De rentrée littéraire volgens Harold Polis

Peter Casteels
url
url

Dit jaar had het literaire milieu de rentrée littéraire eigenlijk niet nodig om zichzelf in september op de kaart te zetten. Er was zowaar een relletje voor handen waar de krantenpagina’s mee konden worden volgeschreven. Het zou kunnen dat de man het tegen de tijd van publicatie alweer ontkent dan wel bevestigt, maar naar het schijnt heeft Harold Polis – de uitgever van De Bezige Bij Antwerpen die onder curatele staat van de Nederlander Robbert Ammerlaan – een recensie van Mark Cloostermans verbrand tijdens de presentatie van het romandebuut van Maarten Inghels. (Na drie dichtbundels heeft die jongen pas door dat er met poëzie geen droog brood te verdienen valt.) En zoals het een echte rel betaamt werd er zelfs iemand gevonden die het opstootje met boekverbrandingen wilde vergelijken. Ho, ho, meneer Polis.

Niks als vullis

Dat Harold Polis niets beters kan bedenken dan tijdens de voorstelling van één van zijn vele topauteurs wat te rotzooien met een stuk papier en een aansteker, lijkt mij een goede reden voor Ammerlaan om hem in een bestuurlijke functie te parkeren, maar de uitleg die Polis er achteraf, met mondjesmaat, bij vertelde, bood voldoende redenen om hem op staande voet te ontslaan. Het was een slechte recensie. En het moest maar eens gedaan zijn met die slechte recensies voor topauteurs. Beeldt u in – niet zo heel erg moeilijk – dat Alexander De Croo de desastreuze peilingen voor zijn partij tijdens een avond van de Brakelse Rotaryclub met een briefje van vijftig euro in de fik steekt – dat niveau.

In het geheel niet gehinderd door het besef dat zijn positie als uitgever elke kritiek van hem potsierlijk maakt, dacht hij deze amechtige redenering verder te moeten uitwerken. “Dit stuk was heel duidelijk persoonlijk gericht. Dit was niet meer op de bal spelen, maar op de man. Iedereen mag schrijven wat hij wil, maar dan mag ik ook boze geesten verdrijven”, pruttelde Polis tegen De Morgen. Los van dat die opmerking nergens op sloeg, is gehuil daarover in het literaire milieu hooglijk bizar. “Het werk van Mullis, is niks als vullis. Het werk van Reve, dat is leve”, is één van de slogans waar Reve nog steeds voor wordt bemind. Wie zich tussen boeken begeeft, moet op de man spelen. Dat gaat ook niet anders als het onderhavige zoiets persoonlijks als een roman is.

Wie zich tussen boeken begeeft, moet op de man spelen. Dat gaat ook niet anders als het onderhavige zoiets persoonlijks als een roman is.

Nu zou men denken dat Harold Polis als een verwarde man zou worden weggeleid, maar hij kreeg in literaire kring enige bijval. Marc Reugebrink (door Polis uitgegeven) mocht in De Standaard nogmaals zijn cultuurpessimistische praatjes serveren, om te concluderen dat enkel positieve recensies in deze gitzwarte tijden zin hebben. De literatuur is een kasplantje waar erg omzichtig mee moet worden omgesprongen. Kritiek kan het niet meer verdragen. Geef manke auteurs een letterenbeurs, maar zwijg ze verder dood. Anders kunnen ze als munitie dienen voor de monsters, en mensen van teevee, die alle literatuur willen vernietigen. Wie Reugebrink leest, krijgt veel zin om de stekker er maar gelijk uit te trekken, ware het niet dat zijn dystopische woorden enkel de werkelijkheid omschreven.

Wij van WC-eend

Het is niet omdat Harold Polis een (net zoals het gewraakte oordeel van Cloostermans over Inghels’ boek luidde) puberale act opvoert, dat er niets mis is met de literatuurkritiek. Het tegendeel is, zelfs dubbelop, waar. Ik ben uitgever noch topauteur, maar ik erger me regelmatig dood aan de dwaze boekenrecensies in kranten. Niet aan de verzuurde uithalen die erin te vinden zouden zijn, maar aan het hysterische gejubel waarmee over het boekenvak wordt bericht. De afgelopen weken was daar een spectaculair voorbeeld van te vinden in De Morgen. Daarin werd het romandebuut van Marnix Peeters, ‘De dag dat we Andy zijn arm afzaagden’, tot vervelens toe de hemel in geprezen. Het boek wordt overigens ook uitgegeven door Harold Polis, maar naar het schijnt heeft hij de recensie van Karl van den Broeck niet in brand gestoken.

Peeters’ is medewerker van De Morgen (bij mij vooral bekend van enkele tenenkrullende interviews) en de eerste hoofdstukken van zijn boek werden als publiciteitsstunt door zijn krant verspreid. Dat maakt de kritiek op van den Broeck even voorspelbaar als de reden waarom Humo al twee weken enkel programma’s van VIER op de voorpagina heeft staan, dus het is weinig eervol om die bal binnen te koppen. (Nog minder eervol is dat wanneer de ombudsman van de concurrerende krant dat doet.) Moet gezegd dat het me wel benieuwd maakt naar zijn recensie van de verzamelde columns van Bart Eeckhout over zoonlief.

Ik vertrouw recensenten niet meer. Wie de boekenbijlagen van De Standaard en De Morgen leest, en misschien iets minder partijdig is dan Harold Polis, krijgt de indruk dat in Vlaanderen de ene magistrale roman na de andere verschijnt

Hype van eigen bodem

Waar het mij om gaat is dat ik die recensie van Karl van den Broeck niet meer geloof. In het interview dat hij met Marnix ‘Ik ben een goestingrukker’ Peeters had, kondigt van den Broeck hem aan als literaire ‘wonderboy’. Iedereen weet dat de weg naar de hel is geplaveid met zulke jongens, en dat alle uitgeverijen ernaar streven hun kwartaalcijfers te verhogen met de lancering van telkens weer een nieuw exemplaar. Maarten Inghels wordt al jaren als zodanig geafficheerd. Dat is een kwalijke gewoonte van uitgevers, waar journalisten veel te vaak in mee hollen. Het is een particuliere klacht, maar ik heb al te veel rotdebuten gelezen waarvan de auteur daaraan voorafgaand door het literaire journaille op een praalwagen was rondgereden.

Van den Broeck schreef net hetzelfde als altijd – te beginnen met een vergelijking met het debuut van Erwin Mortier of Arnon Grunberg. Eigenlijk werd er in de andere media al bij al zelfs niet zo heel veel aandacht besteed aan Peeters, maar dat stond het enthousiasme van de recensent niet in de weg. “Weinig debuten werden de afgelopen jaren zo gehypt als dat van Marnix Peeters”, begint van den Broeck, waarmee hij me dwingt te verwijzen naar de hele reeks artikels die hij eigenhandig over het boek schreef (naast een recensie en een interview ook een knallende aankondiging) en het citaat van filmkenner Erik Van Looy (‘Een nieuwe John Irving’) dat de krant naar aanleiding van de voorpublicatie in eigen beheer herhaaldelijk afdrukte. Anders klopt zijn stelling niet. Enkel in het hoofd van Karl van den Broeck is een hype ontstaan over dat boek. En in dat van de mensen die van den Broeck vertrouwen.

Maar dat is net het probleem van recensenten. Ik vertrouw ze niet meer. Wie de boekenbijlagen van De Standaard en De Morgen leest, en misschien iets minder partijdig is dan Harold Polis, krijgt de indruk dat in Vlaanderen de ene magistrale roman na de andere verschijnt. Recensenten zijn dolblij als ze uitgevers kunnen helpen met het opblazen van een hype - liefst van eigen bodem. De meeste oordelen lijken doorslagjes van de reclamefolders die Marc Reugebrink in gedachten heeft. Het is dat goedbedoelde maar dolgedraaide enthousiasme dat de literatuurkritiek en haar geloofwaardigheid heeft ondergraven, en niet een vinnige uithaal naar het zoveelste topboek van één van onze vaderlandse wonderboys. Die recensie over Inghels was net een verademing tussen het onophoudelijke vuurwerk van sterren.

LEES OOK
Bert Moerman / 16-07-2021

Een vorm van vooruitgang

'Niets is ooit zo slecht dat het voor niets goed is.'
bert moerman
Nadia Nsayi / 30-06-2021

Spijt is niet genoeg

België moet samenwerken met Congolese leiders die hun land willen opbouwen.
de croo in congo
Anton Jäger / 04-06-2021

De Coningskwestie

Wat vertelt de online steun van duizenden Vlamingen over het Vlaanderen van vandaag en gisteren? 
BRUSSELS BOIS DE LA CAMBRE LA BOUM THREE