Dit is een gastbijdrage. Een Apache-lezer levert met dit stuk een bijdrage aan het maatschappelijk debat. De auteur schrijft in eigen naam en is verantwoordelijk voor de inhoud van de tekst.

Waarom laat het VAF de generatie van Robbe De Hert in de kou staan?

Wouter Hessels
Portret van filmmaker Robbe De Hert uit 2006.
Filmmaker Robbe De Hert in 2006. (© Dirk Waem (Belga))

Robbe De Hert heeft Vlaamse filmgeschiedenis geschreven. Niet alleen als filmmaker van een — naar Vlaamse standaarden — groot en uiteenlopend filmoeuvre, ook als smaakmakende chroniqueur van de Vlaamse/Belgische filmgeschiedenis. Hollywood aan de Schelde (2018), waarin hij zijn persoonlijke en kritische kijk geeft op het Vlaamse en ook een beetje het Franstalige Belgische filmleven, is zijn filmtestament geworden.

Maar er is meer. Hij heeft zich in de loop van zijn filmleven zeer uitdrukkelijk opgeworpen als eigenzinnige filmgeschiedenisschrijver met onder meer Janssen &  Janssens draaien een film (1991, in co-regie met Luc Pien). Deze documentaire, waarin ze terugblikken op 25 jaar filmmaken in Vlaanderen, is nu digitaal gerestaureerd en wordt vanaf 23 september opnieuw vertoond in een aantal Vlaamse steden.

Robbe De Hert plaatste zijn eigen filmwerk altijd in de bewogen Belgische en Vlaamse filmgeschiedenis en dat sinds de eerste pioniers Henri Storck en Karel Dekeukeleire.

Na die eerste pioniersgeneratie was er onder meer de generatie Roland Verhavert-Ivo Michiels-Emile Degelin. De Hert is altijd zeer dankbaar geweest ten aanzien van filmcriticus (BRT), producent en regisseur Roland Verhavert (1927-2014).

De maker van de eerste Vlaamse film noir, Meeuwen sterven in de haven (1955, co-realisatie met Rik Kuypers en Ivo Michiels) en Het afscheid (1966) heeft vanaf medio jaren 70 tot medio jaren 80 de eerste, belangrijke speelfilms gelanceerd van de ‘angry young men’, zijnde Guido Henderickx (1942), Patrick Le Bon (1940-2021) en last but not least Robbe De Hert (1942-2020).

Verhavert produceerde onder andere Verbrande brug (1975), Hellegat (1980), De Witte (1980), Zaman (1983) en Zware jongens (1984). De generatie van Robbe De Hert debuteerde  al in de jaren 60 met zelf gefinancierde korte films, vaak experimenteel van vorm en zeer maatschappijkritisch van inhoud.

Tot de generatie Robbe De Hert behoorden ook Harry Kümel (1940), Paul Collet (1941) en Pierre Drouot (1943). De autodidact Kümel baarde opzien en oogst nog steeds groot cultsucces met internationale, zeer esthetische coproducties zoals de lesbische vampierenfilm Les lèvres rouges (1971) en het fantastieke Malpertuis (1972). Collet en Drouot draaiden eind jaren 60 een paar erotische exploitatiefilms zoals Cash?Cash! (1967) en L’étreinte (1969) die schandaal veroorzaakten in het brave, katholieke Vlaanderen.

Zelfs in de jaren 70, 80 en 90 was het voor Robbe De Hert en co. allesbehalve makkelijk om hun films gesubsidieerd te krijgen. De middelen zijn tot het begin van de eenentwintigste eeuw altijd karig gebleven. De strijd moest telkens opnieuw gestreden worden. De Hert stuurde met een aantal generatiegenoten vurig aan op de oprichting van een onafhankelijk filmfonds.

Dat het Vlaams Audiovisueel Fonds in september 2002 het levenslicht zag, is mede te danken aan De Hert en Kümel, zowat de meest actieve en bekendste filmmakers van hun generatie.

Het filmbudget van het VAF is substantieel verhoogd, de internationale erkenning van de Vlaamse film groeit en bloeit sinds 2002 en bereikte in 2022 een nooit eerder gezien hoogtepunt met topprijzen in Cannes voor Close van Lukas Dhont en Le otto montagne van Charlotte Vandermeersch en Felix Van Groeningen, met recent een selectie in de hoofdcompetitie van Venetië voor Holly van Fien Troch en ook een grote publieksopkomst voor commerciële films als Zillion.

Er wordt terecht veel geïnvesteerd in jong en nieuw talent, maar de generatie van De Hert en Kümel staat sinds 2002 wel eenzaam in de kou. Harry Kümel maakte zijn laatste speelfilm Eline Vere in 1991, Patrick Le Bon realiseerde Paniekzaaiers al in 1986 , Guido Henderickx S. in 1998 en Robbe De Hert Lijmen/Het Been in 2000.

Ik vind dat ontstellend voor een generatie Vlaamse filmmakers die thematische en esthetische grenzen verlegd heeft. Uiteraard weet ik dat zowel Kümel als De Hert straffe filmmakers met een (te) grote mond zijn die het VAF en de filmselectiecommissies regelmatig schoffeerden. Soms terecht, soms onterecht.

Misschien hadden De Hert en Kümel beter een handige, efficiënte en pragmatische producer onder de arm genomen die kon tegemoet komen aan de geformatteerde subsidievragen van het VAF. Robbe De Hert had een broertje dood aan administratie, maar bij zijn overlijden had hij wel nog 101 filmprojecten in zijn hart, zijn hoofd en zijn lade.

Pierre Drouot, succesvol producer van onder meer Toto le héros (1991, Jaco Van Dormael), was van 2005 tot 2017 een gedreven intendant met grote filmexpertise van het VAF, maar ook tijdens zijn bewind bleven zijn generatiegenoten met lege handen achter. Een gemiste kans. Een beschamende vertoning ook.

Het VAF levert zeer verdienstelijk werk in het steunen van jong talent, in het ontwikkelen van ateliers, workshops, in de internationale promotie van Vlaamse films, … maar het VAF heeft bitter weinig gedaan voor de filmhistorisch belangwekkende generatie De Hert-Kümel en koestert haar filmisch erfgoed van de voorbije eeuw niet.

Waarom mocht en kon Robbe De Hert en waarom mag en kan Harry Kümel geen gesubsidieerde speelfilms meer maken in deze eeuw? Omdat ze hun geformatteerde subsidiedossiers niet goed hebben ingevuld? Omdat ze noodzakelijke luizen in de pels zijn van een nog steeds verzuild Vlaanderen? Omdat ze geen commerciële films maken? Of zijn ze bewust gepasseerd?

Waarom subsidieert het VAF geen restauraties van belangwekkende Vlaamse speelfilms in nauwe samenwerking met CINEMATEK (Koninklijk Belgisch Filmarchief)?

Dankzij een structurele subsidiëring van de Franse Gemeenschap worden er de komende drie jaar tijd honderd Belgische, Franstalige films digitaal gerestaureerd. Op deze manier kan onder meer het volledige filmoeuvre van Chantal Akerman digitaal vertoond worden.

Het behoort mijns inziens tot de essentiële opdracht van het VAF om het Vlaams filmisch erfgoed te koesteren. Van Henri Storck en Edith Kiel, over Roland Verhavert en Robbe De Hert, over Stijn Coninx en Dominique Deruddere  tot Felix Van Groeningen en Fien Troch.

Wil het Vlaams Audiovisueel Fonds met voorzitter Siegfried Bracke (N-VA) en haar te gepolitiseerde raad van bestuur geen subsidies geven aan een Belgische, doch wereldvermaarde archiefinstelling als CINEMATEK die ook zeer deskundig kan instaan voor een kwaliteitsvolle bewaring, bewaking en ontsluiting van het Vlaams filmpatrimonium?

Geplande vertoningen van Janssen en Janssens draaien een film:

26/9 om 19u in Cinematek (Brussel)

27/9 om 20u in Roxy (Koersel)

29/9 om 20u in Cinema Storck (Oostende)

2/10 om 19u45 in Studio Skoop (Gent)

3/10 om 20u in Lumière Mechelen

5/10 om 20u in Lumière Brugge

25/10 om 19u30 in Cinema Ritcs (Brussel)

30/10 om 20u15 in Buda (Kortrijk)

LEES OOK
Bjorn Gabriels / 08-09-2023

Filmmakers treden op als curator tijdens biënnale Contour

Het platform Auguste Orts tekent voor de tiende editie van het festival voor bewegend beeld.
Biënnale Contour
1 REACTIE
Jacques Boon28-09-2023 14:25:03
Fragment uit De Morgen dd. 5 juni 2012:
"Zijn experts niet bij uitstek de kenners, gepokt en gemazeld, stralend van competentie? Tja, hier wringt het schoentje, want het schone principe van een deskundig, geobjectiveerd advies lijkt al geruime tijd de grens van de welvoeglijkheid voorbij. De samenstelling van de commissies verwerd geleidelijk tot een onmogelijke oefening. Vlaanderen, als relatief kleine gemeenschap, beschikt niet over een voldoende ruim reservoir aan ervaren, deskundige mensen die weliswaar betrokken zijn (anders is er geen expertise) maar tegelijkertijd niet dabben in het moeras van het kannibalisme. Steeds meer verhalen illustreren adviezen waarbij de rechters ook partij zijn of waar een minimale kennis van het dossier ontbreekt. Tegelijkertijd floreren roddelcircuits in dit relatief kleine en opgehitste wereldje, waar een deel van deze elite niet zozeer ascetisch maar vooral atletisch grossiert in vooroordelen en sfeerschepperij. Instellingen en personen die niet passen in de vigerende kwaliteitsverhalen vermalen onherroepelijk tot artistiek gruis, gruis in een schallende symfonie van de smaakpolitie."
Auteur van het artikel: Bert Anciaux.

Jacques Boon.