Zinzen, de tanden van Lumumba en de VRT-Congoberichtgeving

Ludo De Witte
François Lumumba, een van de nabestaanden van de eerste Congolese premier, Patrice Lumumba diende twee weken terug klacht in tegen een tiental Belgen die (on)rechtstreeks betrokken waren bij de moord op zijn vader (Foto Geoffroy Van der Hasselt - Reporters)
François Lumumba, een van de nabestaanden van de eerste Congolese premier, Patrice Lumumba diende twee weken terug klacht in tegen een tiental Belgen die (on)rechtstreeks betrokken waren bij de moord op zijn vader (Foto Geoffroy Van der Hasselt - Reporters)

Vorige week schreef oud-journalist van de VRT Walter Zinzen een reactie op mijn artikel ‘Etienne Davignon en de laatste uren van Patrice Lumumba’, met een kritiek op ondergetekende, een impliciete aanval op Lumumba en een verdediging van Gerard Soete, de politiecommissaris die Lumumba’s lijk in stukken sneed. En er kwam nog reactie uit VRT-hoek: Peter Verlinden vroeg zich af wat er toch mis is met zijn Congoreportages voor de openbare omroep. In dit artikel sta ik stil bij die reacties.

Een repliek is op zijn plaats omdat Walter Zinzen en Peter Verlinden, en hun voorganger Walter Geerts, decennialang de kijk van de Vlaming op de dekolonisatie van Congo – de omverwerping van de regering-Lumumba en de vestiging van een prowesterse dictatuur – hebben vertroebeld, en daarmee de wortels van le mal congolais uit beeld hebben gehouden.

Walter Geerts

Congo was voor de openbare omroep altijd meer dan een gewoon nieuwsitem. Logisch ook: in de kolonie leefden eind jaren vijftig 100.000 landgenoten, en er waren enorme financiële en economische belangen te verdedigen. Congo leverde materiaal voor reportages die de Belgen ginder, hun honderdduizenden familieleden hier en de koloniale trusts niet tegen de haren instreken. Reportages over de nochtans autoritair bestuurde, apartheidachtige kolonie waren vooral oefeningen in propaganda.

Maar ook na de onafhankelijkheid, toen het bewind in handen kwam van Mobutu, ‘onze man in Afrika’, bleven nieuws- en opiniemakers neokoloniale denkbeelden ventileren. Is het niet veelzeggend dat in de redactie van De Standaard het onafhankelijke Congo het jachtterrein was van de redacteurs-binnenland? Tot diep in de 20ste eeuw overheerste bij journalisten de raison d’état, en dat betekende: ‘onze’ Congo in een gunstig daglicht plaatsen, de Congolese nationalisten negeren of zwartmaken en de verdediging opnemen van Mobutu en zijn kliek die over ‘onze’ belangen waakte.

Om die klus te klaren, ontbrak het niet aan journalisten die zich met blank Afrika identificeerden. Zij waren gepokt en gemazeld in de homogeen-blanke buurten van de kolonie, en hun wereldbeeld was navenant. Ernest Glinne, gelegenheidsreporter voor La Gauche in 1959 en 1960, vertelde me hoezeer de blanke kolonie geschokt was dat hij in Congo bij zwarten ging logeren. Dat milieu bracht de eerste ‘moderne’ verslaggevers voort. Zo was Radio Belgisch Congo de kweekvijver waaruit Walter Geerts kwam, een man die na de onafhankelijkheid nog decennia voor de BRT de berichtgeving en opiniëring over Congo en Afrika verzorgde. Hij deed dat als ‘kind van zijn tijd’, zoals de website Congoforum in een necrologie schreef: een eufemisme voor een gezagsgetrouwe verslaggeving die de Spaaks, Davignons en Mobutu’s van deze wereld zo veel mogelijk spaarde. Geerts was ‘de favoriete journalist’ van Mobutu, aldus die necrologie, en ‘met zijn kolonialistische opinies de lieveling van de ex-colons’. [1]

Eigen volk

Walter Geerts zette zijn opvattingen uiteen in zijn boek Binza 10, dat van 1970 dateert. De moord op Lumumba wordt voorgesteld als een afrekening onder Bantoes:

Lumumba, de revolutionair, de geniale begeesterende tribuun, stierf een gewelddadige dood, gemarteld door zijn eigen volk.’ Een racistische antropologie zorgt voor de verklaring: ‘in de Bantoebenadering van het begrip democratie hoeft dit begrip hoegenaamd niet dezelfde inhoud te hebben als in het Atlantische Westen. (...) Ook de terechtstellingen van het Pinkstercomplot en van P. Mulele zijn Bantoe. Ook de onmenselijke folteringen en vernederingen van zwarte tegenstanders of van blanke gijzelaars. Omdat de waarden van leven en dood in de Bantoefilosofie anders gekleurd zijn dan in onze christelijke beschavingen.

Binza 10 gold twee decennia lang als een standaardwerk over Congo in de jaren ’60. Het boek was geen eenmalige uitschuiver. In 2005 publiceerde Geerts bij het Davidsfonds, een uitgever die wel meer neokoloniale literatuur op de markt brengt, Mobutu. De man van Kamanyola. Geerts legt uit waarom hij op goede voet met de dictator kwam te staan:

Misschien was dat het gevolg van mijn allereerste interview met de Gids, waarbij ik mij van meet af aan – dankzij 27 jaar leven in onze gewezen kolonie – de specifieke palaver-discussiemethode van de Bantoe eigen had gemaakt. Met elkaar praten op Bantoegolflengte. (p. 9)

De opstanden van de Congolezen tegen het koloniale bewind – zoals de revolte die begin 1959 de hoofdstad op haar grondvesten deed daveren – waren volgens de auteur het werk van ‘opgezweepte’ Congolezen:

Velen dronken van het Primusbier of het brein [was] gestoord door hopen hennep’. Lumumba was volgens Geerts een aanhanger van ‘het dogma dat het enige heil ligt in een eenpartijstelsel (…) juist dit punt [zou] zijn latere doodvonnis betekenen. (p. 19)

De democratisch verkozen regering van Lumumba werd dus omvergeworpen omdat… de premier ondemocratisch was. (Het is overigens niet waar dat Lumumba een eenpartijstaat voorstond) Deze voorbeelden geven een benaderend idee van wat de Vlaming via radio en tv zoal geserveerd kreeg over de koloniale en postkoloniale geschiedenis.

Walter Zinzen

Ook voor Walter Zinzen, die van 1967 tot 2002 voor de VRT werkte, is het koloniale milieu niet onbekend. In 1963 vertrok hij naar Katanga om er drie jaar les te geven in Lubumbashi. In dat jaar kwam een einde aan de secessie van Katanga – een afscheiding die de Belgische regering in 1960 had georganiseerd om de centrale regering van Lumumba te verzwakken maar die na de dood van Lumumba overbodig was geworden. De koloniale diehards hadden zich destijds in Katanga verschanst, dromend van een onafhankelijke koperstaat, met het apartheidsregime in Zuid-Afrika – hun favoriete vakantiebestemming ook – als inspiratiebron.

Ze legden zich node neer bij de reïntegratie van Katanga in de eenheidsstaat en bleven erg invloedrijk in de provincie waar de jonge Zinzen kennismaakte met Afrika. Die ervaring liet zijn sporen na, want Zinzen heeft er nooit afstand kunnen van nemen – ook niet toen hij veel later wegens zijn reportagewerk met Mobutu in conflict kwam en zich ontpopte tot een kritisch publicist. De dekolonisatieperiode, de missies, Lumumba, de beginjaren van Mobutu: voor Zinzen zijn het taboes.

Dat verklaart waarom Zinzen – zoals Geerts – niet uit zijn pen krijgt wat voor iedereen in het oog springt: de omverwerping van de regering-Lumumba was een staatsgreep, uitgevoerd met beslissende hulp van België, de VS en de VN. In zijn reactie op mijn artikel zegt Zinzen het volgende:

Ludo De Witte schrijft dat in 1960 het volgens de grondwet het parlement was dat de bevoegdheid had om de eerste minister te ontslaan. Dat is een dubbele fout. Vooreerst: Congo had toen nog geen grondwet. Die kwam er pas in 1964 en staat in de geschiedenisboeken bekend als Constitutie van Luluaburg. Wel was er een Loi Fondamentale, min of meer een kopie van de Belgische grondwet. Art. 22 van die Loi Fondamentale zegt: Le Chef de l’Etat nomme et révoque le Premier Ministre et les Ministres. President Kasa Vubu pleegde dus allerminst een staatsgreep toen hij Patrice Lumumba afzette als premier. Waarmee ik niet gezegd wil hebben dat hij dat op eigen houtje deed, wel integendeel.

Democratische spelregels

Het is een vergezocht woordspelletje van Zinzen: de Basiswet of Voorlopige Grondwet van Congo was wel degelijk een grondwet. Meer zelfs: hij was een kopie van de Belgische Grondwet. Artikel 22 van de Congolese grondwet nam inderdaad artikel 65 van de Belgische Grondwet over: ‘De koning benoemt en ontslaat zijn ministers’. Maar dat betekende, in een parlementair regime met een politiek onverantwoordelijk staatshoofd, dat de koning in België of de president in Congo de benoeming of het ontslag van een minister slechts bekrachtigt nadat het parlement in die zin heeft beslist. Hierover bestaat geen discussie: het was de conclusie van de onderzoekers van het gerenommeerde studiecentrum CRISP; het was de conclusie, nog voor de onafhankelijkheid, in tempore non suspecto dus, van grondwetspecialist François Perin; het was de mening van toenmalig minister Raymond Scheyven; en het is de conclusie van vele anderen.

Evan Luard, niet bepaald een fan van Lumumba, schrijft in zijn standaardwerk over de geschiedenis van de VN:

Van [president] Kasa Vubu’s optreden (…) kan met reden worden gezegd dat de wijze waarop hij zijn macht aanwendde, zonder zich aan het parlement te onderwerpen, gelijk stond met een misbruik van de grondwet. [2]

En in het Congolese parlement genoot Lumumba van de steun van de meerderheid, punt. President Kasa Vubu pleegde dus een staatsgreep, zoals wij ook van een coup zouden spreken als koning Albert met de hulp van het leger een Belgische regering die het vertrouwen van het parlement geniet naar huis zou sturen. Zinzens impliciete bewering dat Lumumba het democratische spel niet wou spelen – omdat hij zijn afzetting niet aanvaardde – en dus zelf verantwoordelijk was voor de Congocrisis houdt gewoon geen steek.

CIA

De verwrongen kijk van Zinzen op die periode dateert zoals gezegd niet van vandaag. In 1995 schreef hij een boek met een betekenisvolle ondertitel: Mobutu. Van mirakel tot malaise. De traditionele retoriek over Lumumba en de Congocrisis neemt hij daarin gewoon over. Volgens Zinzen ging Congo in juli 1960 ‘ten onder aan plunderingen, verkrachtingen en moorden door muitende soldaten. Het kabinet-Lumumba was niet bij machte ze te bedwingen.’ Op de achterflap van zijn boek staat samengevat wat hij met het ‘mirakel’ Mobutu bedoelt:

Toen de toenmalige kolonel Mobutu (Mobutu was generaal, LDW) in 1965 een einde maakte aan vijf jaar bloedige burgeroorlogen en politiek gekrakeel, waren de verwachtingen hooggespannen. De economie ging sprongsgewijze vooruit en de zeer gedreven en geïnspireerde Mobutu maakte een einde aan zowel het economische als het culturele neokolonialisme.

Er toch even aan herinneren dat de coup van Mobutu de steun kreeg van de CIA en enthousiast werd verwelkomd door België, en dat de generaal zijn macht vestigde op een kerkhof van honderdduizenden doden (Congo-expert Jules Gérard-Libois, die de repressie van lumumbistische opstanden in de jaren 1960-1965 bestudeerde, gewaagt van 1 miljoen doden in die periode), en dat onder zijn regime het neokolonialisme pas echt tot bloei kwam…

Gerard Soete

Zinzen zakt helemaal door het ijs wanneer hij het over Gerard Soete heeft, de man die het lichaam van Lumumba vernietigde:

Voorts heb ik grote bezwaren tegen De Witte’s bewering als zou mijn boezemvriend Gerard Soete gekoketteerd hebben met de tanden van Lumumba. Ik ben weliswaar met Soete bevriend geweest maar zijn geheim heb ik pas op ‘t laatst – en dan nog onvolledig – van hem gehoord. Of hij de tanden van Lumumba ook aan anderen heeft getoond weet ik niet. Tegen mij heeft hij gezegd dat hij ze bijhield om te bewijzen, als het ooit nodig zou zijn, dat hij de waarheid kende over de moord op Lumumba. Van koketteren heb ik nooit iets gemerkt. Integendeel. Hij wou te allen prijze voorkomen dat zijn geheim bekend zou geraken. Pas na de dood van zijn vrouw was hij bereid honderduit te spreken. Met Ludo De Witte en iedereen die het hem vroeg. Met mij had hij toen geen contact meer. Rare boezemvriend, niet?

Zo distantieert Zinzen zich ogenschijnlijk wat van Soete. Maar laten wij eens lezen wat hij in zijn Mobutu. Van mirakel tot malaise schrijft:

Toen ik al een paar maanden in Elisabethstad was, leerde ik een van die Belgische politiemensen kennen. Een kleine, altijd lachende, wat in zichzelf gekeerde, minzame man. Gerard Soete heette hij. We zagen hem vaak in de stad in zijn grijs uniform; achter het stuur van een oude ID-Citroën. Toen hij hoorde dat ik germanist was, stuurde hij het gesprek richting literatuur. Vol verachting sprak hij over Jef Geeraerts, die een totaal verkeerd beeld over de kolonialen had opgehangen, zeker in Gangreen. Hij wou zelf gaan schrijven en de waarheid melden. En of ik dan zijn manuscripten eens wou nalezen? Want hij twijfelde wat aan zijn Nederlands, na al die jaren in Congo. Ik besefte toen absoluut niet hoe gruwelijk de waarheid was die Soete te melden had. Dat zou pas blijken in de loop der jaren. Bij stukken en brokken. Want we zouden vrienden worden voor het leven. Zijn manuscripten heb ik nooit verbeterd, zijn boeken gelezen wel.’ (mijn cursivering, pp. 13-14)

In de loop der jaren, vrienden voor het leven! Er kan ook een loftuiting vanaf:

‘ [Soete was] een politieman, die geloofde in het verhevene van zijn opdracht, maar nooit de officiële erkenning heeft gekregen voor zijn verdiensten.’

Ik schreef dat Zinzen in zijn reactie ‘ogenschijnlijk’ wat afstand neemt van Soete, want hij krijgt dat niet echt over zijn hart. Volgens Zinzen blijft Soete de man die nooit de officiële erkenning heeft gekregen die hij verdiende. Volgens hem heeft Soete niet ‘gekoketteerd’ met de tanden van Lumumba die hij bewaarde, en hij zegt niet te weten of Soete de tanden ook aan anderen heeft getoond.

Vreemd, want in zijn ­Congo schrijft David Van Reybrouck:

Soete zaagde de lichamen (van Lumumba en zijn medestanders Mpolo en Okito) in stukken en loste ze op in een vat zwavelzuur. Uit Lumumba’s bovenkaak trok hij twee met goud bezette tanden. Van zijn hand sneed hij drie vingers af. In zijn huis bij Brugge bewaarde hij jarenlang een doosje dat hij soms aan bezoekers liet zien. Het bevatte de tanden en een kogel. (mijn cursivering, p. 327)

In een voetnoot lezen we dat de informatie komt van… Walter Zinzen! (p. 653) Zinzen wist dus wel degelijk dat Soete tegenover bezoekers met zijn macabere ‘trofee’ pronkte… Pronken of koketteren zijn geen misplaatste woorden: in de tv-documentaire Mord im Kolonialstill van Thomas Giefer toont Soete de tanden en maakt hij een walgelijk grapje: ‘Er zijn Congolezen die denken dat Lumumba ooit terugkeert… het zal dan wel met twee voortanden minder zijn! [3]

Nalatigheid

Waarom mijdt Walter Zinzen de waarheid? Om de nagedachtenis van Soete in bescherming te nemen? En wellicht uit eigenbelang, want de waarheid is ook voor hem bezwarend. Zinzen wist dat Soete delen van een lijk heelde, en dat is strafbaar. Zinzen erkent dat Soete zelf hem dat heeft verteld, nog voor de dood van Soetes vrouw. Zij overleed in 1998. Waarom heeft Zinzen daar in 1998 of 1999 geen aangifte van gedaan? Nalaten aangifte doen van een misdrijf is ook strafbaar.

Eind 1999, nadat Soete tegenover journalisten mijn relaas in De moord op Lumumba had bevestigd en had erkend dat hij die tanden inderdaad bewaarde, ben ik op hem gaan inpraten, in een poging om hem ervan te overtuigen de resten van Lumumba aan de familie te bezorgen. Tegenover mij was Soete erg zelfverzekerd: hij wou in geen geval Lumumba’s resten teruggeven want dat zou ‘de lumumbisten’ de kans geven een bedevaartsoord op te richten.

Inmiddels was in Brugge ook een klacht tegen hem ingediend, maar het parket weigerde stappen te ondernemen omdat ‘Brussel’ met de zaak bezig was: op dat ogenblik was de Lumumbacommissie van het parlement opgericht, en die had de macht van een onderzoeksrechter, ook om huiszoekingen te bevelen. Maar de Lumumbacommissie ondernam niets. Wou ze dat vervelende ‘pakje’ liever niet in handen krijgen? Stel je de commotie voor als België had moeten aankondigen dat de resten van de Congolese ex-premier in het parlement lagen. Pas veel later, na de dood van Soete, stapte de commissie bij hem af. Het verslag van die huiszoeking ligt achter slot en grendel in de kelders van het parlement.

In zijn verdediging van Soete schijft Zinzen ook:

Maar de mediadruk werd hem kennelijk te veel. Hij is in zijn zeilboot gesprongen, heeft de laatste resten van Lumumba in zee gegooid en korte tijd nadien zelfmoord gepleegd.

Soete heeft dit verhaal inderdaad aan wie het maar wou horen verteld. Ik betwijfel echter dat de tanden op de zeebodem rusten. Toen ik Soete bezocht, kort nadat er commotie was ontstaan over zijn spectaculaire bekentenis, zei hij me dat hij het Noordzeeverhaal journalisten zou opdissen ‘om van hen af te zijn’. Hij wou duidelijk geen afstand doen van zijn trofee. Volgens Zinzen heeft de arme man zelfmoord gepleegd. Werkelijk? Iemand van de Lumumbacommissie zei me dat Soete aan een hartaanval is gestorven. Hoe dan ook: zelf had ik de indruk dat Soete genoot van de aandacht (tot journalisten voor zijn deur begonnen te kamperen, en het echt te veel werd).

Zinzen beweert dat Soete ‘te allen prijze’  wou voorkomen ‘dat zijn geheim bekend zou geraken.’ Die stelling is onhoudbaar. Soete toonde de tanden aan zijn bezoek, aan journalisten… Hij stelde zijn gruwelijke verhaal zelfs te boek. In fictievorm, maar nauwelijks verhuld en zonneklaar voor zijn omgeving, staat het relaas in zijn romans De Arena (1978) en Het Einde van de Grijshemden (1995) afgedrukt. [4] Best mogelijk dat Soete worstelde met de verwerking van zijn slagersjob. Maar wat er is gebeurd moest ook gebeuren: dat stond voor hem als een paal boven water.

Groter kwaad

Zinzen betwist dat:

Soete was overigens één van die Belgen in Katanga die fel tegen de fysieke liquidatie van Lumumba was. (…) De suggestie dat hij van ver of dichtbij op de hoogte was van de executie of dat hij erbij aanwezig was is onjuist. Hij vond dat hij Munongo’s opdracht (om de lijken te vernietigen) moest uitvoeren om, naar zijn zeggen, groter kwaad te voorkomen. Zolang ik hem kende worstelde hij met de vraag of hij wel de juiste beslissing had genomen. Ik neem aan dat hij dat ook allemaal tegen Ludo De Witte heeft gezegd?

Ik heb nooit beweerd dat Soete op de hoogte was van de executie of dat hij erbij aanwezig was. Was Soete fel gekant tegen de fysieke liquidatie van Lumumba, zoals Zinzen beweert? Soete zei iets heel anders tegen Jacques Brassinne, zelf een Katangaveteraan die geen poot uitstak om de ex-premier te redden. Soete zei zijn partner in crime dat hij in 1960, met verlof in België, zo vlug mogelijk naar Congo wou terugkeren ‘om Lumumba te doden’... [5]

Soete zei tegen Brassinne ook dat alles was gebeurd ‘om de regering van Katanga en mannen als Moïse Tshombe en Munongo, voor wie iedereen veel sympathie voelde, te redden.’ Soete had gemengde gevoelens bij de hele geschiedenis. Hij werd aangegrepen door walg en misprijzen voor het gezag dat hem met dat traumatiserend ‘werk’ had opgezadeld. Maar uiteindelijk woog zijn haat voor Lumumba door. Hij volbracht een essentiële taak: ‘Katanga redden’.

Op de achterflap van Soetes eerste boek legt hij uit dat Lumumba moest verdwijnen:

Lumumba’s dood was op het eerste gezicht een misdaad. Maar dat mag niet het feit verbergen dat Lumumba een grillig en onbekwaam persoon was, een corrupt racist wiens demagogisch optreden voor letterlijk duizenden Congolezen dood en lijden bracht. Hij stelde zijn intelligentie en ijver ten dienste van het kwaad, en uiteindelijk werd hij een slachtoffer van zichzelf. Als er één persoon moest sterven voor het welzijn van Congo, dan was Lumumba de meest logische kandidaat voor deze eer.

Katanga redden, het welzijn van Congo vooruithelpen: daar had Gerard Soete wel iets voor over. Hij had nadien nog een mooie carrière onder dictator Mobutu voor de boeg.

Peter Verlinden

In zijn reactie op mijn artikel schrijft Peter Verlinden, ooit de poulain van Zinzen en inmiddels de journalist die de Afrikaberichtgeving van de openbare tv-omroep monopoliseert

Zou LDW mij kunnen preciseren in welke reportages ik de Congolese nationalisten rond Lumumba in een kwaad daglicht gesteld heb? Als er iets is wat elke schrijver en journalist hoort te vermijden dan is dat het maken van intentieprocessen op basis van suggesties zonder feiten.

Verlinden schrijft in zijn vrije tijd boeken over en ten behoeve van de oud-kolonialen die hij bij het Davidsfonds publiceert. Eind 2001 bracht hij het boek Weg uit Congo uit. Het is een verzameling van getuigenissen van kolonialen – over hun werk in Congo als variaties op de thema’s van dominer pour servir of van koloniseren als the white man’s burden, en over hun traumatische vertrek uit Congo, dat volgens hen was veroorzaakt door die duivel van een Lumumba. Het lijkt wel alsof Verlindens Congo in de jaren vijftig opperbest draaide, tot sommigen op dat nefaste idee van de onafhankelijkheid kwamen... Zijn boek verscheen midden in de campagne die verenigingen van oud-kolonialen voerden voor gerechtigheid voor ‘de slachtoffers van Lumumba’. Toeval? [6]

Geen probleem dat Verlinden het getormenteerde geheugen van onze oud-kolonialen wil soigneren, ware het niet dat dit streven ook in zijn tv-reportages doorsijpelt. Gedurende de werkzaamheden van de Lumumbacommissie probeerde Verlinden in zijn tv-bijdragen de stelling van Belgiës onschuld te belichten. Misschien moet een student zijn tv-werk uit die periode eens in een scriptie aan een analyse onderwerpen? Verlindens reportages ademen de gedachte uit dat Congo nog lang een kolonie had moeten blijven, lees: dat de nationalisten rond Lumumba het land de verkeerde kant opstuurden. Het volstaat hier te verwijzen naar enkele artikels op Apache waarin ik zijn revisionisme tegen het licht houd.

Enkele weken geleden sprak Verlinden in Brussel op een seminarie over de actuele toestand van Congo. Waarom is Congo er zo erg aan toe, vroeg hij zich af. Een goede vraag, maar het antwoord stelde teleur. Geen woord over de westerse rol in de destructie van de Congolese democratie in de jaren 1960-65, geen woord over de decennialange steun van België en de VS aan Mobutu, geen woord over de ontmanteling van de staat door het IMF en de Wereldbank, geen woord over 10 jaar oorlog en de verantwoordelijkheden van het Westen daarin.

Congo-experte Colette Braeckman geeft bijtende commentaar:

Verlinden verkoos ‘op zijn manier de stellingen te herschrijven van die brave pater Tempels, die zijn leven wijdde aan de studie van de Bantoefilosofie en probeerde te antwoorden op de basisvraag: Waarom verschillen zij zo hard van ons? Verlinden verwoordde enkele denksporen: de dominantie van de groep en de familie over het individu, het circulaire denken dat de geschiedenisgang uitwist. Hij had het ook over identiteitskwesties die allochtonen en autochtonen verdelen (misschien verwarde hij de oevers van de Congo met die van de Schelde). [7]

Verlindens woorden zijn wat duurder en de conclusies eerder impliciet, maar uiteindelijk lijkt het wel alsof Walter Geerts verrezen is: Congolezen zijn sociaal-cultureel niet in staat op eigen kracht de moderniteit binnen te treden.

Collectieve amnesie

Geerts, Zinzen en Verlinden waren of zijn natuurlijk niet de enige experts met een kort of selectief geheugen: tientallen academici, politici en journalisten hielden en houden het liefst hun mond. Hoewel uit de Katangamemoires van kolonel Frédéric Vandewalle, gepubliceerd in 1975, al zwart op wit bleek dat de Belgische regering Lumumba wilde ombrengen, bleef iedereen de andere kant opkijken.

Daar zijn vele redenen voor. Veel van die mensen zijn voor hun status en prestige, vergoedingen, onderzoeksopdrachten en reizen, toegang tot archieven, ... afhankelijk van diegenen die echt geen belang hebben bij onderzoek dat tot op het bot gaat en dat toont waartoe de leidende kringen in staat zijn om hun wezenlijke belangen te beschermen.

Op al te zeldzame momenten wezen enkele Congowatchers daar trouwens zelf op. Eric de Bellefroid, journalist van La Libre Belgique, schreef in een openhartige bui ooit over een kritisch Mobutuboek, van de hand van een Fransman

Franse auteurs die over Zaïre schrijven zijn, anders dan de Belgen, er nauwelijks toe verplicht die achting en welwillendheid op te brengen die hen dwingen tot zovele taalkundige verdraaiingen, litotes en brede omschrijvingen, zoniet verzwijgingen.

Ook De Standaard-journalist Axel Buyse verzuchtte in een artikel van 1995 dat Belgische Afrika-journalisten ‘voortdurend de hete adem van de politici in de nek’ voelen. Ze zijn ‘overgeleverd aan willekeur, of beter: ze zijn, zelfs nu nog, geheel en al afhankelijk van de conjunctuur in de betrekkingen tussen Brussel en Kinshasa.’ [8]

Het neoracisme van Geerts, Zinzens worstelingen met zijn onverwerkt verleden en de koloniale sehnsucht van Verlinden zijn op zich niet interessant, tenzij als cases voor een studie over de genese van een neokoloniale ideologie. Maar tv-kijkend Vlaanderen keek de afgelopen halve eeuw wel door hun ogen naar Congo en Afrika. Anders gezegd: dit trio heeft lange tijd de amnesie over de eerste jaren van de Congolese onafhankelijkheid helpen in stand houden (en ook die over het jonge Rwanda en Burundi, maar dat valt buiten het bestek van dit artikel). En daarom verdienen deze VRT-journalisten wel degelijk onze kritische aandacht.

Congokenner Ludo De Witte steunt de nabestaanden van Patrice Lumumba bij hun klacht tegen een tiental Belgen voor hun aandeel in de moord op de Congolese oud-premier.

[2] E. Luard, A History of the United Nations. Volume 2: The Age of Decolonization, 1955‑1965, MacMillan, 1989, p. 243.
[3] Dit fragment uit Mord im Kolonialstill (ARD/ConVoi, 2000) kan men bekijken in een samenvatting van de documentaire, via http://www.dailymotion.com/video/x937pp_patrice-lumumba-une-tragedie-africa_news
[4] In De Arena beschrijft Soete tot in de kleinste details hoe ene Schäfer en zijn gezel Denys – de gebroeders Soete – de lijken wegwerken: ‘Op de plaats van de executie zelf twintig meter van de weg in de beboste savanne, steekt de Profeet [Lumumba - LDW] zijn verstijfde hand boven de zandige grond. Zijn laatste poging om te beschuldigen, zijn vernielingstroepen op te jagen. Beschaafd doden kunnen ze nog niet. Ze denken niet aan het lijk dat bestaat nadat de mens werd vernietigd. (¼) Wanneer ze de lijken bij de ledige vaten hebben neergelegd en de werktuigen bovenhalen, begrijpen ze dat geen van hen tot zulkdanig werk voorbereid is. Ze keren naar de auto terug en drinken whisky. (¼) Onbedreven in het vak hakken en kerven ze eerst als bezetenen. Het brengt niets op dan stank en vuilnis en ze binden een maandverband voor hun mond. Schäfer neemt de metaalzaag op en alsof het een boomtak is, zaagt hij bedaard het rechterbeen van de Profeet af boven de knie. Hij legt het voorzichtig op de bodem van het vat neer en scheidt een na een de aanhangsels van de romp die armen zijn en nog een been. (¼) Wanneer alleen nog het hoofd aan de romp overblijft, stijgt het gruwelijke van zijn bezigheid naar zijn bewustzijn. Denys staat onbeweeglijk. Een stenen beeld dat hem met een handlamp bijlicht. Dan wekt Schäfer zijn haat. De drift mengt zich met zijn dronkenschap. De greep van zijn vingers in het stevig metaalgaasachtig kroeshaar is beslissend. (¼) Hij gooit zijn zaag opzij. Ze past niet bij dit monsterachtig hoofd. Hij neemt de bijl op, plaatst zijn voet op de onderkaak, en hakt de hals stuk, naar adem snakkend, vloekend als een verdoemde, verwensend zoals het gepeupel en zijn rasgenoten hebben gehoond. (¼) “Ik doe het in jullie plaats, blanke lafaards.” Het komt als een knarsend gebed van tussen zijn tanden door de watten van het maandverband. (¼) Hij hakt met de woestheid van zijn wraak de laatste halswervels door, grijpt de kop weer bij de haren, rukt het masker van zijn mond en spuwt in het stinkend gezicht. Dan gaat hij neerzitten in het vieze vocht dat het gras bezoedelt en snikt, het hoofd op zijn gekruiste armen. Naast hem ligt de romp zonder ledematen. Voor zijn voeten staat het hoofd als een onmogelijk voorwerp. (¼) Hier beschikt hij over het enig stoffelijk bewijs van de dood van de Profeet. Zo er ooit een martelarenverering tot stand komt, dan kan hij haar nu de relikwieën bezorgen. (¼) Hij neemt een tang uit de zak met gereedschap en wringt twee tanden los uit de bovenkaak van de Profeet. Ze zijn met goud overtrokken. Tandartsen vereenzelvigen onherkenbare lijken door middel van de bijzonderheden van hun prothese. Hij heft de rechterarm uit het vat en snijdt twee vingers van de stijve hand. De wijsvinger waarin de kogel een wonde heeft gesneden toen hij dwars door de afwerende hand beet, de wijsvinger die zo heeft gedreigd, die de opgezweepte massa de weg toonde naar de vernieling, de dood, en haar eigen ondergang. De pink met de lange nagel die hij gebruikte gedurende zijn gevangenschap om de velletjes uit zijn neus te peuteren, zijn oorgangen te reinigen. Hij wikkelt de relieken in een zuiver verband en bukt zich naar de grond waar een kogel uit het lichaam is gevallen, voegt hem bij de bewijzen en steekt ze samen op zak. Nu laat hij de romp in het vat op de afgescheiden ledematen neer en legt er het hoofd boven op. Hij ontstopt een van de dikbuikige flessen en giet de inhoud op het stukgesneden lijk. Een sissende, witte gaskolom schiet in de hoogte. Het zure bijtvocht zet de Profeet om in slijm.’ Alexandre Belina, de advocaat van Tshombe, verklaarde later aan Brassinne dat de gebroeders Soete twee weken verlof in Zuid-Afrika kregen om van de gebeurtenissen te bekomen. G. Soete, De Arena, pp. 137, 156-168; J. Brassinne, Enquête sur la mort de Patrice Lumumba (ULB, 1990), Tome IV, témoignage 28.1 d’ A. Belina.
[5] J. Brassinne, Enquête sur la mort de Patrice Lumumba, Tome IV, témoignage 31.1 de G. Soete.
[6] Zie voor een recensie van Weg uit Congo, Ludo De Witte, ‘Echo's van de propaganda van weleer’, De Morgen, 30/1/2002.
[8] E. de Bellefroid, in Bulletin du Craoca, n° 2, 1991, p. 63; A. Buyse, ‘Tussen manipulatie en objektiviteit. De netelige status van de Afrika-journalist’, in De Standaard, 12/10/1995.
LEES OOK
Redactie Apache / 12-04-2010

De geesten van Leopold II en Lumumba dwalen nog steeds door dit land

Auteur en Congokenner Ludo De Witte ergert zich steeds meer aan het officiële beeld dat van de Belgische aanwezigheid in Congo wordt opgehangen. In een opiniestuk voor Apache…
Ludo De Witte