Tien jaar geleden fietste ik op een oude fiets, een Rik Van Looy bouwjaar 1961, langs de landingsstranden in Normandië, een reis die ik vele jaren later zou overdoen met de vriendin die later mijn vrouw zou worden. In het bezoekerscentrum aan het Amerikaanse kerkhof van Colleville-sur-Mer gaf ik mijn rugzak aan een humorloze beveiligingsagent, liep door de metaaldetector en voelde me een indringer, ongewenst en onbetrouwbaar.
Predestinatie
Even verderop in La Cambe bezochten we het Duitse kerkhof. Een groter contrast is ondenkbaar. Het Amerikaanse kerkhof overheerst elke aanzet tot emotie, in La Cambe heerst de stilte. Wat ik op de gronden van de overwinnaar niet kon voelen, simpelweg omdat het leek alsof ik het moest voelen, overviel me in het gras van de verliezer. Ontzag. Ontzetting door de confrontatie met het ondenkbare waartoe de mens als medemens in staat is. Daaraan moest ik denken doorheen de stortvloed aan Obama-berichtgeving.
De westerse mens staat onder curatele, fysiek en geestelijk. Het vermogen zelf te denken, te gaan en staan waar hij wil – weg. Alles gebeurt door anderen in zijn naam. Probeer vandaag eens niet aangesloten te zijn bij een bank, niet gefilmd te worden in het verkeer, niet geadministreerd te zijn. Onze predestinatie is kafkaiaans en onontkoombaar. Hoe zij we gegaan van een wereld waar een volk een staat gedoogt naar een wereld waar een staat een volk gedoogt – ternauwernood, omdat het echt niet anders kan?
Hoe zij we gegaan van een wereld waar een volk een staat gedoogt naar een wereld waar een staat een volk gedoogt?
Dwangbuis
Intussen is de volksvertegenwoordiger volksvermaker geworden. Hij verschijnt in pandapak, vertelt een grap, zingt een lied, toont vrouw en kinderen aan de boekskes. Achter de schermen verhandelt hij de grond onder onze voeten, vergiftigt de lucht die wij inademen, verkoopt onze ziel aan de vrije markt. Op het scherm fluistert hij ons lieve woordjes in, schenkt ons een lach, gunt ons een traan. Dat is de afspraak, want nieuws is dat waarvan anderen hebben afgesproken dat wij het willen weten.
Misschien ligt hierin de voornaamste reden voor mijn onmogelijke vlucht: dat de wereld in mijn naam, als burger in een democratie, verwordt tot iets wat ik helemaal niet wil, waarvoor ik nooit toestemming heb gegeven. Weg wil ik, en iedereen lijkt me te bekijken alsof ik de gek ben, gewoon omdat voor mij niet gezorgd moet worden, omdat ik de curatele ervaar als een dwangbuis in plaats van een zorginstrument. Want mijn dorpsgenoot Stijn Meuris leerde me: "Hoe hoger de hekken, hoe gekker de gekken. Aan welke kant van het hek?"