Jongeren in beroepsonderwijs zitten slechter in hun vel

Liesbet De Kock
jongeren
Jongeren uit het beroepssecundair onderwijs scoren slechter op zowat alle welzijnsindicatoren. (Aedrian (Unsplash))

Ze werden geboren in het digitale tijdperk, maakten als jonge kinderen de eerste klimaatprotesten mee en hun tienerjaren werden aangekondigd door een wereldwijde pandemie. Afhankelijk van hun geboortejaar worden ze gerekend tot Generation Z (voor 2010) of Generation Alpha (na 2010). Het zijn onder meer de meisjes van 13, van wie de onlangs overleden cabaretier Paul Van Vliet in 1970 al beweerde dat ze meestal "niet zo gelukkig" zijn.

Het mentale welzijn van Vlaamse adolescenten ging sinds 2018 merkelijk achteruit

Meer dan vijftig jaar later blijkt daar misschien een zweem van waarheid in te zitten. Toch als we afgaan op de meest recente resultaten van de Health Behaviour in School-aged Children-studie (HBSC). Dit vierjaarlijks internationale onderzoek polst naar het mentale, sociale en fysieke welbevinden van schoolgaande kinderen tussen 11 en 18 jaar oud. In Vlaanderen namen dit keer zo’n 20.000 jongeren deel aan de grootschalige bevraging, gefinancierd door het Agentschap Zorg en Gezondheid.

Zowat een op tien (11%) 13-14 jarige meisjes gaf zichzelf een score van minder dan zes op tien voor levenstevredenheid, tegenover 5% van hun mannelijke leeftijdsgenoten. Maar ontevredenheid is geen voorrecht van 13- en 14-jarigen. In de categorie van 15-16-jarigen kalft de levensvreugde van sommigen – gelukkig nog steeds een minderheid – verder af: 14% van de meisjes en 7% van de jongens staat ontevreden in het leven.

Het onderzoek bevestigde verder wat we eigenlijk al wisten: het mentale welzijn van Vlaamse adolescenten is er sinds de vorige HBSC-studie in 2018 merkelijk op achteruit gegaan. Niet alleen de levenstevredenheid daalde, opvallend meer tieners gaven aan dat ze zich meermaals per week humeurig voelen, last hebben van zenuwachtigheid en kampen met ongelukkige gevoelens. Het aantal jongeren dat moeilijkheden ervaart om de slaap te vatten, steeg van ruim een kwart tot bijna een derde.

Covid-19 als zondebok

Dat ook voor kinderen en jongeren de wachtlijsten voor psychische hulpverlening steeds langer worden, wisten we intussen. Dat aanhoudende lockdowns en coronamaatregelen inhakten op de psychische gezondheid van kinderen en jongeren ook. Het gebruik van psychofarmaca piekte in die groep. In de nasleep van de coronacrisis meldden opvallend meer kinderen en jongeren zich aan voor psychiatrische spoedhulp. Dat bleek eerder uit een studie van de Christelijke Mutualiteit.

De coronacrisis heeft de neerwaartse evolutie in het welzijn van jongeren niet veroorzaakt, maar wel duidelijk versneld

Het is belangrijk om niet alles in de schoenen van Covid-19 te schuiven, waarschuwt Maxim Dierckens. "We zagen tussen 2014 en 2018 al een belangrijke internationale daling van het welzijn onder jongeren", benadrukt de coördinator van de Vlaamse HBSC-bevraging, die als postdoctorale onderzoeker verbonden is aan de vakgroep Volksgezondheid en Eerstelijnszorg van de Universiteit Gent.

De coronacrisis heeft de neerwaartse evolutie dus niet veroorzaakt, maar wel duidelijk versneld. Schoolsluitingen, het wegvallen van de sportclub of de jeugdbeweging, en de vreemdheid van een anderhalvemetersamenleving: ze gaven het psychische welzijn van vele jongeren een ernstige klap.

Scherpe daling van welzijn in BSO

De impact van de pandemie op het welbevinden van volwassen en jongeren toonde opnieuw aan dat niet enkel persoonlijkheidskenmerken of individuele kwetsbaarheden bepalend zijn voor de psychische gezondheid. Een crisis in de volksgezondheid kan het welbevinden fnuiken, maar ook sociaal-economische en sociaal-demografische factoren spelen een belangrijke rol.

Waar je wieg stond, of je als jongen of meisje werd geboren en zelfs de wijk waarin je woont, bepalen mee hoe goed (of slecht) je in je vel zit. "Individuele factoren zijn belangrijk om verschillen in welzijn te verklaren, maar we moeten ook aandacht hebben voor het meso- en het macroniveau", zegt Dierckens.

Ook dat blijkt opnieuw uit de HBSC-studie. Zo varieert het geluksniveau van Vlaamse tieners systematisch naargelang het type onderwijs dat ze genieten. Liefst 92,1% van de bevraagde jongeren uit het algemeen secundair onderwijs (ASO) rapporteerde een hoge levenstevredenheid. In het technisch secundair onderwijs (TSO) zakt de gemiddelde score naar 88,7%. In het beroepssecundair onderwijs (BSO) ligt de levenstevredenheid met 85% het laagst. Tussen jongens en meisjes zijn ook (kleine) verschillen te merken.

Het verschil in welzijn tussen tieners in het ASO en het BSO is het grootst. Die laatste groep blijkt over het algemeen minder gelukkig, ziet de toekomst somberder in en ervaart meer moeilijkheden met slapen.

In vergelijking met vorige metingen zijn mentale klachten bij jongeren opvallend toegenomen. Het aantal jongeren dat melding maakt van suïcidale gedachten was in 2022 over het algemeen alarmerend hoog, maar ook daar spannen leerlingen uit het beroepsonderwijs de kroon. Intussen gaat het om ruim een vijfde van de jongeren in het algemeen onderwijs, maar een hallucinante 28,5% van de jongeren in het beroepsonderwijs.

Ook het aantal jongeren dat zelfbeschadigend gedrag vertoont is beduidend toegenomen: van 7,5% van de leerlingen in het ASO in 2014, naar 16,9% in 2022. Voor het beroepsonderwijs gaat het om een stijging van 11% naar 26,1% in diezelfde periode. Uit de data blijkt opnieuw een belangrijk verschil tussen jongens en meisjes. Zo komt zelfbeschadigend gedrag meer dan dubbel zo vaak voor bij meisjes. Zij rapporteren ook veel vaker suïcidale gedachten.

In het BSO is die genderkloof het meest uitgesproken: 20% van de jongens, tegenover 40% van de meisjes heeft te kampen met suïcidale gedachten. In het ASO is dat respectievelijk 17% en 25%.

Als we kijken naar zelfbeschadigend gedrag is de genderkloof zelfs nog groter: 15% van de jongens, tegenover 40% van de meisjes in het BSO. In het ASO gaat het respectievelijk om 10% en 23%.

Opvallend is verder dat jongeren uit het BSO zich fysiek minder gezond voelen, en meer last hebben van hoofd- en buikpijn.

Op sociaal vlak voelen leerlingen uit het beroepsonderwijs zich eveneens minder goed in hun vel in vergelijking met leerlingen uit het algemeen secundair onderwijs. De eerste groep voelt zich opvallend vaker eenzaam dan de laatste.

De scores van leerlingen uit het TSO liggen op zowat alle indicatoren tussen het ASO en BSO. De trend is echter duidelijk: het psychisch, fysiek en sociaal welbevinden van leerlingen verschilt systematisch naargelang het type onderwijs. Jongeren in het ASO trekken aan het langste eind, gevolgd door leerlingen uit het TSO. Het beroepsonderwijs bengelt onderaan op zowat alle welzijnsindicatoren.

Een deprimerende waterval

Hoewel sluitende verklaringen ontbreken, gaan die grote verschillen in welzijn deels terug op de manier waarop het onderwijs in België is georganiseerd. Het beruchte ‘watervalsysteem’ – waarbij leerlingen die het moeilijk hebben trapsgewijs ‘zakken’ van ASO naar TSO en uiteindelijk naar BSO – werkt demotivatie en schoolmoeheid in de hand, weten we al langer.

Na een C-attest of zittenblijven in het ASO verhuizen leerlingen naar het TSO, en met nog wat verdere pech uiteindelijk naar het BSO. Het maakt de schoolloopbaan van heel wat jongeren tot een aaneenschakeling van negatieve keuzes en faalervaringen. Dat kan al eens op het gemoed gaan wegen.

Maxim Dierckens (UGent): 'De sociale ongelijkheden in gezondheidskwesties worden bij jongeren steeds groter'

Belangrijker nog is dat het watervalsysteem bestaande socio-economische ongelijkheden weerspiegelt en versterkt. "Het onderwijssysteem in Vlaanderen is heel sterk verdeeld", bevestigt Dierckens. "Jongeren uit kwetsbare socio-economische posities stromen makkelijker door naar het beroepsonderwijs."

Dat is in deze belangrijk, want sociale positie is een belangrijke voorspeller voor gezondheid (de zogeheten 'sociale gradiënt'): de kans op een goede mentale en fysieke gezondheid neemt recht evenredig af naarmate je daalt op de sociale ladder. In het BSO vinden we niet enkel meer leerlingen terug uit financieel kwetsbare gezinnen, maar ook meer jongeren met een migratieachtergrond en uit eenoudergezinnen. In die groepen zien we ook bij volwassenen meer mentale en fysieke gezondheidsrisico's en -problemen.

De nieuwe HBSC-studie maakt opnieuw duidelijk dat de sociale gradiënt in gezondheidskwesties zich al van kindsbeen af laat gelden. "We zien bovendien hoe de sociale ongelijkheden in gezondheidskwesties bij jongeren steeds groter worden", zegt Dierckens, die zijn doctoraat schreef over het onderwerp. Daarbij speelt overigens niet enkel de (beperkte) toegang tot financiële middelen een rol, maar ook immateriële factoren zoals levensstijl, kennis, en competenties, die volgens Dierckens sterk zijn aangeleerd en doorgegeven worden binnen families en over generaties heen.

Ook factoren die beschermend werken naar psychisch welzijn toe – zoals een stevig sociaal vangnet – zijn vaak in mindere mate aanwezig bij leerlingen in het beroepsonderwijs. "We zien dat jongeren uit het beroepsonderwijs vaak minder steun ervaren van vrienden en familie", legt Dierckens uit. Ze scoren ook opvallend lager op het gevoel van eigeneffectiviteit, een indicator die peilt naar het vermogen om om te gaan met problemen en zaken uit te voeren zoals gepland. Dat verminderde gevoel van controle vertaalt zich ook in minder hoopvolle toekomstverwachtingen.

Dat jongeren uit het BSO meer psychische, sociale en fysieke klachten rapporteren, heeft dus waarschijnlijk minder te maken met de kenmerken van het onderwijstype, dan met het feit dat het watervalsysteem een doorslagje is van bestaande sociale verhoudingen.

Eerder dan een dam op te werpen tegen sociale ongelijkheid en gelijke kansen te bespoedigen, bestendigt het onderwijssysteem op die manier bestaande sociale ongelijkheden, ook op vlak van gezondheid. Dat is dus al te merken bij kinderen van 11 jaar, toont de jongerenbevraging aan.

Het tij keren

Hoe valt die vicieuze cirkel te doorbreken? Een eerste piste ligt voor de hand: weg van het watervalsysteem, naar een meer inclusief onderwijs waarin sociale afkomst niet langer een bepalende factor is. Die onderwijsmodernisering staat al lang op de agenda van de Vlaamse Regering, maar laat voorlopig op zich wachten.

Maxim Dierckens: 'Interventies moeten afgestemd zijn op de noden en die verschillen over doelgroepen heen'

Om sociale ongelijkheden in gezondheidskwesties weg te werken, is het volgens Dierckens ook nodig om (preventieve) interventies beter af te stemmen op doelgroepen. Geen gelijke aanpak voor iedereen, dus, maar wel "proportioneel universalisme", zegt hij. "Interventies moeten afgestemd zijn op de noden en die verschillen over doelgroepen heen."

In het beroepsonderwijs kan bijvoorbeeld meer ingezet worden op beschermende factoren, zoals het versterken van het sociale vangnet. Voor precieze beleidsaanbevelingen is het nog wat te vroeg, geeft Dierckens mee. "We hebben nu heel wat hypothesen en data, maar moeten nog meer zicht krijgen op onderliggende mechanismen en mogelijke verklaringen."

Vlaams minister voor Welzijn, Volksgezondheid en Gezin Hilde Crevits (CD&V) benadrukte in een eerste reactie vooral de impact van de coronacrisis op jongerenwelzijn, en de opmerkelijke genderkloof. De sociale ongelijkheid houdt ze voorlopig buiten beschouwing. Crevits belooft wel het beleid te evalueren en nieuwe acties op te zetten om het tanende jongerenwelzijn op te krikken. "Zo’n brede internationale tendens kan je natuurlijk niet op korte termijn keren, maar vraagt aandacht vanuit de hele maatschappij", zei ze.

LEES OOK
Kaja Verbeke / 20-12-2017

In Mechelen groeien (wel) bloemen op de mesthoop

Mechelen houdt 80% van de begeleide jongeren uit de criminaliteit door hen intensief in hun eigen omgeving te begeleiden. Jongeren weghalen uit een problematische thuissituatie,…
DE WEVER