Dit is een gastbijdrage. Een Apache-lezer levert met dit stuk een bijdrage aan het maatschappelijk debat. De auteur schrijft in eigen naam en is verantwoordelijk voor de inhoud van de tekst.

Altruïsme bestaat niet

Koen Smets
giving

Maar misschien nog irritanter is de idee dat de economie ons beschrijft als gedreven door eigenbelang en egoïsme, zonder interesse in het welzijn van anderen, in het midden van ons eigen universum. Geef ons een kans, en we veranderen allemaal in überhedonistische, “Greed is good” roepende Gordon Gekko’s.

“Wat met altruïsme?” zeggen de critici. “Overal rondom ons zien we opofferingen – is het niet overduidelijk dat de economen het bij het verkeerde eind hebben?” En in dezelfde adem verwijten ze hun medemensen hun zelfzuchtige gedrag, en pleiten ze voor een meer altruïstische samenleving. Op 8 juli stond in The New York Times een interessante column van David Brooks met exact dezelfde teneur. De eerste drie paragrafen laten er geen twijfel over bestaan waar de heer Brooks vandaan komt. Het Hobbesiaanse en Machiavellistische wereldbeeld dat mensen fundamenteel egoïsten zijn, de homo economicus gemotiveerd door materieel eigenbelang, de aanname in de politieke wetenschap dat mensen gedreven worden om steeds meer macht te verwerven: allemaal “duidelijk verkeerd”.

Waarom? Omdat, zo zegt Brooks, we reeds altruïstisch gedrag zien in baby’s: ze rapen voorwerpen op die volwassenen hebben laten vallen, en geven ze terug. En omdat we later, wanneer we volwassen zijn, door financiële prikkels worden verleid om een economische lens te gebruiken voor onze keuzes, in plaats van ons ingebouwd moreel kompas. Hij haalt het voorbeeld aan van een kinderdagverblijf in Haifa, waar na het invoeren van een boete voor ouders die laattijdig hun kinderen kwamen ophalen (en dus de ‘morele’ norm met de voeten traden) het aantal laatkomers deed toenemen (het gaat hier om een klassiek onderzoek van Uri Gneezy and Aldo Rustichini uit 2000). De boete veranderde “onattent gedrag” in “een economische transactie”. Hij vervolgt met de stelling dat Adam Smith en de founding fathers de basis legden voor een maatschappij die probeert “privégebreken in publieke deugden om te buigen” door de introductie van die economische lens. Dat was ok destijds, want er waren instituties (vaak religieus geïnspireerd) die voor een morele lens als tegengewicht zorgden. Maar die zijn gaandeweg verdwenen, en de markt en de staat staan nu voor utilitair denken en een zelfzuchtige attitude.

Geen definitie

Het gebruik van de terminologie doorheen het artikel zit vol onvolkomenheden: de termen ‘economische lens’ en ‘financiële lens’ worden door elkaar gebruikt alsof ze hetzelfde betekenen (economie gaat over meer dan geld), het begrip ‘moraliteit’ wordt gebruikt waar de literatuur het, in gevallen als de kinderkribbe, over ‘marktnormen’ en ‘sociale normen’ heeft, en ‘altruïsme’, ondanks het feit dat het prominent in de titel staat, wordt niet gedefinieerd.

Dit is een van de problemen met dit begrip: velen (Brooks inbegrepen, blijkbaar) geloven dat het geen definitie behoeft. Altruïsme is de antithese van het egoïsme dat de economen ons toedichten, het feit dat we wel degelijk om anderen geven, zelfs als het tot onze eigen schade is. Wacht, wat? Is dat wat het betekent? Is dat wat mensen die zich altruïstisch gedragen werkelijk doen?

Misschien kan Wikipedia helpen. Daar wordt altruïsme in de biologie gedefinieerd als de handeling van een individu dat, tot eigen kost (zoals genot en levenskwaliteit, tijd, of kans op overleven of voortplanting) een ander individu bevoordeelt, zonder daarvoor een tegenprestatie of compensatie te verwachten. In economische termen weegt het nut voor het eerste individu niet op tegen de kost. Maar er is iets mis met dit beeld.

Als een biologisch organisme zich werkelijk zou gedragen op een manier die fundamenteel schadelijk is, dan zou het geen kans maken om op termijn te overleven. Het is dan ook niet verrassend dat de verklaringen vanuit evolutief standpunt besluiten dat de zogenaamde altruïstische handelingen steevast toch een of ander voordeel opleveren voor de altruïst. Het is makkelijk te zien hoe verwantschap-gerelateerd altruïsme zinvol is: wanneer je jezelf opoffert voor iemand die veel van je genetische materiaal deelt, dan bevorder je het voortbestaan van diezelfde genen. In soorten met meer complexe sociale constructies (zoals wij mensen) spelen nog vele andere factoren, zoals reciprociteit, signalling, en groepsselectie.

Het soort altruïsme waarvoor het NYT-artikel lijkt te pleiten is dus helemaal niet zo altruïstisch. David Brooks (en velen met hem) maakt zich een standpunt eigen dat even foutief is als dat van de homo economicus: het legt de nadruk op een kader van materieel nut, ten koste van het niet-materiële kader. Je bent enkel een echte altruïst als je financieel gewin laat voorbijgaan (of een financieel offer brengt) ten voordele van iemand anders. Wat deze onjuiste definite van altruïsme mist is dat, terwijl de kost van de altruïst in de materiële wereld ligt, de baat weleens in de immateriële wereld kan liggen.

De warme gloed

Daar is niets vreemds aan: we ruilen voortdurend tussen deze beide kaders. Wanneer we geld uitgeven aan iets wat ons genot schenkt – een reep chocolade, een goed glas bier, een schilderij voor aan de muur, een ticket om The Book of Mormon te gaan zien… Al deze transacties maken ons materieel armer, en toch voeren we ze uit omdat ze ons een niet-materiële baat opleveren. Als dit perfect rationeel gedrag is – en dat is het ook – dan is het niet minder rationeel een kost te dragen om iemand anders een voordeel te verschaffen, simpelweg omdat het ons ook een niet-materiële baat schenkt. Je kunt het een “warme gloed” noemen als je een beetje neerbuigend wil doen.

Ons succes als menselijke soort over honderdduizenden jaren hebben we te danken aan dit vermogen om win-winsituaties op te zoeken en te realiseren in transacties met anderen. Onze economische en sociale structuren rusten op de simpele observatie dat beide partijen in een transactie iets opgeven, zodat ze meer waarde terugkrijgen. Het doet niet terzake welk deel van het offer wordt afgewogen tegen welke baat, zolang er maar een win-winresultaat is.

En wat nog minder terzake doet is of de offers en baten in het materiële of het immateriële domein vallen. Ons intern economisch systeem zoekt het wel uit, en vertelt ons – mogelijk onder invloed van biases en denkfouten – of een transactie al dan niet de moeite waard is. In een van de eerste boeken die ik las, een oud stripverhaal van Lucky Luke, zag ik een anecdote die me nu, X aantal jaren later, nog steeds helder voor de geest komt. Twee cowboys zitten ’s avonds bij het kampvuur. De ene heeft een portie bonen, de andere een portie spek. Terwijl ze hun rantsoen opwarmen staren ze voor zich uit, luidop denkend “ik heb een grote portie bonen – had ik maar wat spek om erbij te eten” (en vice versa). Tot ze allebei plots beseffen dat de oplossing hen recht aankijkt: deel gewoon je rantsoen. Dit was een zero-sum transactie vanuit materieel standpunt, maar het gaf beide cowboys een duidelijk niet-materieel voordeel. Een wonderbaarlijke vroege les en de menselijke economie!

Het soort altruïsme dat eist dat we netto minder goed af zijn om het belang van iemand anders te dienen, het soort altruïsme dat wordt naar voren geschoven in het artikel van David Brooks, is onwerkelijk. Het zou de meest fundamentele drang die we hebben met de voeten treden, en we zouden hier niet zijn als het deel uitmaakte van ons systeem.

We zijn allemaal altruïst

Maar het soort altruïsme dat betekent dat we ons bewust zijn van de win-winuitkomst van een transctie, meer bijzonder hoe de andere partij, net als wij, er baat bij heeft - en dat betekent dat we zoeken naar de grootst mogelijke collectieve winst – dat soort altruïsme bestaat wel degelijk. En ondanks wat wordt beweerd in het NYT-artikel is dit precies waarover Adam Smith het had. Het eigenbelang van de bakker kan niet bestaan zonder een appreciatie van hoe zijn activiteit de klant ten goede komt. Het is precies omdat het leveren van brood nuttig is voor de klant, en omdat de bakker dat weet, dat hij het motief heeft om te bakken (en op dezelfde manier is het precies omdat de klant weet dat het geld dat hij betaalt voor het brood nuttig is voor de bakker, dat hij deelneemt aan de transactie.)

Natuurlijk zijn er mensen die proberen dat systeem te omzeilen – je hoeft zelfs niet de speltheorie in te duiken voor een voorbeeld: denk aan een gewone dief. Maar diefstal en bedrog zijn niet de norm: de meeste samenlevingen bestraffen dieven en bedriegers. Belangrijker is dat de meesten onder ons niet eerlijk handelen uit angst voor straffen, maar omdat we intrinsiek denken dat dit juist is – omdat dit is hoe we in elkaar zitten.

Wat intrigerend is, is dat – met uitzondering van diefstal en bedrog – we helemaal geen moraliteit nodig hebben om dit alles te verklaren. We doen wat we doen omdat we geloven dat het ons beter maakt. Of we nu een reep chocolade kopen, een euro in de papieren beker van een bedelaar gooien, het gras van de buurvrouw (die haar been gebroken heeft) maaien, of Mick Jagger zijn die over het podium danst gedurende twee uur in ruil voor enkele miljoenen – het maakt ons allemaal slechter af vanuit één opzicht, maar beter vanuit een ander dat het verlies meer dan compenseert.

Welk deel van de transactie materieel is, is niet relevant. En in alle gevallen zijn we altruïstisch (in de correcte zin van het woord). De aankoop van een chocoladereep schenkt de winkelier en iedereen in de productieketen een inkomen – en we kunnen ze opeten! Onze euro maakt de bedelaar een beetje rijker – en wij ervaren de warme gloed, net als na het tijdrovende maaien van het gras van de buurvrouw die nu een mooi gazon heeft. En zelfs Mick Jagger krijgt ongetwijfeld een warme gloed wanneer hij tienduizenden fans met hem Honky Tonk Women ziet meezingen. Dat hij daar ook nog eens een mooie som mee verdient, doet daaraan niets af.

Praktisch altruïsme – of liever, de warme gloed die je krijgt wanneer je iets voor iemand anders doet – is een economische voorkeur, bijna net als een voorkeur voor chocolade. Het enige verschil: er bestaan mensen die niet van chocolade houden, terwijl (bijna) iedereen houdt van een warme gloed. Maar het is geen absoluut begrip – net als een voorliefde voor chocolade. Een reep chocola maakt ons misschien blij, maar verschillende kilo’s in een keer verorberen hoogstwaarschijnlijk niet. Zo is het ook met altruïsme: we zijn bereid een zeker offer te brengen voor de warme gloed, maar niet meer.

Misplaatste moraliteit

En dit brengt ons bij het finale probleem met het NYT-artikel: de tendens om onze eigen morele waarden op anderen te projecteren. Als we altruïsme als een morele keuze kaderen, voeren we een normatief element in waar het niet thuishoort. We denken niet dat er een ‘moreel juiste’ hoeveelheid chocolade is om te eten, en we aanvaarden dat iedereen zijn eigen voorkeur heeft. Iedereen weegt de prijs van een reep af aan de emotionele baat die ze oplevert, de gevolgen voor de lijn en de gezondheid enzovoort.

Er is evenmin een ‘moreel juist’ niveau van altruïsme. Het is zeker geen binaire zaak die de wereld verdeelt in altruïsten en egoïstische pummels. Maar het is ook geen lineaire zaak, waarin meer altijd beter is. Altruïsme is een afweging tussen kost (die materieel kan zijn – een offer van geld, tijd, of een ander schaars middel, of immaterieel – iets prettigs laten voorbijgaan) en baat (de warme gloed).

We zouden allemaal meer kunnen schenken aan goede doelen dan we nu doen en dus altruïstischer kunnen zijn. Al wat dit zou vereisen, is wat meer uitgeven aan wat ons een warme gloed geeft, en minder aan andere zaken die ons andere vormen van genot schenken: uit eten gaan, kleren of gadgets kopen, vakanties...

Maar dat zou een slechte afweging zijn: een transactie waarin de baat niet opweegt tegen de kost. Ongeacht hoeveel moraliteit je verkeerdelijk bij de economie probeert te betrekken, zulke afwegingen gaan in tegen onze diepere natuur. Dit is waarom het soort altruïsme dat het NYT-artikel beschrijft, en dat zo vaak wordt aangehaald, een illusie is. Dat soort altruïsme bestaat niet.

 

LEES OOK
Koen Smets / 10-03-2023

Bedorven goed

Zorgen dat iemand beter af is zonder dat nog een ander er slechter aan toe is: niet zomaar een goede zaak.
tainted goods
Koen Smets / 17-06-2022

Het hoe en het wat van effectief altruïsme

Goede beslissingen nemen gaat meer over het nemen dan over de beslissingen.
empty pockets
Koen Smets / 31-08-2018

Hoe effectief is uw altruïsme?

We kunnen niet ontsnappen aan diepe, onvermijdelijke afwegingen wanneer het gaat om het aanwenden van onze middelen – ook wanneer we ze weggeven.
pleasedonate