Vlaanderen - Nederland: eigen cultuur eerst

Carlo Van Baelen
apache

In vele opzichten vervulde Nederland voor Vlaanderen altijd een voorbeeldrol. Zo was er de (voor)oorlogse droom van een Groot-Nederland, als remedie tegen een dominant Franstalig België. Er werd opgekeken naar het koopmanschap en de wereldwijde economische successen van de taalvaardige en assertieve Nederlander. Er was de openlijke jaloezie van de cultuursector voor de culturele budgetten en realisaties boven de grens. En vandaag? Zowel de sterke emancipatie van Vlaanderen, stilaan neigend naar zelfgenoegzaamheid, als het strakke neoliberale crisisbeleid van de Nederlandse overheid hebben dat rolmodel doen omslaan in het beeld van een gijpende, naar adem snakkende maatschappij.

Media: praten voor eigen parochie

Hebben Vlaanderen en Nederland nog iets met elkaar? Of is hun gemeenschappelijke taal verworden tot niet meer dan een toevalligheid zonder verdere consequenties of opportuniteiten? Hoe groot is nog het draagvlak van overheidsinitiatieven gericht op verbinding – van CVN en GENT tot de Nederlandse Taalunie en deBuren of de Brakke Grond? Is openheid geëvolueerd naar passieve onverschilligheid of zelfs wederzijdse afwijzing? Een analyse op basis van grensoverschrijdend cultureel en mediaverkeer.

Een noodzakelijke voorwaarde om elkaar te blijven kennen en waarderen is een minimum aan continue objectieve informatie over elkaar. Schandaaljournalistiek en occasionele reportages voldoen niet. Maar in hoeverre komen media over de grens? De Nederlandse krant met het grootste buitenlandse bereik is De Telegraaf, met een afzet van 14.250 ex. (3%) in print. Met 138.000 Nederlanders die in België wonen, is het bereik bij Vlamingen dus zeer beperkt. De kwaliteitskranten NRC, de Volkskrant en Algemeen Dagblad scoren in het buitenland nog een stuk lager, met elk rond 1.000 ex. (minder dan 1%). Ook omgekeerd is het buitenlandse betalende bereik van De Standaard (400 ex. of 0,4%), De Morgen (110 ex. of 0,2%) en Het Laatste Nieuws (855 ex. of 0,3%) onbeduidend tegenover het Nederlandse potentieel van 13,3 miljoen +15-jarigen. Cijfers over het buitenlandse bereik van digitale kranten worden (nog) niet gepubliceerd, maar aangezien deze productvorm commercieel nog maar in zijn startfase zit, valt niet te verwachten dat er een sterk corrigerend effect van zal uitgaan.

Van enig wisselverkeer tussen Nederland en Vlaanderen via elkaars gedrukte kranten is geen sprake

Van enig wisselverkeer tussen Nederland en Vlaanderen via elkaars gedrukte kranten is dus geen sprake. We zien wel een toenemende uitwisseling van artikelen tussen redacties, maar die is vooral ingegeven door kostenbesparingen en focust veeleer op wereldwijde topics, zelden op maatschappelijke en culturele thema’s uit het buurland. Op de tijdschriftenmarkt oogt de situatie niet anders. De buitenlandse oplage van opiniebladen als Vrij Nederland (1,9%), De Groene Amsterdammer (4,9%), HP/De Tijd (0,5%) en Elsevier (1,4%) wijst bezwaarlijk op een breed bereik in Vlaanderen. De Vlaamse bladen Humo en Knack kennen ook geen verspreiding in Nederland, of het is dat beetje losse verkoop. Ook hier geldt: publiceren voor eigen volk.

Massamedia als radio en tv corrigeren dat egocentrische beeld niet. Het aandeel van Vlaamse radiostations in Nederland valt onder de verzamelterm ‘andere stations’, en zal dus maximaal 1,4% bedragen. In primetime is het aandeel van de Vlaamse openbare tv-zenders Eén en Canvas in Nederland 1,5%, terwijl de drie openbare Nederlandse zenders in Vlaanderen goed zijn voor naar schatting 1,95%. Vooral in historisch opzicht zijn die laatste cijfers frappant. In 1985 was het Nederlandse aandeel in het Vlaamse kijkvolume nog 25%, in 1993 nog 9%.

De conclusie is duidelijk: qua mediaconsumptie in de breedte delen Vlaanderen en Nederland erg weinig. De beperkte groep die beide medialandschappen wel intensief volgt, al dan niet om professionele redenen of vanuit een open en reële interesse, kan de onverschilligheid van de grote massa niet goedmaken. De grensoverschrijdende informatie-uitwisseling is nihil. Onze media praten voor eigen parochie.

Podium: een opwaartse beweging

De podiumkunsten bieden een licht ander verhaal. In de periode 2004-2012 stéég het aantal Vlaamse theater-, dans- en muziektheaterproducties op Nederlandse podia. Het gaat zelfs om een toename van 19% (van 181 naar 215), gerealiseerd door 158 verschillende gezelschappen.

Tegelijk is het aantal voorstellingen wel gedaald met 9%, naar 685: een gemiddelde van 3,2 opvoeringen per productie in 2012 tegenover 4,1 in 2004. Volgens deze informatie van het Vlaams Theaterinstituut spelen dus meer gezelschappen kortere reeksen, met een grotere verscheidenheid aan producties.

DutchCulture rapporteert daarentegen bijna een verdubbeling van de Nederlandse podiumvoorstellingen in Vlaanderen – inclusief regie-opdrachten en individuele podiumkunstenaars – voor de periode 2010-2012 (van 196 naar 380). Die groei is een gevolg van zowel het grotere aantal gezelschappen (van 50 naar 80) als van langere speelreeksen (van gemiddeld 4 naar 5 per productie). Maar in diezelfde periode lag zowel het aantal Vlaamse gezelschappen als het aantal Vlaamse voorstellingen op Nederlandse podia dus nog altijd dubbel zo hoog als de Nederlandse aanwezigheid op Vlaamse podia. Blijkbaar is de succesrijke ‘Vlaamse golf’ in Nederland nooit gevolgd door een gelijkaardige instroom vanuit Nederland in Vlaanderen. Ook zeggen deze cijfers weinig over de publieksopkomst voor Vlaamse voorstellingen in Nederland. Zo klagen meerdere gezelschappen over sterk teruglopende aantallen toeschouwers.

Boeken: eigen auteurs voorop

Voor boeken is er wel uitwisseling tussen Vlaanderen en Nederland, hoewel die zeer onevenwichtig blijft. De deelmarkten voor schoolboeken en wetenschappelijke en professionele uitgaven – ‘need to know’ – worden sterk beschermd door landelijk gebonden schoolstructuren, leerplannen en eindtermen, door nationale wetgeving en door de specifieke organisatie van het beroepenveld. Voor deze deelmarkten is de Vlaams-Nederlandse uitwisseling dan ook gering. De markt voor publieksboeken of A-boeken – ‘nice to have’ – is in principe wel open in beide richtingen. Er is geen taalbarrière en een boek valt vlot te transporteren vanuit het distributiecentrum CB in Culemborg, dat beide landen bedient. In de praktijk bestaat de Vlaamse boekenmarkt voor A-boeken voor 60% uit import uit Nederland. Omgekeerd is het aandeel van Vlaamse uitgeverijen op de Nederlandse A-boekenmarkt slechts 5%.

Het aandeel van Vlaamse uitgeverijen op de Nederlandse A-boekenmarkt is slechts 5%

Het totaalplaatje van boekenland toont een gelijkaardig beeld. Boekenbank, de databank van boek.be, leert dat er in 2012 in totaal 27.599 nieuwe titels van Vlaamse en Nederlandse uitgeverijen op de Vlaamse markt kwamen, waarvan gemiddeld 60% import was. In de deelmarkten educatief (35%) en wetenschappelijk-professioneel (45%) was dit aandeel lager. In de A-markt ging het om twee op drie titels, en in deelsegmenten zoals fictie (88%) en non-fictie vrije tijd (74%) is de productie van Nederlandse uitgeverijen dominant.

Hoe gaat de boekenlezer/-koper met dit Nederlandstalige aanbod uit twee landen om? De lijsten van vijftig best verkochte titels voor 2007-2012 – goed voor 17% van de totale afzet aan A-boeken – vermelden in Nederland gemiddeld slechts één titel van een Vlaamse auteur. In Vlaanderen gaat het om gemiddeld twee titels van een Nederlandse auteur. Een kleine helft van de bestsellers fictie en non-fictie komt van de eigen auteurs, de andere helft van vertaalde titels. Slechts drie op de tien titels komen in beide landen in de Top 50 voor, en blijken voornamelijk fictievertalingen. Ook de bestsellerlijsten bieden dus een ‘eigen volk eerst’-beeld: Vlaamse boekenkopers kiezen voor Vlaamse auteurs, Nederlandse bestsellerkopers voor Nederlandse. Wat ze delen, zijn enkel de vertaalde romans die ze lezen: veelal internationale bestsellers.

Die zelfgerichtheid blijkt ook op andere deelgebieden van het A-boek. Zo kiezen leesgroepen in Nederland voor 43% Nederlandse en 3% Vlaamse auteurs, naast 54% vertaalde buitenlandse auteurs. Vlaamse leesgroepen plaatsen in hun favorietenlijstje ruim 60% vertaalde auteurs en lezen daarnaast 2/3 Nederlandse en 1/3 Vlaamse auteurs. Zo lijkt Vlaanderen minder zelfgericht, maar als je weet dat Vlaamse auteurs maximaal 20% van de Nederlandstalige literaire fictie produceren, toont dat dus toch een lichte preferentie voor de eigen auteurs. Diezelfde disproportionele keuze zie je ook in de boekenbijlagen van De Standaard en De Morgen. Van hun artikels en recensies over oorspronkelijk Nederlandstalig literair werk ging zelfs ruim 40% naar Vlaamse schrijvers. Kortom: literair werk van eigen bodem krijgt een duidelijke voorkeur. Zeker op tv. In maart en april 2013 stond in 61% van 133 boekentopics op vier Vlaamse tv-zenders een Vlaamse auteur centraal. In Nederland nomineerde het boekhandelaarspanel van De Wereld Draait Door pas in de tiende uitzending en na veertig titelsuggesties voor het eerst een boek van een Vlaamse schrijver.

Hetzelfde plaatje tonen niet alleen de leeslijsten van het secundair onderwijs, maar ook literaire live-programma’s. Van de 362 gasten en auteurs op het Auteurspodium van de Antwerpse Boekenbeurs 2013 was 84% Vlaming, 11% Nederlander en 5% buitenlander. Op de Manuscripta-manifestatie die het culturele seizoen in Nederland opent, was er – buiten het Vlaams-Nederlandse panel dat de beide Letterenfondsen hadden gesponsord – slechts één Vlaamse auteur uitgenodigd, op in totaal 81 literaire gasten.

Grensverkeer: moet dat?

Vlaanderen en Nederland staan rug aan rug en kijken naar de eigen tenen. Zeker in Nederland is de gerichtheid op Nederlandse auteurs soms zo dominant dat literatuur uit Vlaanderen er nog amper aan bod komt. Ook de gedaalde interesse voor elkaar, de steeds breder wordende informatiekloof, de terugkerende negatieve vooroordelen en de latente zelfgenoegzaamheid wijzen niet echt op een spontaan enthousiasme voor de Groot-Nederlandse gedachte.

Moeten we dat keren? Missen we iets, wanneer noch het grensoverschrijdende mediaverkeer, noch het wisselverkeer van boeken blijk geeft van een ‘open’ markt voor elkaars producten? Mogelijk nieuwe artistieke dimensies uit het buurland? Mogelijk een verbreding en een verdieping van het eigen aanbod door nog niet geziene, anders-eigene bijdragen? Mogelijk een meer universele kijk op de eigen regionale realiteit en minder kans op provincialisme en zelfbevestiging? Mogelijk een extra maatschappelijke dimensie, voor zover de producten van buitenaf thema’s aandragen die ook de lokale media- en cultuurconsument aanbelangen? Mogelijk puur economische voordelen: extra terugverdienmodellen door ruimere afzetkansen, kostendelende coproducties, grensoverschrijdende subsidiemogelijkheden, complementariteit in plaats van dubbelop?

Willen we de culturele verwijdering tussen Nederland en Vlaanderen keren, dan is er nood aan een kritische kijk op de reële en objectieve meerwaarde

Willen we de culturele verwijdering tussen Nederland en Vlaanderen keren, dan zullen pleidooien vanuit een idealistisch nabuurschap, een archaïsche romantiek of een kunstmatige dwang niet langer volstaan. Dan is er nood aan een kritische kijk op de reële en objectieve meerwaarde van meer Vlaams-Nederlandse uitwisseling. Net die aandacht ontbreekt vaak bij supporters van een hechtere band. Willen we de kloof verkleinen, dan zijn onbevooroordeelde poortwachters nodig, die in beide landen met gezag kunnen attenderen op wat artistiek en cultureel waardevol is, zonder regionale reflexen of a-priorismen voor eigen volk. Dan zijn er open informatiekanalen nodig, en een nieuwsgierig publiek dat openstaat voor experiment, extra diversiteit en kwaliteit ongeacht de nationale bron. De hamvraag is: kan er voldoende meerwaarde verwacht worden voor de noodzakelijke financiële en vooral mentale investeringen? En hoe die meerwaarde concreet realiseren?

Finaal geldt die noodzakelijke kritische toetsing aan reële meerwaarde, net als die nood aan poortwachters en onbevooroordeeld publiek, niet alleen binnen de Vlaams-Nederlandse context, maar zeker ook voor (culturele) import uit andere taalgebieden. Het is zeker niet makkelijk om in het wildgroeibos van zoveel sterk commerciële – vooral Angelsaksische – import nog het kwalitatieve groen te ontdekken. Maar daarom per definitie kiezen voor ‘local’ is een al te vanzelfsprekende piste.

Carlo Van Baelen is bedrijfseconoom in een cultuuromgeving en leidde het Vlaams Fonds voor de Letteren van 2000 tot 2011.

Dit artikel is het gevolg van een samenwerking tussen Apache en Recto verso.
LEES OOK
Steven Vanden Bussche / 28-03-2024

Filip Dewinter assisteerde Russisch desinformatiekanaal

Recent opgedoekt Russische desinformatiekanaal Voice of Europe schakelde Dewinter in bij interview met voormalige Tsjechische president.
Dewinter in gesprek met Václav Klaus
Jan Stevens / 28-03-2024

Stad Antwerpen dekt krediet van 42 miljoen euro voor steenrijke bouwpromotor

Een krediet van 42 miljoen euro voor luxehotel Botanic Sanctuary wordt gedekt door de stad via een hypotheek.
De gevel van het luxehotel Botanic Sanctuary Antwerp op de Elzenveldsite.
Tom Cochez, Jan Antonissen / 27-03-2024

Wat Filip Dewinter echt over Koen Metsu vertelde

Het onnavolgbare bochtenwerk van Dewinter over zijn werk voor de Chinese spion Changchun Shao.
Filip Dewinter en Koen Metsu (rechts) tijdens een debat in de Kamer in 2019.