Dit is een gastbijdrage. Een Apache-lezer levert met dit stuk een bijdrage aan het maatschappelijk debat. De auteur schrijft in eigen naam en is verantwoordelijk voor de inhoud van de tekst.

Tijd is (niet helemaal) geld

Koen Smets
timeismoney

Bijna 30 jaar voor Adam Smiths de Rijkdom der Naties verscheen, legde Franklin aan zijn hypothetische lezer het economische basisconcept uit van de opportuniteitskost. De prijs van een halve vrije dag omvat ook het geld dat je niet hebt verdiend gedurende die tijd: “(Onthoud het goed,) tijd is geld.” Er zit echter meer in deze simpele gelijkheid dan je zou denken.

Geld en tijd zijn allebei schaarse hulpbronnen. Elke euro die we uitgeven aan de ene zaak, kunnen we niet besteden aan een andere. Elke minuut die we wijden aan de ene activiteit kunnen we niet gebruiken voor een andere. Maar we kunnen ze ruilen, en het is precies deze mogelijkheid die Ben Franklins observatie, tijd is geld, zo diepgaand maakt.

Wanneer we werken voor een inkomen verkopen we onze tijd in ruil voor geld. Zelfs aan wie niet per uur wordt betaald, kost het tijd om datgene te doen waarvoor anderen geld overhebben. Omgekeerd betalen we ook anderen om zaken te doen die ons tijd besparen – de loodgieter die onze lekkende kraan fikst, of de kleine van de buren die ons gras maait. En we kopen vaatwassers, microgolfovens en andere tijdbesparende toestellen – ook dat vertegenwoordigt een substitutie tussen de twee.

Economen, en lang niet de minste, bestuderen dan ook al langer hoe we onze tijd besteden. Gary Becker beschouwt in een paper uit 1965, A theory of the allocation of time, de impliciete kost van niet-arbeidsgerelateerde activiteiten, en hoe deze toelaat huishoudens als economische entiteiten te benaderen. In 1930 voorspelde John Maynard Keynes in zijn essay Economics possibilities for our grandchildren dat we vandaag nog slechts 15 uur per week zouden werken. Je hoeft niet ver te zoeken om te zien dat we daar mijlenver vanaf zitten. Wat vertelt dat ons over de fameuze equivalentie tijd is geld?

Tijd en geld op de weegschaal

In een recente episode van de (zeer aanbevolen) Econtalk podcast spreekt gastheer Russ Roberts met de econoom Daniel Hamermesh over zijn nieuwe boek, Spending Time, the most valuable resource. Hij opent met de vraag hoe het komt dat, nu we allemaal langer leven dan ooit, en productiever en rijker zijn dan ooit, we desondanks minder tijd lijken te hebben dan ooit. Een centrale reden hiervoor, zo zegt Hamermesh, is precies dat we rijker zijn, terwijl onze dagen niet langer zijn geworden. We hebben veel meer geld, maar nauwelijks meer tijd. En tijd wordt kostbaarder naarmate we rijker zijn, want we hebben tijd nodig om geld uit te geven. Meer nog, we kunnen onze tijd op veel meer manieren besteden wanneer we veel geld hebben, en door die grotere keuze voelt de tijd nog krapper aan.

We zouden natuurlijk anderen kunnen betalen om nog meer voor ons te doen. Maar flink wat van de activiteiten die ons tijd kosten kun je niet zomaar uitbesteden. We kunnen ons moeilijk voorstellen dat we iemand zouden inhuren om de tafel te dekken of de vuilniszakken buiten te zetten, laat staan om voor ons te slapen of naar het theater te gaan. Meer tijd kopen dan we nu al doen zit er niet echt in.

Misschien zouden we kunnen besluiten minder te werken, en minder te verdienen. Dat zou de balans aan beide kanten weer in evenwicht brengen: we zouden de mogelijkheden om geld te spenderen reduceren door minder rijk te zijn, en we zouden meer vrije tijd hebben. En hier zien we grote verschillen tussen verschillende landen. Gemiddelden kunnen natuurlijk allerlei detail verbergen, vooral omdat de cijfers ook deeltijdse en seizoensarbeid omvatten, maar ze leveren toch een kenmerkend algemeen beeld op. De OESO becijfert geregeld hoeveel men in de lidstaten werkt, en deze grafiek toont hoe dat eruitzag in 2017:

oecdhoursworked
Tijd of geld? (bron: OECD)

Met 1.356 uur per jaar komt de Duitse gemiddelde werknemer het dichtst bij de voorspelling van Keynes, maar het is toch nog meer dan twee keer zoveel. Hij of zij heeft wel 158 uren meer vrije tijd dan de equivalente Franse of Britse werknemer, 190 uren meer dan de Belgische, en zelfs 424 uren meer dan de Amerikaanse gemiddelde werknemer. Dat komt overeen met respectievelijk 3 uur, 4 uur en 8 uur per week.

Dit verschil zit vooral in het aantal betaalde vakantiedagen dat wordt genomen. Het wettelijke minimum is 20 dagen, maar gemiddeld krijg je in Duitsland 30 dagen, naast nog eens 10 wettelijke feestdagen. In de VS bestaat zo’n wettelijke verplichting niet. De meeste organisaties bieden hun personeel weliswaar 10-20 dagen betaald verlof aan, maar meer dan de helft neemt daarvan slechts een deel op. Waarom werken we toch nog zoveel?

De situatie in de VS is intrigerend. Je zou kunnen speculeren dat, als vakantie werkelijk een gewaardeerd voordeel is, werkgevers hiervan gretig gebruik zouden maken op de arbeidsmarkt: met meer vakantie trek je de beste arbeidskrachten aan. Maar als zovelen niet eens de vakantie gebruiken die ze krijgen, lijkt dat niet het geval te zijn. Overigens is dat verschil met West-Europa een recent fenomeen, zegt Hamermesh – 40 jaar geleden was dat verschil er niet.

De vergelijking omkeren

We kunnen ons afvragen waarom men in Amerika niet ook wettelijk een minimum aantal vakantiedagen vastlegt. Maar nog meer veelzeggend is het feit dat men zich, ook in Europa, houdt aan het aantal betaalde vakantiedagen. Onbetaald verlof is een zeldzaamheid, ondanks de veelgehoorde klachten over de zogenaamde work-life balans.

De theorie van de gebleken voorkeuren (ons gedrag zou een indicator zijn van onze voorkeur) suggereert dat mensen geld hoger naar waarde schatten dan tijd – anders zaten we nu, zoals Keynes voorzag, met zijn allen 15 uur per week te werken. Maar dat veronderstelt dat mensen doelbewust redeneren over hoeveel tijd ze zullen besteden aan arbeid – en dat doen ze niet echt. Het wettelijke kader en sociale conformiteit bepalen voor een groot deel wat iedereen doet. We denken er niet echt over na of we liever een extra vrije dag zouden hebben, dan wel het inkomen van een extra dag werk, en die afweging maken we dus niet bewust.

Time for a cuppa
Tijd voor een kopje thee – wat is het u waard? (foto: Dominic Hargreaves)

Misschien, als Russ Roberts gelijk heeft en we het werkelijk drukker hebben dan ooit, zouden we beter het dictum van Franklin omkeren: geld is tijd. Dit legt een heel andere nadruk, en weerspiegelt veel beter dat tijd het meest schaarse is van beide, en ons meer dan geld beperkt in hoe we ons leven leiden. 25% minder geld lijkt bijvoorbeeld een enorme teruggang, maar is het leven van iemand die 25% minder heeft dan wij dan zo anders dan het onze? Niet echt. Maar beeld u nu even in dat u 25% minder tijd hebt, en u ziet vast wat ik bedoel.

Belangrijker nog, het impliceert dat ‘tijd’ de meest belangrijke is van de twee, en dat het binnen onze macht ligt meer tijd te bekomen door geld op te geven. Tijd om te besteden aan activiteiten die ons vreugde geven, tijd om door te brengen met onze dierbaren. “Tijd is geld” vertelt ons dat we die keuze hebben.

LEES OOK
Koen Smets / 08-09-2023

Het raadsel van de intrinsieke waarde

Waarde kan niet altijd uitgedrukt worden als een som geld.
halo guy
Koen Smets / 08-11-2019

Economie tussen de oren

We zijn economische wezens, en flink wat van onze persoonlijke economie speelt zich af tussen onze oren
Cogecon
Koen Smets / 09-11-2018

Een nieuw leven of een oud leven?

Een van de fundamenten van de economie is ook een fundament van het leven: je kunt niet alles hebben
ivfcancer