Het vonnis in de strafzaak van de nv DIMA en Donald de Vinck de Winnezeele tegen Nathan Vandergunst, alias Acid, leidde al tot een veelvoud aan reacties in de media en vooral op sociale media. De strafmaat (gevangenisstraf van drie maand met uitstel en een boete van 800 euro) kreeg heel wat aandacht, met ook de onvermijdelijke, maar in wezen ongepaste vergelijking van de straffen en boetes in het Reuzegomproces.
Mijn overtuiging is dat het buitenstaanders in het algemeen niet toekomt de strafmaat te bekritiseren, omdat alleen de rechter daarvoor over al de nuttige informatie beschikt.
Het is dan ook niet de straf met de boete die werd opgelegd die voor kritiek vatbaar is. Dat verschillende bladzijden van de perskopie van het vonnis compleet zwart zijn gemaakt, is ook slechts een randbemerking.
Maar het is wel een element dat de indruk geeft dat iets niet onder de publieke aandacht mag komen. Nog nooit voordien heb ik een vonnis binnengekregen waarin zoveel zwart was gemaakt, duidelijk veel meer dan in functie van de afscherming van persoonsgegevens. Het vonnis heeft vormelijk iets weg van een vrijgegeven document van de (militaire) Staatsveiligheid. Maar rechtspraak is volgens de grondwet wel openbaar.
Provocerende inhoud
Het echte probleem is dat het vonnis een bijzonder gevaarlijke weg inslaat die een reële bedreiging inhoudt voor de expressievrijheid. Bij uitbreiding wijst het vonnis ook een richting aan die de journalistieke vrijheid om laakbare feiten aan de kaak te stellen in de gevarenzone brengt. Want het vonnis maakt toepassing van het strafrecht, om via rechtstreekse dagvaarding, uitingen te vervolgen die deel uitmaken van een publiek debat.
In talrijke arresten heeft het Europees Hof voor de Rechten van de Mens (EHRM) duidelijk gemaakt dat strafvervolging en het opleggen, of zelf dreigen met gevangenisstraf, op zichzelf een onevenredige inbreuk uitmaakt op de expressievrijheid. Dat maakt dit proces meteen ook zo uitzonderlijk omdat vermeende schendingen van de eer, goede naam, reputatie of privacy voor een burgerlijke rechtbank worden gebracht, met mogelijkheid van schadevergoeding.
Het is enkel wanneer bewust en manifest aangezet wordt tot discriminatie, haat of geweld jegens groepen of personen dat het strafrecht, met de dreiging of het opleggen van gevangenisstraf kan worden toegepast.
De provocerende inhoud en stijl van de videoboodschap van Acid is zeker vatbaar voor discussie. Maar men kan niet ontkennen dat die boodschap zich volop situeerde in de maatschappelijke discussie en de verontwaardiging toen rond het proces tegen Reuzegom, de dramatische dood van Sanda Dia, het vonnis in het Reuzegomproces en het al dan niet identificeren in de (sociale) media van de Reuzegommers.
Heftig maatschappelijk debat
Acid koos ervoor om een Reuzegommer te identificeren die een indirecte maar relevante rol had gespeeld in de dramatische afloop voor Sanda Dia. Het gaat om de voormalige voorzitter van Reuzegom, die mee het fatale doopritueel uittekende. En blijkbaar gaf hij ook instructies aan de andere Reuzegommers om online-boodschappen en foto’s van die gruwelijke avond te wissen.
Volgens Acid was die Reuzegommer te lang in de schaduw gebleven. Terloops vermeldde Acid ook dat de ouders van de Reuzegommer in kwestie een restaurant uitbaten in Antwerpen en hij noemde het restaurant bij naam. Ter verdere situering werd ook gemeld dat de jonge man in kwestie ondertussen stage liep in het Europees Parlement, voor N-VA.
Was die naamsvermelding en de verwijzing naar het restaurant en zijn actuele job bij het Europees Parlement noodzakelijk? Allicht niet, maar dat is de kwestie niet: het waren wel elementen die de sociale omgeving schetsten van de ex-Reuzegommer.
Het vonnis voert niet aan dat die informatie verkeerd was. Volgens de Brugse rechter maakte Acid zich met die videoboodschap schuldig aan het misdrijf van belaging, omdat hij daarmee op ernstige wijze de rust had verstoord van de Reuzegommer en zijn ouders. Die laatste ondervonden daardoor schade bij de uitbating van hun restaurant.
Met dit soort toepassing van het strafrecht kan straks elke persoon, maar ook elk bedrijf (de nv DIMA is de rechtspersoon die het restaurant in kwestie uitbaat) een journalist, of blogger of actiegroep voor de strafrechter rechtstreeks dagvaarden, omdat feiten worden geduid en kritiek wordt geleverd binnen het kader van een (heftig) maatschappelijk debat.
Dat de rechtbank deze aanpak nu ook juridisch legitimeert, want de videoboodschap als strafbare belaging kwalificeert, is bijzonder verontrustend.
Eenzijdig perspectief
Het vonnis geeft ook blijk van een volstrekt eenzijdige benadering, want de complete motivering valideert enkel het perspectief en de belangen van de Reuzegommer en zijn omgeving, zonder de minste aandacht voor het belang van de expressievrijheid van Acid. Het vonnis zegt ergens wel dat het die afweging moet doen, maar doet dit juist niet.
Er zijn zes criteria die volgens het EHRM hadden moeten aan bod komen, waarbij vooral het verband met het maatschappelijk debat, de waarheidsgetrouwheid van de boodschap en het feit dat de identiteit van de betrokkene reeds elders openbaar was gemaakt, dient te worden in rekening gebracht.
Ook de beoordeling van het essentiële criterium van de proportionaliteit ontbreekt, want het opleggen van een gevangenisstraf, het weze met uitstel, heeft ongetwijfeld een verkillend effect. En het is juist zo’n chilling effect dat moet vermeden worden in een democratische samenleving, aldus nog het Europees Mensenrechtenhof.
Wordt ongetwijfeld ... vervolgd.