

Die gewelddadige zomer werd onder meer in gang gezet door de bloedige aanslag tegen een Koerdisch gemeenschapscentrum in de stad Suruc, die vermoedelijk door aan IS gelieerde terroristen werd uitgevoerd.
Turks president Erdogan beloofde na die aanslag aan Amerikaans president Obama om mee de strijd aan te gaan tegen IS, maar blijft ondertussen ook de Koerdische rebellen bombarderen die in Irak en Syrië tegen IS vechten. Hij maakte bovendien een einde aan de vredesonderhandelingen met de Koerdische PKK. Daarmee kwam een einde aan de politiek van détente die hij zelf in 2005 had opgestart.
Erdogan riep bovendien op tot de arrestatie van parlementsleden die "banden met terrorisme" hebben. Hiermee bedoelde hij in de eerste plaats de leider van HDP, Selahattin Demirtas. Die wordt nu verdacht van het aanzetten tot geweld en propaganderen van terrorisme. Ondertussen worden anti-regeringsprotesten in de Koerdische gebieden in Turkije gewelddadig neergeslagen. Turkije lijkt opnieuw af te stevenen op een burgeroorlog.
Lees het volledige artikel hier.