Sinds enkele weken ben ik geen journalist meer. Het was mijn eigen beslissing, een persoonlijke keuze. Zes maanden lang werkte ik voor La Meuse. Ik had er een vaste job. Vandaag is dat een zeldzaamheid in de sector, zeker als je nog maar 24 bent en pas je universiteitsdiploma op zak hebt. De job bij La Meuse werd me aangeboden en ik heb ze aangenomen. Zo simpel was het. Was het uit luiheid? Was het een zwaktebod? Ik had alleszins geen zin om van redactie naar redactie te hollen met mijn CV onder de arm in een poging mezelf te verkopen. Toch niet als dat alleen maar zou leiden tot wat freelancewerk aan vier euro per uur.
Iedere dag dezelfde artikels
Ik herinner me nog heel goed de dag waarop ik mijn ontslag gaf bij mijn redactiechef. Het had iets van een relatiebreuk, maar dan een zonder tranen.
Iedere dag zag ik mezelf dezelfde artikels schrijven, dezelfde termen gebruiken om artikels te schrijven die nauwelijks verschilden van mijn vorige artikels.
Het was op een maandag. Al enkele weken vond ik geen onderwerpen meer, niets nieuws om over te schrijven. Ik modderde hele voormiddagen aan, soms duurde het zelfs tot na de middag vooraleer ik mezelf aan het werk kreeg.
Iedere dag zat ik over mijn computer gebogen. Dag in dag uit zag ik mezelf dezelfde artikels schrijven, dezelfde termen gebruiken om stukjes te schrijven die nauwelijks verschilden van mijn vorige artikels. Mijn schrijfsels waren even gestandaardiseerd als de 24 modules en de zes kolommen die we dagelijks moesten vullen. Het enige doel van mijn artikels was de realiteit te bundelen in een format dat de lezers en de adverteerders moest behagen.
Was het omdat ik een slechte journalist was? Misschien wel, maar na enkele maanden had ik vooral de indruk dat ik de ronde van de thema's die La Meuse behandelt volledig had gereden: de zoveelste polemiek over een immobiliënproject waarbij je keer op keer dezelfde personen moest contacteren, zedenfeiten op een school of in een kerk, een gijzeling van een cipier in de gevangenis, praten met bewoners die klagen over openbare werken of de aankoop van een veel te dure wasmachine. Ik had het gevoel alles gedaan te hebben. Ik was rond.
Over alles schrijven zonder iets te weten
Mijn motivatie was volledig zoek. Het voelde alsof ik met bandwerk bezig was en consequent achter de feiten aanliep. Alsof ik moeite moest doen om woorden te vinden voor niets. Daar komt bij dat journalisten -toch diegene die in dienst zijn bij Sud Presse- ongeveer tien uur per dag werken, ook al worden ze maar voor acht uur betaald. Je komt maandagochtend rond half tien aan op de redactie en je komt thuis om half tien. Als alles goed gaat. De dag nadien is het net hetzelfde, tot vrijdag.
Een journalist breng veel meer tijd door aan de telefoon dan op het terrein. De werkomstandigheden maken dat het niet anders kan. De pagina’s van de krant moeten gevuld raken en er zijn niet voldoende journalisten om het in jouw plaats te doen als je niet op de redactie bent. En naast het schrijven van de artikels is er de rest: het nalezen en corrigeren van andermans werk, de teksten correct op de pagina’s plaatsen, de voorpagina maken, ...
Daar komt bij dat een journalist vandaag over alles moet schrijven, zonder het onderwerp echt goed te kennen. Dat maakt dat onze kranten vandaag zo op elkaar lijken: iedereen interviewt dezelfde personen en dezelfde experts. Keer op keer.
Journalistieke principes
Op een bepaald moment was ik op zoek naar het telefoonnummer van een grootmoeder die was overvallen. In de hoop dat ze me in tranen zou vertellen over hoe haar leven was vernield.
Als jonge journalist stelde ik al gauw vast hoe alles wat ik op school had geleerd over beroepsdeontologie als sneeuw voor de zon verdween. Zelfs mijn eigen waarden en normen gingen voor de bijl. Van zodra zich ergens een faits divers aandiende, moesten mijn artikels het dagelijks leven van de mensen in beeld brengen. Zonder rekening te houden met de vaak dramatische gevolgen ervan voor die mensen zelf.
Op een bepaald moment was ik op zoek naar het telefoonnummer van een grootmoeder die was overvallen. In de hoop dat ze me in tranen haar verhaal zou vertellen. Het verhaal van haar familie. Het verhaal van haar vernielde leven. Ik weigerde er geen kruimeltje van. Ik werd even gretig als de lezers van de zogenaamde ‘populaire pers’ zelf. Als journalist had ik mijn artikel en mijn dagloon verdiend.
Soms leken de pagina’s van onze krant een lange lijst necrologieën. Het leven van mannen, vrouwen en kinderen werd gereduceerd tot een kort bericht, volgestouwd met onbetekenende details, met de focus op het erge. Op datgene wat het beste verkoopt.
Bij een auto-ongeluk is de eerste vraag: “Is er iemand dood?” Om de naam of voornaam van het slachtoffer te achterhalen volstond een simpel telefoontje naar het mortuarium. De dood leek deel uit te maken van mijn vak. Iedere dag worden onze kranten gevuld met anonieme doden, banale verhalen en drama’s. Blijkbaar verkoopt dat goed.
Verslag van het bestaan
Sinds enkele weken ben ik geen journalist meer. Ik schrijf niet langer voor een krant. Ik probeer op een andere manier aan journalistiek te doen, met een andere invalshoek en met een houding die ik niet kon vinden of kon gebruiken zolang ik op een redactie werkte. Ik zoek een soort journalistiek die los staat van het klassieke financiële en materiële kader.
Journalistiek die draait om de mensen die men niet ziet of hoort. Journalistiek die ruimte geeft aan creatie, woorden, kansen, ontmoetingen, ... Ik wil lezers vertellen over de tegenstrijdigheden waar je mee wordt geconfronteerd tijdens de zoektocht naar informatie en tijdens het schrijven. Ik wil een journalistiek die haar tijd neemt. Of dat nu zes maanden, een jaar of een heel leven wordt. Het laat zich niet kopen of berekenen. Het gaat erom intiem verslag uit te brengen van het bestaan. Een onmogelijke verslag, wellicht.
Het werk van Pierre Jassogne, onder meer over journalistiek vandaag, kan u volgen via zijn blog of via zijn Twitteraccount @PierreJassogne.