Een opmerking die de journalisten meteen alle wind uit de zeilen haalde. Ja, ze konden nog wel proberen om hem op die vergetelheid aan te pakken, maar iedereen die dat deed, zou alleen zichzelf belachelijk maken. Zijn zelfrelativerende basishouding maakt Bart De Wever voorlopig untouchable.
Hoe groot het verschil met Yves Leterme, toen die op die rampzalige nationale feestdag werd aangeklampt op weg naar het Te Deum. Of hij het volkslied kon zingen. Ach, het is feest, dacht de premier, de sfeer is wat losser, we gooien er even een grapje tegenaan. “Allons enfants de la patrie...” Christophe Deborsu kon er niet om lachen. “Denkt u echt dat dat de Brabançonne is?”
Dit was het moment. Leterme hoefde niets méér te doen dan grijnzen en zeggen: “Maar natuurlijk niet, Christophe, met je gekke vragen. Laat me nu maar door, zodat ik niet te laat kom voor de viering.” Maar dat deed hij niet. In plaats daarvan wrong hij zijn gezicht in de meest ongemakkelijke glimlach sinds Regi Penxten en mompelde: “Ah, je ne sais pas”.
Deze twee faits divers tonen aan dat in de politiek de wetten van de speelplaats nog steeds gelden. Dat Bart De Wever zal slagen waar Yves Leterme faalde omdat de media, de andere kinderen uit de klas, hem niet durven aan te vallen. Omdat hij respect afdwingt. Met Bart uit het zesde valt niet te fucken.
Misschien is het wel daarom dat ik zolang sympathie ben blijven voelen voor Leterme, ook al beging hij de ene stommiteit na de andere: in hem herkende ik mezelf, toen ik vijftien was en machteloos moest toekijken hoe de hele wereld over mij heen walste.
San F. Yezerskiy