Dit is een gastbijdrage. Een Apache-lezer levert met dit stuk een bijdrage aan het maatschappelijk debat. De auteur schrijft in eigen naam en is verantwoordelijk voor de inhoud van de tekst.

Kosten en baten voorbij

Koen Smets
Pil
Met deontologisch denken begeven we ons soms op glad ijs. (Danilo Alves (Unsplash))

Hier is een gedachte-experiment: stel je voor dat een farmaceutisch bedrijf een veilige pil op de markt brengt met het opmerkelijke vermogen om binnen enkele minuten alle alcohol in je bloed te neutraliseren, niet duurder dan zowat de helft van de prijs van een typische alcoholhoudende consumptie. Het maakt niet uit hoeveel pinten bier, shots of glazen wijn je hebt gedronken, slik een van die pilletjes door, en in de tijd om nog even naar het toilet te gaan, je spullen bijeen te garen en je jas aan te trekken, ben je zo nuchter als een kalf.

Horeca-uitbaters en fabrikanten van alcoholische dranken zouden ongetwijfeld opgetogen zijn, net als de vele mensen zijn die wel van een drankje genieten, en dat nog meer zouden doen, als ze niet zo’n nadelige gevolgen zouden hebben. Met deze wonderpil worden ze de volgende ochtend wakker als hun normale, geestige en scherpzinnige zelf – geen spoor van een kater.

En natuurlijk kunnen ze voordien ook nog veilig naar huis rijden, zonder een rijverbod of een boete te riskeren – misschien wel het beste van alles: geen dronken bestuurders meer betekent geen aanrijdingen en slachtoffers meer door alcoholgebruik. Geweldig, toch?

Goed of dubieus? Of allebei?

Toch lijkt hier iets vreemds aan de hand: een pil die het drinken van alcohol erg onaangenaam maakt en zo alcoholgebruik tegengaat is één ding, maar kan het echt OK zijn om de hele avond gezellig te kunnen pintelieren en dan met één klein pilletje alle nadelen weg te vagen?

Ook al ben je geen complete puriteinse geheelonthouder en heb je niet per se bezwaar tegen de consumptie van alcohol, in gezelschap van anderen, of zelfs een glaasje Sancerre of een gin-tonic op je eentje om te ontspannen na een lange dag: vrolijk en zonder enige beperking of nadeel kunnen borrelen voelt toch wat raar. Op de een of andere manier lijkt alcohol zonder dat je er met mate moet van genieten een beetje verkeerd.

Het intrigerende aan deze tegenstelling is dat het probleem lijkt te liggen in het feit dat deze hypothetische pil ons het genot schenkt om dronken te worden, zonder dat we vervolgens met de negatieve gevolgen van onze overdaad worden geconfronteerd.

We moeten weliswaar het pilletje kopen, maar tegen een prijs die bescheiden is vergeleken met de kosten van een nacht dronken plezier, zal dat niet veel mensen ervan weerhouden hun eigen grenzen te testen. Baten zonder kosten is het nirvana van de consequentialist – het economische equivalent van het perpetuum mobile.

Wat we hier zien is inderdaad een conflict tussen de oude tegenstanders van de moraalfilosofie, het consequentialisme of gevolgenethiek, met utilitarist Jeremy Bentham als een van de belangrijkste voorstanders, en het deontologisme of plichtenethiek, vertegenwoordigd door Immanuel Kant.

Volgens de eerste filosofie moeten ons laten leiden door de resultaten van onze acties en zo handelen dat we het grootste netto goed voor de meeste mensen verwezenlijken. De plichtenethiek daarentegen vereist dat ons gedrag in overeenstemming is met morele regels die voorschrijven wat verplicht, verboden en toegestaan is.

De magische anti-dronkenschapspil verhoogt het algehele nut – drinkers kunnen zonder zorgen drinken, en alle anderen hoeven niet bang te zijn aangereden te worden door een dronken bestuurder – en doet dit ook nog eens zonder extra kosten voor wie dan ook, wat prima nieuws is vanuit het consequentialistische standpunt.

Maar het onbehagen met die fantastische pil is geworteld in deontologie. Ze is immers in strijd met de regel dat er geen plezier mag zijn zonder pijn – en zeker geen buitensporig, hedonistisch plezier zonder dat daarvoor achteraf het gelag moet worden betaald. Plezier krijg je niet voor niets.

Morele kaders – zowel religies als seculiere filosofieën – zijn typisch op zulke regels gebouwd. Dankzij mijn katholieke achtergrond ben ik bekend met de tien geboden, en dus moet ik weten dat ik anderen niet mag moet doden (gebod VI) en de ezel van mijn buurman niet mag begeren (gebod X).

Vergelijkbare regels vind je ook bij andere godsdiensten. Zulke fundamentele regels impliceren doorgaans een deontologisch perspectief, maar hebben vaak wel een consequentialistische oorsprong: zowel het doden van mensen als het begeren van de bezittingen van de buren leiden over het algemeen tot nadelige gevolgen en weg van het grotere goed. De regel vat het dus eenvoudig samen zonder in detail te treden.

Andere regels zijn echter meer symbolisch, esoterisch en wat willekeurig: ik herinner me dat we altijd vis aten op vrijdag en dat ik, wanneer we de kerk binnengingen, mijn muts moest afzetten (terwijl vrouwen dan weer wel hun hoofddeksel mochten ophouden). Het is niet zo duidelijk welke bijzondere goede gevolgen dergelijke regels hebben of welke slechte gevolgen erdoor worden afgewend.

Sociale normen hebben misschien minder inherente morele autoriteit, maar in de praktijk oefenen ze ook een sterke invloed uit op ons gedrag, en wanneer ze worden geschonden, roepen ze vergelijkbare reacties van afkeuring en verontwaardiging op.

In de jaren 90 voerde mijn toenmalige werkgever een ‘dress-down Friday’ in op kantoor, waardoor de medewerkers hun formele kleding (pak en stropdas voor mannen, in die tijd!) thuis konden laten. Toen sommigen tijdens de zomermaanden in korte broek en teenslippers begonnen te verschijnen, werd het beleid haastig verduidelijkt met een lijst van onaanvaardbare kledingstukken. Ook hier was er echter geen stevig argument dat hun kledingkeuze significante, tastbare gevolgen had. Alweer een triomf voor de deontologen!

Consequentialistische of deontologische beleidsvorming?

Zuiver ideologische keuzes kunnen ook leiden tot deontologisch redeneren, met weinig of geen feitelijke onderbouwing. In de persoonlijke sfeer geloven sommige consumenten dat natuurlijke producten en biologisch voedsel intrinsiek goed zijn, en zeker superieur aan producten die kunstmatige ingrediënten bevatten of niet biologisch zijn, ondanks een gebrek aan robuust bewijs dat de netto gevolgen van de keuze voor het eerste beter zijn. Zo wordt het hun onvoorwaardelijke regel om alleen dergelijke items te kopen en te gebruiken.

Dergelijke overtuigingen gaan bovendien wel eens verder dan de persoonlijke sfeer, en tot in de beleidsvorming. Twee nieuwsberichten deze week inspireerden het gedachte-experiment aan het begin van dit artikel: de sterke daling (met 98%) in het gebruik van plastic boodschappentassen voor eenmalig gebruik na de introductie van een heffing van 5 pence (6 cent) per tas, en de toezegging van de Britse regering om nog eens 20 miljoen pond (23 miljoen euro) te investeren in koolstofafvang en -opslag om te helpen bij het bereiken van netto nuldoelstellingen zolang fossiele brandstoffen nog worden gebruikt.

Consequentialistisch redeneren zou overwegen hoeveel schade de resterende plastic tassen aanrichten, en wat het ongemak zou zijn van, zoals sommigen bepleiten, een regelrecht algemeen verbod. Het zou eveneens rekening houden met de kans dat de ambitieuze doelstellingen om het gebruik van fossiele brandstoffen snel uit te faseren niet zullen worden gehaald, en daarom ook maatregelen voorstellen om de schadelijke effecten van de verbranding van olie, gas en steenkool trachten te verzachten of te neutraliseren, zodat de netto-nuldoelstelling nog kan worden gehaald.

Sommige milieugroeperingen hebben echter de neiging een deontologisch standpunt in te nemen en het gebruik van plastic tassen en fossiele brandstoffen als ondeugden te behandelen die moeten worden geëlimineerd, ongeacht hun consequenties. Ze zijn onaanvaardbare schendingen van een regel, net zoals het begeren van de ezel van de buurman of het doden van andere mensen in strijd zijn met de tien geboden. Hier is geen oog voor mogelijke compromissen, en ook niet voor de gevolgen van onvoorwaardelijke naleving van de regel.

We zien dus dezelfde spanning als bij de hypothetische pillen. Wie gelooft dat bepaald gedrag het probleem is – noem het maar een zonde – niet vanwege de gevolgen, maar op zichzelf, moet zich verzetten tegen maatregelen die de schadelijke gevolgen ervan verzachten of neutraliseren. Die zouden, of het nu gaat om de consumptie van alcohol, of het gebruik van plastic tasjes of van fossiele brandstof, natuurlijk de drempels voor het gedrag verlagen en het misschien zelfs aanmoedigen.

In de persoonlijke sfeer is zoiets geen echt probleem. Al wat iemand doet die ervoor kiest zich aan een bepaalde regel te houden, is het formaliseren van een bepaalde voorkeur. Het kan mijn regel zijn om geen komkommer of kokosnoot te consumeren (ik heb een diepe afkeer van beide soorten fruit), of erop te staan dat mijn wortelen en kipfilet biologisch zijn.

Voor mijzelf hoef ik zulke voorkeuren niet met feiten te staven. Maar mocht ik me geroepen voelen om anderen ervan te overtuigen dat ook zij alleen biologisch moeten eten omdat dat beter is voor hen, dan kan ik maar beter wat bewijsmateriaal overleggen.

En bewijs is het sleutelwoord dat de essentie vervat van het verschil tussen consequentialistisch en deontologisch redeneren. Dit is van belang in de publieke sfeer, en in het bijzonder voor de beleidsvorming. Beleid hoort gericht te zijn op uitkomsten en gevolgen, en niet op het naleven van regels zonder meer.

Dat betekent dat beleidsmakers hun voorstellen moeten bepleiten met behulp van consequentialistische argumenten, die met feiten aantonen hoe ze het grotere goed dienen – of het nu gaat om het gebruik van plastic boodschappentassen, investeringen in het afvangen en opslaan van koolstof, of de goedkeuring van een (hypothetisch) meteen-nuchter pilletje, of wat dan ook. Zo niet riskeren ze als dogmatici en fetisjisten te worden bestempeld… en niet zonder reden.

LEES OOK
Jurgen Masure / 08-08-2023

Economie is een slagveld voor ideeën

Het denken over de economie is bevooroordeeld, ideologisch en biased.
Rijen winkelkarren voor een witte bakstenen muur
Frederik Polfliet / 06-05-2023

Hoe filosofen blijven worstelen met het fascisme

Thomas Crombez schetst de filosofische interpretatie van de ideologie die de Tweede Wereldoorlog veroorzaakte.
Mussolini Hitler
De Helpdesk / 04-02-2023

'Hallo, ik groei niet meer'

Deze week kreeg De Helpdesk een stellige filosoof aan de lijn.
de helpdesk