De inmigiratiegolf is hier in het dorp over onze hoofden heen gerold zonder dat er iets te merken viel. Hier wonen uitsluitend inboorlingen, behalve ik, maar dat is het vermelden nauwelijks waard. Als goede burger paste ik mij meteen aan. Wat niet zo moeilijk is. Regelmatig mijn portie hesp en rantsoen wijn wegwerken, nu en dan een rondje betalen en klaar is Kees.
Maar nu hebben we een neger. Een boom van een kerel en zo zwart als de nacht. Toen hij in het café verscheen, werd het doodstil.
"Een zwarte, gedomme", verbrak de eigenares de stilte.
Hij moet deze situatie al vele malen meegmaakt hebben, onze stilte beantwoordde hij met een brede glimlach en een goededag voor alleman. Met een zwaar accent, dat wel, waarop hij een pint bier bestelde.
Alfonso, vaste klant, 53 jaar, getrouwd, twee kinderen, zeven koeien, acht kippen en een vechthaan rijk, zei: "Gij zijt wel serieus verloren gelopen!"
De ijselijke stilte vertoonde barsten in de vorm van gelach. Ook de neger lachte zijn rij ivoren wachters bloot. "Nee, nee. Niet verloren. Ik kom werken op de waterfabriek. Water op flessen trekken van de bron."
U moet weten dat hier niet veraf een welbekende bron is waar een bedrijf staat dat water uit diezelfde bron puurt en daar een aardig centje aan verdient.
"Een neger die werkt, dat is ook nieuw", lachte Miguel. Tweemaal gescheiden, een zoon, beroepsalcoholieker, werkloos, inwonend bij zijn oude moeder. Niemand reageerde op zijn flauwe opmerking.
Onze dorpsknijp was opgetogen met dit bezoek. Er gebeurde eens iets. Meteen wilden we van alles weten. We trakteerden hem een paar pinten en vroegen hoe zijn levensverhaal in elkaar stak.
Vanaf mijn tafel keek ik geamuseerd toe. Het deed me denken aan de eerste keer dat ik hier deze uitspanning betrad. Nu zijn we met twee vreemdelingen. Hij zou wel meer bekijks hebben, dat stond buiten kijf.
Het verongelijkte, vileine gezicht van Miguel ziende bekroop mij een onbestemd gevoel. Vanaf welke aantallen negers zou een bezopen individu in staat zijn de gemoedelijke sfeer te doen omslaan in nietsontziende haat?
Tom Lievens