De vergeten vrouwen van het verzet

Ellen Debackere
vrouwen in het verzet Andrée de Jongh
Andrée de Jongh zette mee de ontsnappingsroute Comète op voor Britse soldaten in door nazi-Duitsland bezet gebied. (Foto: © Collectie CegeSoma - Rijksarchief (OD4) - Alle rechten gereserveerd)
Apache Magazine

Dit artikel verscheen eerst in Apache Magazine #9. Je kan dit winternummer ook nabestellen in onze webshop. Of neem een abonnement en mis geen enkel nummer meer.

Amper 17 jaar was Andrée Geulen-Herscovici toen de oorlog in 1939 uitbrak. Geboren als dochter van boekhandelaars, groeide ze op in een liberale, bourgeois familie in Brussel. Ze studeerde voor leerkracht en begon in 1942 te werken in een lagere school. Daar merkte ze iets vreemds aan de Joodse kinderen in haar klas. Een deel van haar leerlingen wandelde binnen met een gele ster, sommigen kwamen na verloop van tijd zelfs niet meer opdagen en bleken opgepakt door de Gestapo.

Verontwaardigd door het stigma van de gele ster, droeg Andrée haar leerlingen op om een schort te dragen over hun kledij, zodat de ster niet langer zichtbaar zou zijn. “Ik vond het afschuwelijk om die verstandige, moedige kinderen opeens met een ster te zien rondlopen”, vertelde Geulen later zelf – we zijn dan in het jaar 1998 – in een interview met VRT.

De razzia’s van het Pinksterweekend van 1943 betekenden een ommeslag in het leven van de jonge vrouw. Geulen kon de wreedheid van de nazi’s niet langer aanzien. Ze besloot de Joodse families in het internaat te waarschuwen en hen te helpen met schuilen.

In het voorjaar van 1943 trad Geulen op vraag van Ida Sterno – die ze kende via de school waar ze lesgaf – toe tot het Joods Verdedigingscomité (JVC). Geulen werd een van de niet-Joodse medewerkers van de kinderafdeling van het JVC. Sterno was op zoek naar medewerkers die ‘arisch’ getypeerd waren. “Ze zochten een niet-Joodse, en ik was een kleine onopvallende, blonde jonge vrouw”, vertelde Geulen.

Haar taak bestond erin om Joodse families te contacteren, hen te overtuigen hun kinderen af te staan, deze kinderen vervolgens te voorzien van een valse identiteit en hen te begeleiden naar hun schuilplaats. Geulen zou vanaf het voorjaar van 1943 tot aan de bevrijding in september 1944 in totaal meer dan 300 Joodse jongens en meisjes naar hun schuilplaatsen begeleiden.

Op 1 juni 2022 overleed Andrée Geulen op 100-jarige leeftijd. Hetzelfde jaar benoemde burgemeester van Elsene Christos Doulkeridis (Ecolo) haar tot ereburger van Elsene.

Het verhaal van Geulen is slechts een van de vele verhalen van in vergetelheid geraakte verzetsmensen die op het online platform Belgium WWII werden geplaatst, een project van het CegeSoma (Studie- en documentatiecentrum Oorlog en Hedendaagse Maatschappij) om in tijden van fake news betrouwbare informatie over de Tweede Wereldoorlog aan te bieden.

Historicus Michèle Corthals: ‘In de Witte Brigade namen vrouwen deel aan sabotage, organiseerden ze mee het onderduiken, deelden ze pamfletten uit en verzamelden ze inlichtingen.’

Het aantal vrouwen op de website is beperkt. Vreemd is dat niet: vrouwen kregen lang niet de erkenning voor de verzetsdaden die zij pleegden tijdens de Tweede Wereldoorlog. Integendeel, de Belgische verzetsgeschiedenis is tot vandaag vooral een mannengeschiedenis. Enkel wanneer ze meer op mannen leken – denk aan leiders in sleutelposities of aan partizanen die vochten met wapens in de hand – kregen vrouwelijke verzetsleden aandacht.

“Het is belangrijk om te beseffen dat vrouwen in 1940 niet erkend werden als volwaardige burgers”, zegt Michèle Corthals, die aan Universiteit Antwerpen onderzoek doet naar vrouwelijke verzetsleden tijdens de Tweede Wereldoorlog. Vrouwen waren in die periode zowel juridisch, politiek als sociaal ondergeschikt aan mannen en werden uitgesloten van een aantal sectoren, zoals het leger, de politie of de diplomatie. Ze hadden geen stemrecht en ze beschikten binnen hun gezin niet zelfstandig over de financiële middelen. “Daardoor hadden ze minder toegang tot bepaalde kennis, ervaring of middelen en netwerken die van pas konden komen bij verzetsactiviteiten.”

Al gold dat enkel voor de situaties waarin verzet louter gesitueerd wordt in de politieke of militaire sfeer. “Het verzet was evenwel breed”, zegt Corthals. “Vrouwen namen deel aan zo goed als alle verzetsactiviteiten, gaande van gewapend verzet, spionage tot clandestiene pers. In sommige taken werden ze onder- dan wel oververtegenwoordigd."

"In zo goed als alle verzetsorganisaties waren vrouwen actief. In de Witte Brigade bijvoorbeeld, de bekendste verzetsgroep uit Vlaanderen, namen vrouwen deel aan sabotage, organiseerden ze mee het onderduiken, deelden ze pamfletten uit en verzamelden ze inlichtingen. We zien doorgaans wel een genderverdeling opduiken: vrouwen waren vaker vertegenwoordigd in het transport van wapens en kranten, en het uitwisselen van informatie en boodschappen. Het betrof vooral publieke taken, omdat een vrouw zich makkelijker op straat kon vertonen zonder verdacht te worden.”

Witte Brigade
Ook in de Witte Brigade, de bekendste verzetsgroep uit Vlaanderen, waren veel vrouwen actief. (Foto: © Collectie CegeSoma - Rijksarchief (OD4) - Alle rechten gereserveerd)

Buiten beeld

Hoeveel vrouwen precies deel uitmaakten van het verzet, is moeilijk te becijferen. Na de bevrijding stelde de Belgische regering een erkenningsprocedure op. Iedereen die kon aantonen aangesloten te zijn geweest bij een verzetsgroep vóór 5 juni 1944, een blanco strafblad had en bepaalde ‘erkende’ verzetsactiviteiten had uitgevoerd, kon erkend worden als verzetslid.

Michèle Corthals: 'Vrouwelijke activiteiten, zoals het helpen onderduiken of de praktijk van straatprotesten, werden lang niet beschouwd als verzet'

“Ongeveer 180.000 mensen – mannen en vrouwen – werden op die manier erkend”, zegt Corthals. “Dat is een kleine minderheid, minder dan 3% van de Belgische bevolking in die periode. Bovendien werden bepaalde activiteiten die wetenschappers vandaag zeker beschouwen als verzet, zoals bijvoorbeeld vrouwenbetogingen tegen voedselonzekerheid of stakingen tegen de bezetter, niet erkend als verzetsactiviteit. Ook veel verzetsmensen waren omgekomen tijdens de oorlog.”

Het aandeel vrouwen binnen het verzet wordt doorgaans op om en bij de 15% geschat. Een aantal specifieke zaken houdt het vrouwelijke aandeel binnen het verzet echter buiten beeld. “Zo werden vrouwelijke activiteiten, zoals het helpen onderduiken of de praktijk van straatprotesten, lang niet beschouwd als verzet."

"Omdat verzet lange tijd niet op deze manier gedefinieerd werd, hebben vrouwen zichzelf ook lang niet herkend als verzetslid. Bovendien vond hun verzet vaak plaats in een familiale context. Na de bevrijding zien we de man erkenning aanvragen, en wordt de naam van de vrouw niet vermeld, terwijl ze vaak samen aan verzet deden.”

Bovendien was verzet vaak een heel pijnlijke herinnering en kwam er een aspect van schaamte aan te pas. “Welke goede moeder zou haar gezin in gevaar brengen door in verzet te komen in een gewelddadige context? Dat vormde een barrière om er nadien over te vertellen”, zegt Corthals.

Tot slot was de communistische partij een belangrijk actor in het verzet en mobiliseerde de partij veel vrouwen. “Na de oorlog was de associatie met de communisten voor hen echter problematisch. Velen van hen waren immers geen communistische militanten, en zelfs als ze de ideologie genegen waren, was dat tijdens de Koude Oorlog toch hinderlijk.”

Ontsnappingsroute

Het was in een bezettingscontext overigens niet eenvoudig om een onderscheid te maken tussen georganiseerd dan wel ongeorganiseerd verzet. “De mate aan professionalisering moeten we zeker niet overschatten”, zegt Corthals. “Vaak wisten mensen zelfs niet voor welke organisatie ze actief waren. Meestal hadden verzetsleden welgeteld één contactpersoon: het gaat dus vaak om individuele verhalen.”

In de vroege stadia ontstaat het verzet vaak vanuit een individueel initiatief. Dat is ook het verhaal van Andrée de Jongh (1906-2007), een van de meest bekende Belgische verzetsstrijdsters. Ze werd geboren in Schaarbeek en groeide met haar zus op in een gelukkig gezin. Haar ouders waren leerkrachten en patriotten.

Michèle Korthals: 'Het motief was voor iedereen anders, maar doorgaans was het verzet wel een spiegel van de samenleving'

De capitulatie van 28 mei 1940 was een schok voor haar vader Frédéric de Jongh, een oud-strijder van de Eerste Wereldoorlog. Andrée de Jongh, commercieel tekenaar met een verplegersdiploma, ging meteen helpen om gewonde soldaten te verzorgen. Van het een kwam het ander. Steeds vaker hielp ze Britse soldaten die vastzaten in bezet gebied. Om deze mannen te laten terugkeren, creëerde ze – samen met vriend Arnold Deppé – in de zomer van 1941 een ontsnappingsroute. Zo zou Comète ontstaan, een ontsnappingsroute die vanuit België gebruikt werd om naar Engeland te gaan.

Dankzij de ontsnappingsroute van Comète ontsnapten tussen 1942 en 1945 ruim 800 piloten en 300 soldaten. In het grootste geheim werkten maar liefst 3.000 verzetsmensen mee aan de ontsnappingsroute van Comète. Ze voorzagen het netwerk van onderduikadressen en kleren, maakten valse papieren, haalden geld op, kochten treinkaartjes, stalen voedselbonnen, begeleidden de soldaten, onderhielden contact met Engeland. De meesten van hen waren gewone burgers.

Andrée de Jongh bracht zelf 118 vliegeniers over de Pyreneeën voordat ze op 15 januari 1943 werd gearresteerd, net toen ze aan haar 23ste overtocht wou beginnen. Ze werd naar Duitsland gedeporteerd. Maar ze overleefde de concentratiekampen van Ravensbrück en Mauthausen.

“Andrée de Jongh was er sterk van overtuigd dat vrouwen beter geschikt waren voor die taken, omdat ze koelbloediger waren en dus beter met stress om konden”, vertelt Corthals. “Ze startte vooral vanuit humanitaire overwegingen met haar verzet. Het motief was voor iedereen anders, maar doorgaans was het verzet wel een spiegel van de samenleving. Al was het binnen bepaalde milieus misschien makkelijker om richting het verzet te gaan, zoals in families met een militaire achtergrond of waar al een sterke politieke overtuiging aanwezig was.”

Onthoofd

Bij het verzet gaan was uiteraard niet zonder risico. Hoeveel mensen precies het leven lieten als gevolg van hun verzetsacties, is opnieuw moeilijk te becijferen. Wel is geweten dat ongeveer een op tien verzetsleden gedood werd door de bezetter, of dat nu door executie of door mishandeling in een concentratiekamp gebeurde. Een vierde van de verzetsleden werd gearresteerd door de Duitse bezetter, een enorm aantal. Ongeveer 15.000 Belgen overleden door hun engagement; 40.000 Belgen werden gevangen genomen.

Marina Chafroff was de eerste vrouw in België die tijdens de Tweede Wereldoorlog dit lot onderging: in 1942 werd ze in Keulen onthoofd. Chafroff was een Russische, geboren in Letland in 1908, maar kwam twintig jaar later met haar ouders naar België. Vier jaar later huwde ze met de Rus Georges Maroutaeff.

In de jaren 30 verhuisde de familie meermaals om zich ten slotte in Elsene te vestigen. Chafroff werkte als secretaris bij een tandarts en Maroutaeff was radiotechnicus. Ze leken op het eerste gezicht niet politiek geëngageerd. Maar in december 1941 stak Chafroff plots een Duitse functionaris met een mes neer op de Marnixlaan te Elsene. Na de gebeurtenis wist ze zich te verstoppen, maar als wraak namen de Duitsers zestig mensen in gijzeling.

Om hun leven te redden, bekende ze. Ze verklaarde dat haar daad het gevolg was van de oproep van Stalin aan de Russische partizanen op Radio Moskou om Duitsers te doden. Ze kreeg het evenwel niet over haar hart dat gijzelaars zouden gestraft worden voor haar actie. Ze werd ter dood veroordeeld en overgebracht naar de gevangenis van Keulen, waar ze onthoofd werd. Het was duidelijk dat ze alleen handelde, aangezien de bezetter haar echtgenoot vlug vrijliet.

Mythe van bestraffing

Ondanks het grote risico dat de verzetsstrijders namen, is België hun namen vergeten. Het belang van het verzet tijdens de Tweede Wereldoorlog maakt geen deel uit van het Belgische, collectieve geheugen. Dat betreuren ook historici Nico Wouters (CegeSoma) en Bruno De Wever (UGent) in een artikel dat ze in 2020 schreven voor het tijdschrift De Lage Landen.

Beide historici zien verschillende redenen voor het ontbreken van aandacht voor het verzet. Ten eerste merken ze op dat het verzet versnipperd was en niet verbonden met de traditionele Belgische elites.

“De herinnering aan de oorlog is van onderuit ontstaan en dat is achteraf gezien in het nadeel van het verzet uitgevallen”, schrijven ze. Bovendien ontstond meteen na de bevrijding interne verdeeldheid tussen linkse en rechtse facties, en een tegenstelling tussen Vlaanderen en Franstalig België. Dat laatste is terug te voeren op de beduidend zwakkere inplanting van het verzet in Vlaanderen.

Ongeveer 42% van de verzetsstrijders kwam uit Wallonië, 31,5% uit Brussel en slechts 25,5% uit Vlaanderen. “Toen Vlaanderen en Franstalig België in de jaren 60 verder uit elkaar groeiden, was dit de doodsteek voor een verzetsherdenking die de idee van een ondeelbaar, unitair België in stand hield. In Vlaanderen raakte de verzetsherdenking zo volledig in de vergetelheid.”

Babette Weyns : ‘Het collectieve geheugen gaat over macht’

Waarom lijkt in Vlaanderen wel een vorm van collectieve herinnering aan collaboratie en repressie te bestaan – of op zijn best enkele mythes – terwijl het verzet nagenoeg in de schaduw blijft? “Het is vooral een bepaald deel van het collaboratieverleden dat we vandaag goed kennen”, nuanceert historicus Babette Weyns (UGent), die onderzoek doet naar de collectieve herinnering van het verzet tijdens de Tweede Wereldoorlog.

“Er ging vooral veel aandacht naar de manier waarop de collaboratie in Vlaanderen nadien bestraft werd. Door sommige groepen werd collaboratie afgedaan als louter een ‘idealistische dwaling’ die ten onrechte bestraft werd na de oorlog.

Die ideeën hebben een bepaalde dynamiek in gang gezet.” Volgens Weyns bracht de politieke mythe van een ‘te strenge’ bestraffing van de collaboratie imagoschade toe aan het verzet. “Het leidde tot een stereotypering en een negatief imago van verzetslieden. Na de oorlog zien we hoe mensen die lokaal actievoerden tegen collaborateurs geridiculiseerd werden en onrechtmatig in het hoekje van de communisten of de zogenaamde ‘septemberweerstanders’ geduwd – zeg maar de ‘verzetslui van het laatste uur’, zij die verschenen wanneer het Duitse gevaar al geweken was en onverantwoord geweld gebruikten.

Het beeld van het verzet heeft daaronder geleden. Ook op wetenschappelijk niveau, waar minder studies over het verzet verschenen zijn, werd dat beeld niet bijgesteld.”

Om te begrijpen waarom vaker over de collaboratie dan over het verzet wordt gesproken in de Vlaamse herinneringscultuur, moeten we de geschiedenis van de herinnering na de Tweede Wereldoorlog kennen, zegt ook Maarten Van Alstein, onderzoeker herdenking en herinneringseducatie bij het Vlaams Vredesinstituut.

“Herinneren is enerzijds iets individueels en familiaals: bepaalde zaken worden overgeleverd, andere zaken niet. Maar herinnering aan oorlog en geweld is ook altijd politiek.” Vlak na de oorlog identificeert Van Alstein drie belangrijke strekkingen.

“Er is de Belgisch-patriottische strekking, die gesneuvelden, oud-strijders en ook de leden van een aantal verzetsorganisaties herdacht. Daarnaast was er de verzetsstrekking die sterk communistisch geïnspireerd was, en tot slot was er de flamingante strekking, die zich entte op de Vlaams-nationalistische herdenkingstraditie die sinds WOI bestond."

"De communistische verzetstraditie verdween door de Koude Oorlog al snel uit beeld, maar de twee andere strekkingen – die lijnrecht tegenover elkaar stonden – zetten zich de decennia na de oorlog sterk door. De flamingante strekking, die het fascistische karakter van de politieke collaboratie in de schaduw liet, verbond de herinneringspraktijk al snel aan de communautaire strijd. Historicus Koen Aerts zei het ooit erg mooi: ‘hoewel het verzet als winnaar uit de oorlog kwam, verloor het in Vlaanderen de strijd van de herinnering’.”

“Het collectieve geheugen gaat over macht”, vult Babette Weyns aan. “Politiek bekeken is het de CVP die in een eerste fase na de oorlog vooral inzette op de nalatenschap van de collaboratie eerder dan die van het verzet. Uit electoraal opportunisme probeerden ze de verdwaalde zwarte schapen terug naar de kudde te brengen. Het beeld van de Vlaamse collaborateur als een te streng bestrafte idealist, was politiek bruikbaar. Maar het is ook een proces dat evolueert en er valt meer over het verzet te zeggen dan dat het in het verdomhoekje werd geduwd.”

Meer aandacht

Toch beweegt er iets. “Vandaag is het paradigma waarin we de oorlog herinneren veranderd. We kijken meer vanuit een mensenrechtenparadigma, waarin de Shoah ook werd opgenomen”, zegt Van Alstein. “Ook voor verzetsherinnering is er naar mijn gevoel vandaag meer ruimte.”

Historicus en voormalig Groen-ondervoorzitter Dany Neudt ziet eveneens een kentering. Neudt maakt er zijn missie van om via Twitter de verzetsstrijders eeuwige roem te bezorgen. “Naast de mechanismen van de herinneringspolitiek hebben veel mensen uit het verzet er ook zelf het zwijgen toe gedaan”, vertelt hij. “Ik denk dat ze zwegen omdat er grote trauma’s speelden. Vaak hadden ze gruwelijke dingen meegemaakt die ze in stilte probeerden te verwerken.”

Dany Neudt: ‘Verzetslieden hadden vaak gruwelijke dingen meegemaakt die ze in stilte probeerden te verwerken'

“Vandaag zie ik zelf veel meer aandacht voor het verzet. Historici zijn traditioneel veel bezig geweest met de oorlog en met onderzoek naar collaboratie en repressie, maar de laatste jaren verschijnen ook veel meer thesissen en andere publicaties over het verzet."

"Het mag en moet nog veel meer zijn dan nu, maar we zijn op de goede weg. Door de persoonlijke verhalen van verzetsmensen op Twitter te delen, probeer ik daar mijn eigen bescheiden steentje aan bij te dragen. Veel mensen reageren heel positief.”

Het is een initiatief waar onderzoeker Michèle Corthals blij mee is, omdat het de aandacht voor de verzetsgeschiedenis vergroot, maar waar ze voor waarschuwt indien het tot politieke recuperatie zou leiden. “Maar dankzij nieuw onderzoek bevinden we ons momenteel inderdaad middenin een periode waarin eindelijk vele mythes in vraag gesteld worden. Dat is enkel positief.”

 

Ondanks alle pogingen om de herkomst van bepaalde foto’s te achterhalen is de auteur van deze publicatie hierin niet geslaagd. Indien rechthebbenden van deze foto’s zich in deze publicatie herkennen kunnen zij contact opnemen op redactie@apache.be

LEES OOK
Redactie Apache / 08-12-2022

Dit lees je in het negende Apache Magazine

De verpakking is anders, maar de inhoud blijft even straf!
nieuwe cover apache magazine winter
Bart Biesbrouck / 09-05-2022

Oude en nieuwe nazi’s op de Kesterheide

Het grafmonument van Staf De Clercq in Gooik is een soort bedevaartsoord voor Vlaams extreemrechts.
Staf De Clercq 1941