuur moet ophoesten. Is dat de eigenaar of de gebruiker? Uit een onderzoek van Kunstenpunt bleken in de helft van de gevallen overheden eigenaar te zijn van culturele infrastructuur.

1.001 werven

Pulse biedt een rist tools aan, gaande van meetinstrumenten voor CO2-uitstoot tot adviezen voor gedragsverandering en ecologisch verantwoorde keuzes. Een daarvan is de Start to Train!-kaart waarmee Kunstenpunt in 2019 aan artiesten en gezelschappen toonde dat de trein een alternatief kan zijn voor vervuilende vliegreizen naar sommige bestemmingen in Europa.

De bedrijfscultuur rond mobiliteit kende ook in een groot huis als VIERNULVIER een kentering, stelt curator Marieke De Munck vast. “Zelfs naar steden als Berlijn namen programmatoren vroeger het vliegtuig, wat nu ondenkbaar is. Voor het hele artistieke team bestaat nu een maximum van vijf heen- en terugvluchten per jaar.”

Marieke De Munck (VIERNULVIER): 'Zelfs naar steden als Berlijn namen programmatoren vroeger het vliegtuig, wat nu ondenkbaar is'

Internationale uitstraling blijft onlosmakelijk verbonden met de praktijk van veel artiesten, waardoor reizen in veel gevallen onontbeerlijk blijft. “In de jaren 90 werd dat over de danssector gezegd, maar ondertussen geldt dat voor veel meer disciplines. Vlaanderen heeft een klein achterland. Voor artistieke partners en publiek moet je vaak de grens over”, zegt Wellens.

Dat heeft ook met financiën te maken, merkt Penson op. “Grote gezelschappen in Vlaanderen halen 50% van hun inkomsten uit het buitenland. Het is geen optie om die te laten schieten.” Penson vindt dat meer inspanningen nodig zijn om de programmatie van internationale artiesten te bundelen in een zogeheten clusterprogrammering.

“Artiesten uit pakweg Brazilië komen in zo’n stelsel niet langer voor een of twee dagen, maar blijven een langere periode. Met voorstellingen in verschillende steden in België en Nederland, workshops en gastcolleges of praktijklessen in een hogeschool.” Omdat niet iedereen dezelfde rechten heeft op mobiliteit, is de discussie over internationalisering complex. “Misschien moeten wij zelf minder reizen, maar moeten we het mogelijk maken dat andere mensen meer kunnen reizen”, suggereert Wellens.

In dat verband trok een oproep van de Finse Kone Foundation de aandacht van VIERNULVIER-programmator De Munck. Die stichting betaalt artiesten uit westerse landen alleen terug als die met de trein, te voet of per fiets reizen. “Artiesten kunnen aanvinken dat ze uit het Globale Zuiden komen. Alleen hun vliegtuigticket wordt vergoed”, zegt De Munck, die erbij vertelt dat VIERNULVIER nog niet zo ver gaat.

De coronaperiode zorgde in de cultuurwereld voor een versnelde ingebruikname van allerlei platformen en ICT-diensten die op hun beurt voor veel CO2-uitstoot zorgen. Delafortrie merkt op dat Pulse-leden meer dan ooit bezorgd zijn over het feit dat hun digitale activiteiten bijdragen aan fossiele uitstoot.

Wellens ziet voortschrijdend inzicht. “Stoppen met papieren publicaties en alles op een server gooien, blijkt volgens levenscyclusanalyses toch niet zo zaligmakend. Je zou er mogelijk zelfs geen CO2 mee besparen.”

Johan Penson: 'Decorbouwers denken ook na in functie van voorstellingen die de volgende seizoenen op de planning staan'

In een werkgroep rond digitale duurzaamheid besefte De Munck dat er nog heel wat onwetendheid is over onze digitale voetafdruk. Wellens ziet dat over technologie en de leveranciers ervan volop ethische discussies leven. “Kunstenpunt ondersteunde een traject om alternatieve technologieën te zoeken. Maar wie daarvoor kiest, levert een pak gebruiksgemak in. Voor die materie wacht ik in de eerste plaats op een coherent Europees beleid, want als sector blijken we daarin toch heel onmachtig.”

Naast mobiliteit en technologie gingen kunstenorganisaties en producenten uit duurzaamheidsoverwegingen op heel wat vlakken op zoek naar andere praktijken en tools. “Voor een duurzamere omgang met (lichtere) materialen gaven een aantal podiumartiesten het goede voorbeeld”, vertelt De Munck. “Onder andere de kunstenaars Elly Van Eeghem, Stefanie Claes, Menzo Kircz en Benjamin Verdonck ontwikkelden een praktijk waarin zij met rugzak, trein en fiets overal te lande kunnen spelen.”

Penson zegt dat grote decors steeds slimmer worden gebouwd. “De technisch tekenaar kan in zijn ontwerp al voorzien dat het decor in stukken transporteerbaar is. Decorbouwers denken ook na in functie van voorstellingen die de volgende seizoenen op de planning staan.”

Volgens Penson wordt steeds meer gerecycleerd, en voor kostuums gaan ontwerpers naar tweedehandszaken. “Of ze bedienen zich van bestaande kostuums van grote repertoirehuizen. Needcompany gebruikte voor zijn recente voorstelling Billy’s Violence kostuums van coproducent Teatre Nacional de Catalunya uit Barcelona.”

DIY in Diksmuide

Op tal van vlakken leverde de kleine Muziekclub 4AD in Diksmuide pionierswerk. Al van bij de start in 1988 serveren zij uitsluitend vegetarische maaltijden. Coördinator Patrick Smagghe herinnert zich dat een vleesloze keuken destijds niet zozeer met ecologisch bewustzijn werd geassocieerd. “Maar wij legden die link meteen. Om diezelfde reden maakten we van meet af aan ook gebruik van tweedehandsmaterialen.”

Stijn Dangreau (4AD): 'Tapbier wordt geleverd in vaten van 500 liter, zodat er minder transport en vervuiling bij komt kijken. Zonnepanelen liggen hier al sinds jaar en dag op de daken'

De club werkt nog steeds op basis van een DIY-attitude. “Ons motto is niet: ‘Wat we zelf doen, doen we beter’. Wel: ‘Wat we zelf doen, hebben we zelf in handen’. Die mentaliteit kwam van pas om steeds de kaart van de duurzaamheid te trekken”, zegt Smagghe. Stijn Dangreau, die in oktober 2022 startte als communicatiemedewerker bij 4AD, was verrast dat dit beleid op zoveel verschillende domeinen tot uiting komt.

“Tapbier wordt geleverd in grote vaten van 500 liter, zodat er minder transport en vervuiling bij komt kijken. Zonnepanelen liggen hier al sinds jaar en dag op de daken. Maar in onze club zijn we vooral fier dat we na een crowdfunding het 4AD-bos in Oostende aanplantten waardoor we het het enige CO2-neutrale kunstenhuis in Vlaanderen zijn.”

Doppers (herbruikbare flessen, red.) zijn voor Dangreau “een soort beroepsmisvorming” geworden. “Als ik naar concerten op andere plekken ga, verbaas ik mij erover dat artiesten nog heel vaak uit plastic flesjes drinken.”

Ook voor het gebruik van energiezuinige led-podiumverlichting was 4AD in 2010 bij de eersten in België. En voor de opvang van regenwater beschikt de club over ondergrondse tanks die voorzien in 70% van het waterverbruik. Bij het poetswerk gebruikt 4AD schoonmaakproducten op basis van enzymen, die biologisch afbreekbaar zijn.

Radicalisme versus pragmatisme

Dezelfde doortastendheid aan de dag leggen als 4AD blijkt in grotere organisaties geen evidentie. Marieke De Munck zegt dat de sector botst op de schaalbaarheid van systemen. “Kleine organisaties kunnen sneller schakelen. De 4AD’s van deze wereld zitten veel meer in die voorhoede en zijn veel wendbaarder dan VIERNULVIER met zijn 95 personeelsleden.”

De Munck, die in 2016 als curator aan de slag ging bij toen nog Vooruit, ruilde doorheen de jaren haar radicaliteit in voor een pragmatischere aanpak rond klimaat- en ecologisch beleid. Intussen luidt haar adagium: “Wees radicaal in je ideeën, maar pragmatisch in de uitwerking ervan.”

Sébastien Hendrickx (Extinction Rebellion): 'De toestand is zo alarmerend, dat we zaken moeten forceren, ook in organisaties in de kunstensector'

Voor die pragmatische aanpak opteert VIERNULVIER in de keuken en bij de keuze van gerechten die op de kaart komen, zowel in het café als voor artiesten. “We kiezen voor nudging: mensen subtiel tot een meer ethische keuze verleiden met lekker eten: meestal vegetarisch, vaak vegan, en heel af en toe nog een stukje vlees of vis.”

Volgens Delafortrie moeten die impulsen van onderuit samengaan met overheidsbeleid dat er zuurstof aan geeft, maar ook zaken oplegt. Als burgeractivist én als artiest kent Sébastien Hendrickx alternatieve praktijken en organisatiemodellen van binnenuit. Ook hij heeft er lof voor, maar merkt op dat zulke initiatieven er altijd al waren. “En helaas zijn ze ook altijd marginaal gebleven: kleine, symbolische eilandjes in een oceaan van losgeslagen hyperkapitalisme dat de wereld om zeep helpt.”

Ook hij stelt vast dat die modellen op grotere schaal geen ingang vinden, zodat ze geen impact hebben op mainstreamorganisaties. En laat mainstreaming nu net de kern zijn van zijn activisme. “Daardoor worden economische organisatievormen en het beleid op grotere schaal echt duurzaam en ecologisch.”

Daarom is Hendrickx geen voorstander van te veel geleidelijkheid. “Wachten met een volledige omslag is geen optie meer. De toestand is zo alarmerend, dat we zaken moeten forceren, ook in organisaties in de kunstensector.”

Met het oog op die omwenteling kunnen verschillende spelers voor Hendrickx wel andere posities innemen. “Mensen zoals ik hebben de luxe om veel radicaler te zijn, omdat ze vanuit hun positie van niet-werknemer meer vrijheid hebben.” Hendrickx pleit daarom voor allianties. “We hebben radicale activisten nodig, maar ook diplomaten die het terrein behoedzamer effenen.”

Marieke De Munck: 'De kunstensector wil voorop lopen, maar de hele machinerie van het grotere systeem, waarbinnen ook wij werken, bemoeilijkt een grondige transitie'

Op het pad naar meer duurzaamheid dreigen waardenconflicten te ontstaan. Om die te vermijden, formuleert een organisatie volgens Nikol Wellens van Kunstenpunt best helder haar waarden, door ze een plaats te geven in de missie en de visie. “Mensen die zich vanuit een persoonlijke betrokkenheid of overtuiging engageren, botsen vaak met de eigen organisatie als die klimaatrechtvaardigheid niet als prioriteit ziet. Als directie en bestuur niet op dezelfde lijn staan, trek je aan een dood paard”, zegt Wellens.

Zijn ervaring als procesbegeleider leerde Penson dat je mensen niet overtuigt door ze aan te spreken over ledlampen of over een te grote CO2-uitstoot. “Je krijgt ze mee in een breed verhaal: dat een plek moet blijven bestaan, dat een job moet blijven bestaan, dat het geheel volhoudbaar moet zijn.”

De Munck wijst op een moeilijke spreidstand die veel organisaties kennen: de discrepantie tussen discours en praktijk. “Als kunstensector willen we voorop lopen met ons engagement. We pleiten op ecologisch, sociaal én economisch vlak vaak hartstochtelijk voor een betere en rechtvaardigere wereld. In de praktijk bemoeilijkt die hele machinerie van het grotere systeem, waarbinnen ook wij werken, een grondige transitie.”

Op hol geslagen systeem

De tweede aanbeveling in het memorandum van Pulse gaat over kennisdeling. Die vormt het hoofddoel van Pulse, dat volgens Delafortrie steeds vertrekt van de noden die de organisaties zelf aangeven. “Pulse is als organisatie expert in het vinden van experten, maar pretendeert zelf niet die expertise in huis te hebben. Wij zijn een expertisecentrum, maar de expertise zit in ons netwerk.”

Het delen van expertise kent een voorgeschiedenis in de podiumsector met het project Jonge Sla. Tussen 2010-2012 ontwikkelde VTI daarin informatie, praktische instrumenten en methodieken om de ecologische impact van artistieke werkingen en organisaties te verkleinen. Dat bleek niet zo evident. “We stelden vast dat niet iedereen open kaart speelt over duurzaamheid. Praktijkvoorbeelden en kennis zijn nuttig om te delen. Maar wie open is over zijn organisatie, maakt zich ook meer kwetsbaar voor kritiek”, zegt Wellens.

Pieter Delafortrie: 'Expertise delen is ook in de kunstensector nog steeds niet evident. Terwijl transitie alleen samen kan gebeuren'

Delafortrie ziet dat ook vandaag nog te veel organisaties op hun eigen eilandje blijven. “Mensen in de sector hebben toch vaak nog schrik van concurrentie. Door de individualistische competitiegeest, maar ook de concurrentie voor de schaarse middelen, is expertise delen nog steeds niet evident. Terwijl transitie alleen samen kan gebeuren.”

Delafortrie ziet een groot huis als de Brusselse concertzaal AB en een kleine speler als 4AD wel het voorbeeld geven door onbaatzuchtig expertise te delen. “Anderen zien toch nog steeds graag een vlagje van hun eigen organisatie verschijnen als ‘hun’ initiatief op een andere plek wordt toegepast.”

De hyperindividualistische concurrentiegeest raakt aan wat een hele crisis van het systeem lijkt te zijn. Daarom dringt het Pulse-memorandum aan op tijd en ruimte, waarin toekomstige overeenkomsten en decreten kunnen voorzien. Pulse stelt voor om 20% van de huidige taak van kunsthuizen en cultuurproducenten naar duurzaamheid te laten gaan. Daar staat tegenover dat er daardoor minder culturele output, dus minder voorstellingen zullen zijn. De sector van podiumkunsten kraakt sowieso net als de hele samenleving in zijn voegen.

De Munck steekt de hand in eigen boezem. “We zijn allemaal zodanig gepassioneerd en veeleisend voor onszelf: we zien veel mogelijkheden, en we doen het ook onszelf aan. Die gretigheid speelt ook mij soms parten. Ik zie onszelf als cultuurwerkers of kunstenaars veel dwang opleggen.”

Moet de sector in ieder geval minder gaan produceren? De Munck denkt van wel. “Als we anders willen werken, kunnen we niet evenveel blijven doen.” Zij ziet ‘gezonde’ competitie soms ongezond worden. “Natuurlijk kan een maatschappij nooit te veel kunstenaars hebben. Er zijn onvoldoende middelen, en daarvoor kunnen we wel naar de overheid wijzen. Maar die middelen gaan er op korte termijn niet komen, dus moeten we andere strategieën bedenken”, zegt De Munck.

Is die productiedwang de tol van een op hol geslagen bedrijfscultuur die ook in de kunstenorganisaties toeslaat? Sébastien Hendrickx noemt het een ongemakkelijke waarheid dat de manier waarop wij cultuur produceren, alleen mogelijk is in een samenleving die draait op fossiele energie.

“Dat wij onszelf in die sector voortdurend voorbij hollen en in burnouts terechtkomen, hoort bij dat systeem, in een kalender met dagelijks vaak meer dan een premièrevoorstelling. Binnen die economie komen bovendien voortdurend nieuwe mensen in de podiumsector terecht, die met zijn allen blijven produceren. Daarin kan haast niemand zich permitteren om vier jaar lang geen voorstelling te maken, omdat je als artiest zichtbaar moet blijven.”

Met verbeelding aan de haal

“Kunstenaars, culturele figuren en erfgoedwerkingen brengen duurzaamheidsvraagstukken onder de aandacht, geven verbeelding en inspireren mensen om actie te nemen”, klinkt het in het Pulse-memorandum. Nikol Wellens is daar kritisch over geworden. “Dat thema van artistieke verbeelding bracht de sector in de discussie rond klimaatverandering zelf naar voren. Nu gaat iedereen met de term verbeelding aan de haal, wat mij de laatste tijd sterk bezighoudt.”

In een panelgesprek riep ze cultuur- en kunstwerkers onlangs op om zich niet te laten instrumentaliseren. “De betekeniservaring van kunst kan niet gereduceerd worden tot een toekomstfabriek”, liet ze daar horen. Wie marketingboodschappen van banken, bedrijven en overheden over zijn scherm ziet schuiven, merkt dat zij met termen als verbeelding en andere met kunst verbonden begrippen aan de haal zijn gegaan.

Sébastien Hendrickx: 'De Munt en Bozar zouden afscheid kunnen nemen van de sponsoring van the real bad guys, waaronder BNP Paribas en TotalEnergies'

De slogan Verbeelding Werkt prijkt sinds 2014 in het logo van de Vlaamse overheid, dat op het vlak van duurzaamheidsbeleid weinig krachtdadigheid aan de dag legt. De BNP Paribas Foundation, stichting van de “bank voor een wereld in verandering”, noemt zichzelf zonder gêne “een transitieversneller die zich onderscheidt door haar geest van pioniersgeest en avant-gardisme en door haar vermogen om in te grijpen in grote maatschappelijke vraagstukken”.

In weerwil van die woordenkramerij blijkt dat de grootbank volgens een recent rapport van ngo FairFin in 2022 meer dan 18 miljard dollar pompte in fossiele bedrijven, een stijging van 20% in vergelijking met 2021. Inmiddels blijven operahuis De Munt, en andere grote kunsthuizen Flagey en Bozar sponsorgeld aanvaarden van BNP Paribas.

Op een debatavond in De Munt over activisme en kunst legde Hendrickx begin dit jaar in zijn rol van activist de vinger op de wonde, en wees het operahuis op zijn verantwoordelijkheid. Hij vindt het wat hoogmoedig als de kunstensector beweert impact te hebben door verbeelding in te zetten. “Een sponsorcontract opzeggen met TotalEnergies of BNP Paribas heeft weinig met verbeelding te maken.”

Hij begrijpt dat kunstenorganisaties een grote zak geld van sponsors niet zomaar overboord gooien. “Maar het is wel relevant om mecenassen en sponsors die in een grijze zone zitten, te screenen en te kijken in welke mate zij gelieerd zijn aan de fossiele industrie. Instellingen zoals De Munt en Bozar kunnen afscheid nemen van the real bad guys, waaronder BNP Paribas en TotalEnergies, en kiezen voor bedrijven en sponsors die hun werkwijze wél willen aanpassen.”

De activisten van Extinction Rebellion discussiëren wel vaker over het domein waarop ze best focussen. “We stellen ons de vraag of het wel zin heeft om onze tijd in de cultuursector te stoppen. Onze recente actie tegen een privéjetconferentie leek op het eerste gezicht toch veel relevanter”, zegt Hendrickx.

Niettemin kunnen volgens Hendrickx grote kunstenorganisaties een belangrijke symbolische rol spelen. “Als Flagey, Bozar of KMSKA beslissen om de sponsorbanden te breken met bedrijven en banken gelieerd met de fossiele sector, zou dat alleen al vanwege de media-aandacht een hele cultuuromslag zijn.”

Die omwenteling houdt Hendrickx wel degelijk voor mogelijk. “Ook de tabaksindustrie belandde in het verdomhoekje. Niemand overweegt nog om een festival of een tentoonstelling te laten sponsoren door Marlboro, omdat dat moreel onaanvaardbaar geworden is.”

LEES OOK
Jan Walraven / 14-06-2023

Haal nu de klimaatspecial van Apache Magazine in huis

Het zomernummer staat in het teken van de klimaatcrisis.
Apache Magazine 11 cover
Karl van den Broeck / 26-01-2023

Ruth Lasters' ode aan scherpzinnigheid

Een gesprek met Ruth Lasters over stigma, schoonheid en engagement.
Ruth Lasters