Sous les pavés, la plage.

Duchka Walraet
duchka
Duchka Walraet
duchka
Duchka Walraet

Ik van mijn kant, ben altijd sceptisch geweest ten aanzien van het einde van het postmodernisme. Het postmodernisme is mijns inziens een staat van ontmaagding. Je wordt op een dag gecorrumpeerd door het postmodernisme en je blijft gecorrumpeerd voor de rest van je leven. Geen weg terug. Dat zeg ik met een gelijksoortige vastberadenheid die mijn schaarsgeklede argumentatie nauwelijks kan verhullen; de al even ridicule vastberadenheid van een atheïst.

De afgelopen weken heb ik een aantal willekeurige manifestaties van de postmoderne tijdsgeest vluchtig geschetst: de opzettelijke lelijkheid, het proces van de decontextualisatie, de nietszeggende esthetiek van het nobele wilde, de verheerlijking van verveling, de beleving van het nu als geanticipeerde herinnering en de valsheid van de zogezegde authenticiteit.

Of er werkelijk een sluipweg die ons uit de postmoderne tijdsgeest kan loodsen, liet ik altijd in het midden.

Ironie is zo passé

Ironie als basisattitude is een conditio sine qua non voor de postmoderne beleving. De ironie is een noodzakelijke toestand van ontkoppeling, een cursieve levenshouding, intelligent en cynisch. Vroeger stond het synoniem voor cool, maar de kritiek neemt alsmaar toe.  Gouden Uil-winnaar, Joost de Vries,  deed dat bijvoorbeeld in een interview met de Standaard Weekend dat op 19 april verscheen.

‘Ironie is de gedroomde dekking. We trekken een trui aan met een afzichtelijke afbeelding, we kleden ons in een of andere lelijke antistijl: zo zijn we alvast eventuele kritiek op ons uiterlijk te snel af. Of we organiseren, zoals een vriendin onlangs, een 'ironisch etentje'. Met alleen maar kindergerechten, of diepvriesmaaltijden. Hoeven we niet oprecht te proberen om lekker te koken, hoeven we tout court niets oprechts te doen, hoeven we ons niet kwetsbaar op te stellen, kan niemand ons pijn doen.'

Het geduld raakt op. Bijgevolg is het einde van de ironie het afgelopen decennium al een aantal keren aangekondigd. (En daarmee dus de basishouding voor een optimale gedijing van het postmodernisme) Ironie is zo passé, verklaarden intussen bijna alle mainstream Angelsaksische kranten en tijdschriften, in hun kielzog werden ze gevolgd door de obligate trendwatchers.  Het zou naar verluidt zijn verpulverd geraakt in de brokstukken van 9/11 en plaats gemaakt hebben voor een tijd van heerlijke, Nieuwe Authenticiteit.

De wens om het postmoderne mal te breken is met andere woorden alomtegenwoordig.  Daarin slagen is een ander paar mouwen.

In Vlaanderen kan je die zogezegd nieuwe authenticiteit bijvoorbeeld horen zingen in de bevallige gedaanten van Hannelore Bedert en Eva De Roovere

In Vlaanderen kan je die zogezegd nieuwe authenticiteit bijvoorbeeld horen zingen in de bevallige gedaanten van Hannelore Bedert en Eva De Roovere. Twee meiden die resoluut hebben gekozen om in hun moedertaal te zingen als gelofte van oprechtheid. Het resultaat is dat ze een taaltje en dito dictie kwelen die niemand echt hanteert en die nog meer gemaakt klinken dan het eventuele rookgordijn van steenkoolengels waar ze zich achter hadden kunnen verbergen.

Zoals ik vorige week al schreef: als je krampachtig echt wil zijn en de zogezegde gemaaktheid van het postmodernisme en de ironie wil afwijzen, schiet enkel maar krampachtigheid over.

In het interview met Joost de Vries, merkt de interviewster, Guinevere Claeys, op een gegeven moment op:

Joost De Vries is een kind van zijn generatie: hij kan niet zonder ironie, tegelijk wil hij ervan af.

En daarmee is alles gezegd.

Jihadbruidjes

De wurgende hardnekkigheid waarmee de tentakels van de postmoderne tijdsgeest zich rond de hedendaagse mens knelt, manifesteert zich misschien nog het mooist in de jihadbruidjes.

De zogenaamde Jihad Janes zijn de jonge vrouwen die recent naar Syrië en Irak zijn gevlucht om te trouwen met IS-strijders. Niet zelden zijn deze bruidjes tienermeiden die in West-Europa geboren en getogen zijn zijn.  Hoewel hun emigratie deels gevoed is door een afwijzing van de Westerse cultuur, kan men in de talloze blogs en twitteraccounts van de jihadbruiden vaststellen dat het postmoderne, Westerse bloed kruipt waar het gaan kan.

Sommige jihadbruidjes documenteren namelijk via de sociale media op een fascinerende manier het reilen en zeilen van hun leventjes, op een manier die quasi analoog is aan het gemiddelde Westerse tienermeisje. Resultaat: selfies in allesverhullende nikabs en handschoenen worden gepost- er is gezien worden door het oog van god en vervolgens door het oog van peers. Shopping- en foodie-tips worden gedeeld en gefotografeerd. Plaatjes met kittens en kalasjnikovs gaan viraal via het twitteraccount Islamic State of Cats, @ISILCats. Een van de Britse jihadibruidjes klaagt zelfs op haar twitteraccount puberaal dramatisch dat niemand in het kalifaat haar typisch Britse plaagstoothumor begrijpt.

Deze meisjes zijn zelfbewuste hipsters tegen wil en dank. Onder het vernis van hun vroomheid stellen ze de westerse esthetiek en omgangsvormen fundamenteel niet in vraag.

Het enige probleem dat deze meisjes hebben met de westerse samenleving is dat die hen uitsluit. Maar fundamentele grieven tegen wat die cultuur inherent westers maakt, hebben ze duidelijk niet.

De jihadbruiden lijken volledig verknecht aan de postmoderne cultuur en de ironie als coping mechanisme. Dat hebben ze in het Westen geleerd en is blijkbaar met geen stokken uit hun lijf te slaan.

Ze zijn willens nillens de meest stuitende manifestatie van het actuele Westerse postmodernisme en net als Joost de Vries ook maar kinderen van hun generatie.

Sommige jihadbruidjes documenteren namelijk via de sociale media op een fascinerende manier het reilen en zeilen van hun leventjes, op een manier die quasi analoog is aan het gemiddelde Westerse tienermeisje

De jihadbruidjes zijn overigens niet anders dan wij. Hetgeen we verafschuwen in het postmodernisme is de pretentie, het elitarisme, de angst dat we de gebruiksaanwijzing niet hebben gelezen. We hebben schrik dat we de ingewikkelde codes niet begrijpen en er derhalve niet bij zullen horen. Dàt is wat we verachten.

In die zin is de anti-ironie eveneens de gedroomde dekking.

Rote Armee Fraktion

Een vriend was aan het fulmineren tegen een niet nader genoemde gastronomische pistolet-snackbar, toen hij schertsend uitriep dat hij alle gastronomische streetfoodtenten Baader-Meinfof-gewijs wilde aanvallen. Ze met geweld aan flarden wilde knallen.

Hij zei gekscherend dat we een Rote Armee Fraktion nodig hadden om alle postmoderne uitwasemingen in onze leefomgeving manu militari te vernietigen.

Het is toen dat ik voor de eerste keer een sluipweg uit het postmodernisme begon te zien.

Die sluipweg was een revival van de sixties.

Ex-fan des sixties

Sous les pavés, la plage. Een van de mooiste slogans van mai soixante-huit, de Parijse studentenrevolte uit 1968.

De studentenrevolte was de eerste revolte die niet ging om basisbehoeften. Voorheen in de geschiedenis was de inzet voor opstanden altijd min of meer gelinkt aan het behouden of verkrijgen van zaken die al dan niet onrechtstreeks verband hielden met de menselijke basisbehoeften.

Mai soixante-huit ging over meer. Na decennia gestage groei ontstond de vraag naar een levensstijl die meer was dan het vervullen van levensbehoeften en blind consumentengedrag.

Onder de kasseien, het strand. Een veelgelaagde slagzin die overigens geijkt is door een syndicale arbeidersbeweging en pas later gerecupereerd is door de studentenbeweging.

We leven in een samenleving die de sublieme kwaliteit van geweld mordicus ontkent en haar met man en macht uit ons leven probeert te bannen

Om een kassei uit de straat te rukken is een flinke dosis geweld nodig. Men moet ten eerste de wet overtreden om de stenen aan de openbare infrastructuur te ontrukken. Ten tweede moet men gewoonweg zin hebben om met stenen te gooien. Kasseien rukt men niet uit de grond om ze in zijn blokkendoos op te ruimen.

De idee van sous les pavés ,la plage is dus dat genot, het hedonisme, afgedwongen moet worden via de baldadigheid. Door een flinke kassei naar een politieagent te gooien, bijvoorbeeld.

Subliem

We leven in een samenleving die de sublieme kwaliteit van geweld mordicus ontkent en haar met man en macht uit ons leven probeert te bannen. We hebben bepaalde vormen van geweld zelfs unilateraal en totalitair tot zinloos uitgeroepen. (In plaats van eerst duiding aan de geweldenaars zelf te vragen.)

Deze zomer werd een vliegtuig vol Nederlanders neergehaald in Oekraïne. Men is zich nog steeds aan het afvragen wat er ondernomen moet worden. Laat staan dat men eigenlijk begrijpt wat er gebeurd is.

Dit is geen oproep tot geweld. Maar daar waar de ironie de aandacht weghaalt van het sublieme, is geen plaats meer voor het transcedente, het zinvolle.

Van de Ierse filosoof, Edmund Burke, antirevolutionair, en daarom misschien wat de hond in dit kegelspel, wil ik de volgende zin citeren, wegens toch enigszins pertinent.

 'Alle dingen die, op welke manier dan ook angstaanjagend zijn of verband houden met iets verschrikkelijks, of een vergelijkbare uitwer­king hebben als angst en afschuw, zijn een bron van het sublieme.'

Wat we kunnen leren van de soixante-huitards is dat ze het sublieme, het geweld van het kasseigooien enerzijds, het gedroomde, eindelijk blootgelegde strand achteraf, in de ogen durfden te kijken. On-ironisch. Compromisloos. Zonder gedroomde dekking.

Het is een beest dat we in de ogen moeten durven kijken als we komaf willen maken met het postmodernisme.

Het sublieme beest

Een van de meest pakkende tv-fragementen van de afgelopen jaren, kon men zien in Six Feet Under. Een reeks die zonder omwegen over de dood ging, en het randfenomeentje dat er enigszins verband mee houdt, het leven.

Het hoofdpersonage, Nate Fisher, vindt na een lang calvarie eindelijk het lijk van zijn vrouw Lisa en begraaft haar in de woestijn. De moderne man die Nate Fisher is probeert zich het eeuwenoude begrafenisritueel eigen te maken, delft met de kracht van de wanhoop, de woede en de uitputting een graf.  Op een gegeven moment zien we hem zelf in de put zitten die hij heeft gedolven, waarin hij het lijk aan het schikken is, zijn gezicht gebeeldhouwd door het leed, de bitterheid. De emoties komen in het fragment altijd in complexe combinaties.

Nadien zien we hem tierend rondrazen in het opstuivende zand. Nate lijkt op een dier en toch is hij iets aan het doen wat diepmenselijk is.

Dat fragment staat in mijn geheugen gegrift. Een gegeven met zo’n intensiteit en complexiteit komt zelden aan bod in de postmoderne popcultuur.

Het kan anders. Dit is het soort beest dat we in de ogen moeten durven kijken als we komaf willen maken met het postmodernisme.

Het sublieme, woeste, menselijke beest, tierend rondrazend in het opstuivende zand. Opzettelijk eerlijk. In het nu. Zinvol.

Subliem.

LEES OOK
Anton Jäger / 03-09-2020

Wat komt er na het einde van de geschiedenis?

Is dit het einde van het einde van de geschiedenis? Welke begint hierna? De benaderingen van Fukuyama, Kojève en Schmitt bieden een potentieel antwoord.
maatpak
Bert Verhoye / 12-11-2018

Koro 12 november 2018

Het rubriekje van Bert Verhoye waarin onze hysterische wereld wordt geconfronteerd met problemen, die geen problemen zijn.
bert-300x300-300x300
Bert Verhoye / 03-09-2018

Koro 3 september 2018

Dit jaar was ik op vakantie in het zuiden. Het zuiden van de tuin. Het was er heel erg warm, het leek wel de midi.
bert-300x300-300x300