Dit is een gastbijdrage. Een Apache-lezer levert met dit stuk een bijdrage aan het maatschappelijk debat. De auteur schrijft in eigen naam en is verantwoordelijk voor de inhoud van de tekst.

Hoe beschermt de democratie zichzelf?

Leo De Haes
rijpkema
rijpkema
Bastiaan Rijpkema, Weerbare democratie. De grenzen van democratische tolerantie, Nieuw Amsterdam, 2015.

En mét het huidige woelige tijdsgewricht. Het getuigde van grote durf en openheid dat Van den Bergh drie jaar na het ‘democratisch’ aan de macht komen van Hitler dit probleem kraakhelder aan de orde stelde. Het ging hem niet om amokmakers die met geweldpleging en/of straatterreur de democratie willen afschaffen. Deze partijen moeten zonder meer voor de rechter gebracht worden, want ze begaan misdaden.

In zijn oratie tackelde hij veeleer het probleem van ‘partijen die uitsluitend met wettige middelen aan de democratie een einde willen maken.’ Kortom, hij maakte de democratische paradox pijnlijk zichtbaar: kan en mag een democratie zichzelf louter op basis van een meerderheid in het parlement opheffen en zichzelf in een dictatuur veranderen? Het antwoord op die vraag was in 1936 zeer urgent. In navolging van Hitler en Mussolini (ook legaal aan de macht gekomen) was de hang naar autoritaire leiders groot, de democratie werd aan alle kanten ondermijnd en weggehoond.

Weerbare democratie

Maar wat is democratie precies? Vraag 10 mensen op straat wat er de essentie van is en de kans is groot dat 9 zullen antwoorden: "verkiezingen en meerderheidsbeslissingen". Democratie is in die optiek alleen maar een politiek mechanisme, een puur formalistische procedure, los van waarden en normen. Typisch voor dit soort oppervlakkige visie is de nog altijd nazinderende uitspraak van de Nederlandse minister van Justitie Piet Hein Donner uit 2006: "Als twee derde van de bevolking  de invoering van de sharia goedkeurt, dan moet de sharia ingevoerd worden, een meerderheidsbesluit als hart van de democratie."

George van den Bergh moet zich in zijn graf omgedraaid hebben. Democratie is voor hem meer dan formalisme, ze is onlosmakelijk verbonden met waarden. "Naar mijn mening is het diepste wezen der democratie zelfs veeleer in haar verdraagzaamheid, in haar eerbied voor de persoonlijkheid van ieder mens te vinden, dan in het meerderheidsbeginsel." Democratie moet gebaseerd zijn op geestelijke vrijheid, gelijkheid voor de wet en vermogen tot zelfcorrectie. Wie deze drie grondbeginselen als partij of organisatie niet wil erkennen en respecteren, moet volgens hem kunnen verboden worden. Met deze offensieve visie legde de auteur de basis van wat tegenwoordig, ook internationaal, de theorie van de weerbare democratie wordt genoemd of in het Engels: militant democracy.

Rechtsfilosoof Bastiaan Rijpkema heeft de oratie van Van den Bergh weer van onder het stof gehaald en ze een centrale plek gegeven in zijn boek Weerbare democratie. De grenzen van democratische tolerantie.  ‘Democratie kan zichzelf grote schade toebrengen en kan, in sommige gevallen, zelfs haar eigen ondergang inluiden,’ schrijft hij. Als voorbeeld geeft hij Algerije. Toen in 1991 het Front Islamique du Salut (FIS) er bij parlementaire verkiezingen een tweederdemeerderheid dreigde te halen, pleegde het leger een staatsgreep, omdat het vreesde dat het FIS Algerije zou veranderen in een islamitische staat.

Een betere illustratie lijkt het sluipende ondemocratische politieke proces in Turkije vandaag. In formele zin is Turkije nog altijd een democratie - Erdogan heeft de jongste verkiezingen glansrijk gewonnen - maar de democratische waarden (rechtsgelijkheid voor iedereen, vrijheid van meningsuiting en zelfcorrectie) worden stelselmatig uitgehold en op een intimiderende en hardhandige manier beknot. Het land is goed op weg om een presidentiële dictatuur te worden. Voor Erdogan is democratie geen doel, maar een middel. Het is het beste bewijs dat een democratie ook constitutioneel drager van waarden moet zijn om politieke zelfmoord te voorkomen. Het is 'majority rule' plus (grond)rechten. Democratie én rechtsstaat!

Zelfcorrigerend vermogen

Rijpkema  gaat in zijn boek vooral in op het zelfcorrigerende vermogen van deze staatsvorm. De meerwaarde van een democratie ten opzichte van andere regimes zit hem in het feit dat de bevolking na een bepaalde termijn andere politici kan kiezen en dus voor verandering kan opteren. Dat is een rem op misbruik van de electorale procedures. Door nieuwe inzichten of nieuwe problemen kunnen zo wetten worden bijgestuurd, afgeschaft of aangevuld.

Na belastingverhoging kan er eventueel belastingverlaging komen; de nucleaire optie van de ene regering kan door de volgende regering ongedaan gemaakt worden en omgezet worden in een groen beleid;  op defensie kan nu eens bespaard worden dan weer kan de begroting onder druk van de omstandigheden (buitenlandse dreiging, terreur) opgetrokken worden,  mogelijkheid tot homohuwelijk, euthanasie en abortus kan  wettelijk geregeld worden, enzovoort.

Dat zelfcorrigerend vermogen van de democratie stoelt op drie beginselen. Ten eerste de mogelijkheid tot evaluatie. Dat veronderstelt actief stemrecht en vrije periodieke verkiezingen. Ten tweede moeten diverse partijen de kans krijgen om elkaar te beconcurreren met hun programma’s. Burgers moeten zich zonder gevaar voor eigen leven op een lijst kunnen laten verkiezen (passief stemrecht) en zich vrij kunnen verenigingen in partijen en organisaties. Het derde en niet het minste grondbeginsel: het recht op vrije meningsuiting moet te allen tijde gewaarborgd worden. Kortom, een democratie staat of valt bij een debatcultuur, bij oppositie dus.

Alleen als die drie voorwaarden vervuld zijn, blijft democratische zelfcorrectie intact. Groeperingen die deze 3 principes niet willen erkennen, moeten uit zelfbehoud verboden kunnen worden, volgens Rijpkema. Daarmee bestrijdt hij rechtsfilosofen die menen dat een democratie niet tegen de wil van de meerderheid van de bevolking mag ingaan. Rijpkema is in goed gezelschap. In zijn boek defileren heel wat (rechts)filosofen die argumenten voor een weerbare democratie hebben ontwikkeld, ook al gebruiken ze niet altijd die term. Denk aan Karl Loewenstein, John Stuart Mill en John Rawls. Ook Karl Popper heeft in het kader van zijn ‘open samenleving’ gepleit voor intolerantie tegenover onverdraagzame mensen of bewegingen, want als intolerante politici aan de macht komen, kunnen ze het volk ertoe verleiden de beslissing te steunen ‘dat het niet meer over het regeringsbeleid beslissen zal’. En waarom mag het volk niet beslissen om de democratie af te schaffen? Precies, omdat dit het enige besluit is ‘dat niet vatbaar is voor democratische zelfcorrectie,’ aldus Rijpkema.

Deze theorie klinkt zeer consistent, maar hoe dwing je de weerbare democratie af in de praktijk? Door ze in de grondwet te verankeren. In Duitsland, dat van de ondergang van de Weimarrepubliek heeft geleerd, is dat al het geval. De weerbare democratie is na de Tweede Wereldoorlog in Duitsland via een ‘eeuwigheidsclausule’ in de grondwet ingeschreven. Bepaalde democratische principes (scheiding der machten, mensenrechten, respect voor menselijke waardigheid, vrije meningsuiting…) kunnen niet door een meerderheid in het parlement afgeschaft worden.

En het land past die grondwet ook  rigoureus toe. In de jaren vijftig verbood de Duitse rechter de Socialistische Reichspartei Deutschland (opvolger van NSDAP) en de Kommunistische Partei Deutschland wegens ongrondwettelijkheid. Om dezelfde reden moet Europese regelgeving in Duitsland altijd door de hoogste rechter getoetst worden op de (on)verenigbaarheid met de grondwet. Ook in landen als Israël, Spanje en Italië voorziet de grondwet maatregelen om de democratie tegen het meerderheidsprincipe te beschermen.

Rijpkema besteedt ook aandacht aan het heikele punt van de timing: wanneer moeten antidemocratische bewegingen verboden worden? Niet te pas en te onpas. Niet te vroeg, maar ook niet te laat. En helpt een verbod wel? Vaak zie je verboden partijen immers algauw weer onder een nieuwe naam opduiken. Denk aan het Vlaams Blok, alias Vlaams Belang (overigens veroordeeld wegens racisme, niet wegen een antidemocratische ideologie). De vraag is ook of een verbod niet contraproductief werkt omdat de leden van de verboden partij daardoor nog radicaler en dus ondemocratischer worden.

Tot mijn verbazing blijkt uit vergelijkend onderzoek dat repressie in dezen werkt. Verboden partijen verzwakken, ook al komen ze weer onder een andere naam op. Vaak komt dat omdat een deel van de leden zich wil aanpassen aan het democratisch proces, terwijl een ander deel radicaal blijft maar door die scheuring aan invloed inboet. Ondanks alle pragmatische bezwaren tegen een verbod, concludeert Rijpkema: ‘Partijverboden zijn een belangrijk en niet zelden effectief instrument van democratische zelfverdediging.’

Nu onder meer in België, Frankrijk, Nederland, Zweden en Denemarken meer en meer stemmen opgaan om (een deel van de) salafistische verenigingen te verbieden, kan het geen kwaad om de weerbare democratie in stelling te brengen.  Het boek van Rijpkema levert daartoe alvast een sterke onderbouwing en argumenten, al was het maar om de discussie ten gronde te voeren.

Het boek eindigt ijzersterk. Rijpkema roept in een epiloog politici op om meer moed te tonen. Ze zouden makkelijker in publiek hun fouten moeten erkennen en ze corrigeren. Noem het een soort zelfcorrigerend vermogen op individueel vlak. Die insteek past volgens hem perfect bij een weerbare democratie. En tot slot vraagt hij politici terecht om in het openbaar onomwondener dan ooit het recht van burgers te verdedigen om te zeggen en te doen wat juridisch toegelaten is. Kortom, Salman Rushdie of welke auteur ook moet de boeken kunnen schrijven die hij wil schrijven. Onlangs heeft Iran de fatwa tegen Rushdie bevestigd en het bedrag voor een moord op de auteur fors verhoogd. Ik herinner me geen protesten van Europese of Amerikaanse politici.

Over het algemeen stelt de politieke elite (behalve extreemrechts) zich bij ons in zulke zaken te sussend en gematigd op, tenzij er doden vallen zoals bij de aanslag op de redactie van Charlie Hebdo. We laten ons door onze vertegenwoordigers doorgaans als slapjanussen wegzetten. Het lijkt wel of we er zelf niet in geloven. Ook die houding ondergraaft de facto de democratie en onze waarden.

Italië presteerde het zelfs om enig artistiek vrouwelijk naakt in de straat te verdonkeremanen bij het bezoek van de Iraanse president. Hoe zelfverzekerd treden Khamenei, Poetin en Erdogan op. Ook op dit punt  is politiek een omslag nodig. Wat betekenen vrije meningsuiting, mensenrechten en persvrijheid als die niet op elk moment voor 100% verdedigd worden? Onze democratie is mede daardoor weer in het defensief en het is hoogtijd dat ze zich weerbaarder opstelt. Elke rechtgeaarde democraat, politicus of niet, kan ik het boek van Rijpkema dan ook van harte aanbevelen.

Wat te doen met anti-democratische partijen? De oratie van George van den Bergh uit 1936, Elsevier. 

Bastiaan Rijpkema, Weerbare democratie. De grenzen van democratische tolerantie, Nieuw Amsterdam, 2015. 

LEES OOK
Redactie Apache / 19-10-2010

De gezwinde overgang van fascisme naar communisme

Vanaf eind 1944 overspoelde het Rode Leger Oost-Europa. De totalitaire en fascistische regimes werden in geen tijd vervangen door centraal geleide communistische staatsapparaten…
Erich Mielke