Met schaap en herder door Spanje, in het voetspoor van een hardnekkige traditie

Pablo Janssen
Trashumancia
Hoelang kan de eeuwenoude seizoensgebonden migratie van vee en mens nog blijven bestaan? (© Dani Triguero Puchades)

Wil je reportages als deze mee mogelijk maken?

Neem nu een abonnement op Apache Magazine!

 

Voor Andrés Belenchon – alias Andrés Senior – moet het met zijn 61 jaar bijna de honderdste keer zijn dat hij aan de Trashumancia deelneemt. Net zoals iedereen hier trekt hij al van kinds af aan twee keer per jaar met het vee mee.

Hij zwaait de deuren van de aanhangwagen open en gooit de lading brandhout naast de wagens op de grond. “Cuando la grua echa a volar, trashumante a trashumar”, zegt hij met zijn typische ondeugende glimlach. “Als de kraanvogel het luchtruim kiest, dient ook de herder aan zijn Trashumancia te beginnen.”

Al generaties lang leven hij en zijn familie een seminomadisch bestaan. Vijf maanden lang wonen ze in het zuidelijke Jaén en de andere vijf maanden in het hoge en koude Guadalaviar. Wie geboren wordt in de winter is Andalusiër. Wie geboren wordt in de zomer Turolense.

Tussen de seizoenen door zijn de herders twee keer een maand te voet onderweg van zuid naar noord of vice versa. Een leven in teken van het vee. Een leven met het gras mee.

De Transhumance (van het Latijnse trans, over en humus, grond) of veetrek is een seizoensgebonden verplaatsing van vee. Het is een van de oudste landbouwtradities op aarde en vormt voor herders over de hele wereld nog steeds een belangrijke kostwinning.

In Spanje is de traditie steeds zeldzamer, maar toch hardnekkig. “De kunst bestaat erin twee keer de herfst en twee keer de lente mee te pikken”, verklaart Andrés. De herfst komt later in Jaén. En de lente laat op zich wachten in Guadalaviar. “Als mijn koeien niets meer te grazen hebben moet ik ze bijvoederen. En dat is geen pretje gezien de prijzen vandaag de dag.”

route Trashumancia
De route van de Trashumancia door het 'Spaanse Lapland'.
Trashumancia
(© Dani Triguero Puchades)

Terwijl Andrés vertelt, bouwen we het kamp voor de avond op. Het duurt niet lang om de routine te doorzien en waar nodig een handje te helpen. Andrés Belenchon en zijn rechterhand José Felipe rijden twee pick-uptrucks met aanhangwagens naar de kampeerplaats van de dag. 

Ze bakenen drie zones af met schrikdraad. Een voor de schapen, een voor de paarden en een voor de koeien. Vervolgens zetten ze de gooitentjes van Quechua op onder de bomen, verzamelen met de kettingzaag wat brandhout, steken het vuur aan en bereiden het avondeten voor. Als alles goed gaat, zit twintig minuten nadat de dieren aankomen iedereen rond het vuur in een cirkel van kampeerstoeltjes.

Een generator voorziet voldoende elektriciteit voor wat licht en om de telefoons op te laden. Er gaat een kommetje uitjes en augurken in azijn rond, de bota de vino, de traditionele, lederen fles wijn, wordt goed gevuld, en het gebeuren van de dag uitvoerig besproken.

“Nog voor de zon opkwam, gooide mijn paard me van zijn rug”, vertelt Andrés Belenchon Junior.

“Ik heb overal pijn.”

“Mijn hele buidel zit vol met robellón! En Raul? Die heeft weer geen paddenstoel gezien”, zegt Alejandro Belenchon die een paar handen vol eetbare oranjegroene melkzwammen aan de kok doorgeeft.

Een kwartier voor het eten wakkeren de herders traditiegetrouw de honger aan door het over eten te hebben.

***

“Het is mij volstrekt onmogelijk een dadel binnen te krijgen”, zegt Alejandro.

“Ik heb liever kikkererwten dan linzen”, valt Enrique in. “Aitor daarentegen kan geen linzen meer zien.”

“Ik heb dat met pizza barbacoa. Krijg ik voor geen geld ter wereld binnen”, zegt Raul.

“Onmogelijk, ik zweer het je … geen dadel!”, gaat Alejandro onverstoord verder.

***

De reis verloopt langs wat in Spanje bekend staat als de cañada of ook wel de vereda. Die cañadas zijn oude routes die het Spaanse binnenland doorkruisen en het op die manier mogelijk maken voor de herder om met zijn vee van noord naar zuid te trekken.

In werkelijkheid is een cañada weinig meer of minder dan een brede strook publiek land. Soms lijkt de weg op een kilometerslang stadspark, dan weer gaat het om een wirwar van nauwelijks herkenbare bergpaden. “Mensen respecteren de cañada steeds minder”, herhaalt Andrés vaak. “Ze palmen stukken in en wij zijn de dupe.”

Apache Magazine

Deze reportage verscheen eerst in Apache Magazine #10. Wil je alle artikels lezen? Haal het lentenummer nu in huis.

Mijn gezelschap, zowel dierlijk als menselijk, lijkt de route bijna blindelings te kennen. Als ik achter het vee loop, hoef ik slechts de stront en de sporen te volgen. Vooraan is wat voor de herders hun achtertuin lijkt, voor mij vaak een labyrint.

Om een idee te krijgen van het belang van dit publieke land, volstaat het te weten dat de cañadas in totaal meer dan 124.000 kilometer beslaan. Vijftien keer meer is dat dan het Spaanse spoornetwerk.

In het middeleeuwse Spanje scheidden stroken land tot wel honderd kilometer breed de christelijke en islamitische rijken. Die stroken veranderden zo vaak in een strijdtoneel dat het niet de moeite was om het land te bewerken. Enkel herders maakten gebruik van de ruimte om hun vee van de ene plek naar de andere te brengen.

Naargelang de christenen terrein terugwonnen tijdens wat in Spanje bekend staat als de Reconquista (herovering), werd dat niemandsland opnieuw door landbouwers ingelijfd. In de veertiende eeuw is het koning Alfonso X die via de oprichting van de Honrado Concejo de la Mesta (Geëerde Raad van de Mesta) de daardoor toenemende conflicten tussen herders en landbouwers probeert te minimaliseren.

Mestas waren bijeenkomsten van herders. Ze vonden twee of drie keer per jaar plaats en werden gebruikt voor het verhandelen van vee of het scheiden van verdwaalde dieren. De Honrado Concejo de la Mesta bracht alle herders uit de provincies van Castilië en León bijeen onder één vlag en vormde zo een van de belangrijkste Europese gildes uit de middeleeuwen.

Alfonso X legde officieel vast waar de cañadas lagen en beschermde de stroken als publiek land dat moest dienen voor de doortocht van het vee. In 1995 worden diezelfde routes bestendigd door de Ley de Vías Pecuarias, de wet van de veeroutes.

Trashumancia
(© Dani Triguero Puchades)
Trashumancia
(© Dani Triguero Puchades)

“De meeste dieren zouden helemaal alleen tot in het zuiden lopen”, zegt Maria Belenchon. “Ze zijn veel slimmer dan je denkt. Alleen zijn er ondertussen zoveel menselijke hindernissen dat zoiets ondenkbaar is.”

“Morgen zal je wel zien!”, voegt Andrés Junior eraan toe. “Er is een geitenboer die elk jaar weer moeilijk doet wanneer we langskomen.”

***

Als er iets is wat me opvalt deze week, dan is het de souplesse waarmee alles gebeurt. De precisie wanneer Raul een schaap bij de achterpoot grijpt met el gancho, de lange stok met de haak aan; de nonchalance waarmee de herders op hun paarden zitten; de eenvoudige, bijna dierlijke kreten die de honden aansturen. Het is de bijna instinctieve behendigheid die je ziet wanneer een vak van generatie op generatie doorgegeven wordt.

Naarmate de week vordert, daagt het me steeds meer dat deze hele stoet uiteindelijk hetzelfde zoekt. Of het nu schapen, koeien, honden of mensen zijn, uiteindelijk zijn we allemaal op zoek naar eten, gezelschap en een beetje warmte. Nooit eerder was het me zo tastbaar hoe wij aan de top van de voedselketen staan. Een dozijn mensen begeleidt bijna 3.500 dieren. Dieren die ’s avonds dan nog eens gewoon voor ons op het menu staan.

“De mensen zijn als schapen”, zegt Enrique. Hij zit met zijn honderd-en-meer kilogram goed in zijn kampeerstoel. Zijn armen liggen over zijn imposante buik gevouwen. “Geef ze 20 of 30% solden en ze gaan er op af als schapen op de eikels van een steeneik.”

“Zet mij in de stad en ik word ziek”, zegt Raul. Een feit dat iedereen me gedurende de week op de een of de andere manier duidelijk maakt.

Guadalaviar, thuishaven van deze familie, is een pittoresk gehucht in het midden van wat vandaag bekend staat als het Spaanse Lapland. Die naam werd gekozen door een groep academici van de Universiteit van Zaragoza en verwijst naar de Serranía Celtibérica, een bergachtig gebied twee keer zo groot als België dat zich ruwweg uitstrekt tussen Valencia, Cuenca, Madrid en Zaragoza.

Gemiddeld telt dit Spaanse Lapland acht inwoners per vierkante kilometer. Ter vergelijking: in Madrid zijn het er 5.225 per vierkante kilometer. Werk is er een schaars goed, de basisvoorzieningen laten er soms te wensen over en de vergrijzing kleurt de maatschappij.

“De staat rolt zich op alle vlakken terug, maar legt ons wel nog steeds haar normen op”, hoorde ik het laatst iemand goed samenvatten. De traditionele veehouderij heeft het leven hier eeuwenlang mogelijk gemaakt. Voor een stuk is dat dankzij het publieke land.

***

“In Guadalaviar is er genoeg plaats om het vee de hele zomer te laten grazen”, vertelt Maria zonder van haar paard te stappen. Ze heeft het haar in een strakke staart die achteraan uit een sportief petje steekt. “In Jaén moeten we pacht betalen. Dit jaar heeft het trouwens nog steeds niet geregend in het zuiden. Dan wordt het nog eens bijvoederen ook.”

Trashumancia
(© Dani Triguero Puchades)

Herders die aan extensieve veeteelt doen zoals deze familie, zijn steeds meer de uitzondering dan de norm. Ook in Spanje is de intensieve veeteelt in opmars. De extensieve veeteelt moet in stilte ruimen voor grote agrobedrijven en fondsen. Die veranderen herders in laagbetaalde arbeiders in een productieketen die gehoorzaamt aan de wetten van de speculatie en de vrije markt.

Het blijkt echter niet eenvoudig de balans op te maken tussen de intensieve en extensieve veeteelt. Intensieve veeteelt vereist minder land, maar het gaat wel om een ander soort land.

De sector heeft voor de productie van haar veevoeder land nodig dat in principe ook geschikt is om menselijk voedsel op te produceren. Land dat geruimd werd om als grasland te dienen, wordt steeds vaker omgezet in landbouwgrond. Deels komt dat door de groeiende vraag naar soja voor intensief gehouden varkens en pluimvee in Azië en Europa.

Op vlak van de uitstoot van broeikasgassen doet de intensieve kweek van grazers het dan weer beter dan de extensieve. Intensieve varkens- en pluimveebedrijven zijn nog efficiënter. Zo bekeken zou de intensieve veeteelt dus als ‘het mindere kwaad’ kunnen worden gezien.

Megastallen, macrogranjas in het Spaans, mogen dan wel goed scoren in uitstoot per kilogram, ze hebben in tegenstelling tot de extensieve veeteelt niets te bieden op vlak van landefficiëntie, koolstofopslag of biodiversiteit.

Bovendien veroorzaken ze verschillende problemen, zoals onduurzaam waterverbruik en lucht- en watervervuiling. Niet voor niets voert onder meer Greenpeace in Spanje al maanden campagne tegen de macrogranjas. Terecht klinkt ook steeds meer de vraag om dierenwelzijn. Dient het ijkpunt van een ethisch voedselsysteem niet het belang van de dieren en hun welzijn te zijn, eerder dan de steriele maatstaven van efficiëntie en winst?

De extensieve veeteelt gebruikt voor het grootste deel land dat niet geschikt is voor landbouw. Bovendien speelt het vee een rol in het onderhouden van ecosystemen die ze over de eeuwen heen zelf deels hebben vormgegeven. 

De Trashumancia is als het ware een karavaan van bemesting en beplanting. Het vee eet onderweg allerlei zaadjes op en verspreidt die ook over lange afstanden. Begraasd land blijft ook achter met minder brandbare massa. Een positief effect in een deel van Europa dat met steeds frequentere en hevigere bosbranden te maken krijgt.

Wel is het onbetwistbaar dat de extensieve veeteelt veel land vraagt. De stijgende vraag naar vlees is traditioneel een belangrijke oorzaak geweest voor de wereldwijde ontbossing. De extensieve veeteelt is een drijvende kracht achter de boskap in gebieden als het Amazonebekken.

Gezien de groeiende wereldbevolking en de daarmee gepaard gaande schaarste van goede landbouwgrond, is het maar zeer de vraag of we die grond aan het voederen van dieren willen blijven wijden? Bij het omzetten van plantaardige calorieën in dierlijke calorieën gaat zo veel verloren dat de voedingswaarde uiteindelijk lager is dan wanneer we het graan rechtstreeks opeten.

Niettegenstaande de moeilijke balans tussen de intensieve en extensieve veeteelt, is de situatie zo kritisch dat wetenschappers van het Intergovernmental Panel on Climate Change (IPCC) in 2019 aanmaanden tot een drastische dieetverandering. Vooral dan in de rijke landen laat de boodschap weinig twijfel: meer groente, minder vlees. Van welke vorm van veeteelt dan ook.

Trashumancia
(© Dani Triguero Puchades)

De familie Belenchon heeft er voorlopig nog geen boodschap aan. Op het menu elke avond? Vlees, vlees en nog eens vlees. Dit zijn herders, of zoals José het spreekwoordelijk samenvat: “Ik hou niet van sla en tomaten. Heb jij al ooit een dikke krekel gezien?”

Als familiebedrijf is het niet eenvoudig mee te spelen volgens de wetten van de vrije markt. “Vroeger kon een veehouder gemakkelijk rondkomen met tweehonderd schapen”, vertelt Andrés Senior. “Nu moet je er drie keer zoveel hebben om iets over te houden aan het eind van de maand.”

De herders zijn niet optimistisch over hun eigen toekomst. Andrés Junior en Maria kochten dit jaar elk een paar honderd koeien en treden zo in de voetsporen van hun vader. Als jonge herders ontvangen ze beiden subsidies. En toch lijkt iedereen het er unaniem over eens dat de extensieve veeteelt geen toekomst heeft als een aantal zaken niet grondig veranderen.

’s Ochtends wordt het vuur weer aangewakkerd. De honden rekken zich uit, er wordt koffie gezet en iedereen bereidt een lunchpakket voor. Herder is een zwaar beroep. 365 dagen per jaar hebben de dieren aandacht nodig. En voor deze trashumantes staat twee keer per jaar een stevige reis op het programma.

“En toch is het vele malen beter dan voor een baas werken”, verklaart Andrés Junior. “Als ik vandaag wat minder doe, moet ik morgen wat meer doen. En daar houdt het bij op.” Veertien jaar lang werkte hij als brandweerman in Andalusië. Zijn vakanties bracht hij door met zijn familie tijdens de Trashumancia.

***

“Vervelen?”, herhaalt Raul verbaasd. “Natuurlijk verveel ik me wel eens. Dat is het leven. Verveel jij je nooit misschien?”

We zitten rond het vuur in de Refugio de la Mesta, een berghut op ongeveer 1.500 meter boven zeeniveau. Wanneer je buiten met een zaklamp schijnt, glanzen 6.000 groene puntjes op in het donker. De schapen, dicht opeengepakt in hun natuurlijke jasjes van merinowol.

De zon is nog niet lang onder en de temperatuur ligt al stevig onder het vriespunt. “Er is geen plek waar ik het in mijn leven zo koud heb gehad als in deze vallei”, verklaart de oude Andrés trots. Bij gebrek aan natuurlijke merinojasjes warmen we ons aan de soep en de verhalen van de bezoekers; familieleden en vrienden van de herders die het gezelschap een hart onder de riem komen steken wanneer ze langskomen.

“Vergeet het maar dat ik naast Enrique slaap”, zegt Raul. “Hij snurkt als een everzwijn!”

“In een halve meter sneeuw zaten we hier.” Santiago ‘de kat’ Jimenez houdt zijn handen minstens een meter uit elkaar. “Ik zal het nooit vergeten!”

Ik kijk de ruimte rond en zie voldane gezichten. Iedereen geniet van de warmte en het gezelschap na een lange dag in open lucht. “Dappere mannen, altijd al bekend met de tristesse en eenzaamheid van deze bergen.” Zo beschrijft het hoofdpersonage uit de Spaanse klassieker La lluvia amarilla van Julio Llamazares een groep herders in de verte. Het zou net zo goed dit gezelschap kunnen zijn.

Ik bewonder de humor en lichtvoetigheid waarmee ze deze barre omstandigheden aangaan, de vanzelfsprekendheid van het zware werk en de lange dagen in de openlucht, in weer en wind. Deze trashumantes zijn nog steeds de stille getuigen van het lange eerste deel van de menselijke reis, voor we onze ziel helemaal verkochten aan warme douches
en hogesnelheidstreinen.

Mij roept het thuisfront. Als ik de jonge Andrés zijn paard de sporen zie geven, kan ik niet anders dan me een tekstballonnetje boven zijn hoofd inbeelden:

I’m a poor lonesome cowboy, and a long way from home.
Trashumancia
(© Dani Triguero Puchades)
LEES OOK
Redactie Apache / 13-03-2023

Haal het nieuwe Apache Magazine in huis

Van verkavelingswijken tot Fort Europa, van Kenan Malik tot het fediverse.
apache magazine