Dit is een gastbijdrage. Een Apache-lezer levert met dit stuk een bijdrage aan het maatschappelijk debat. De auteur schrijft in eigen naam en is verantwoordelijk voor de inhoud van de tekst.

Waarom blijft favoritisme bestaan?

Koen Smets
parking ticket
Parking ticket (foto: Paul Sableman/Flickr CC BY)

We geven meer om onszelf dan om anderen. Dat klinkt misschien wat controversieel, maar het is niet zo verrassend: misschien wel ons oudste, en meest diepgewortelde motief is  om onze genen door te geven – onze genen, en niet die van iemand anders.

In onze gesofisticeerde maatschappij gaan we daar natuurlijk niet blind, en op een extreme manier, naar handelen. Een rondje betalen op café (herinnert u zich ze nog?) aan onze kameraden, een dienst bewijzen aan een collega, of een schenking aan een goed doel – geen van alle brengen ze materieel onze kans in gevaar met succes onze genen door te geven. En terwijl samenwerking en prosociaal gedrag misschien mysterieus zijn vanuit een eng individualistisch perspectief, vanuit een collectief gezichtspunt zijn ze helemaal begrijpelijk: gemeenschappen waarin mensen samenwerken bloeien, en op die manier maken ze individueel succes ook gemakkelijker.

Maar zelfs in het samenwerken vertonen we toch gemakkelijk favoritisme: we zullen toch eerder hulp bieden aan naaste verwanten of vrienden, collega’s en leden van – politieke of andere – groepen waartoe we behoren. Voor een deel is dat wellicht bewust en gemotiveerd door wederkerigheid (we doen een wederdienst, of we hopen dat iemand dat in de toekomst voor ons zal doen). Het kan ook een uiting zijn van stammendenken, waarin we gehoorzamen aan een verplichting ten opzichte van onze medestamleden, ongeacht enige wederkerigheid (Men kan aanvoeren dat allebei eigenlijk verschillende kanten zijn van dezelfde medaille, want ze dragen beide bij tot sociale cohesie).

Sommige gevallen van favoritisme springen in het oog. Zo werkte vorige week, op zijn laatste dag in het ambt, de 45ste president van de Verenigde Staten een programma af van presidentiële gratie aan in totaal 143 personen, waarvan er flink wat goede vrienden en bondgenoten zijn (o.m. zijn voormalige campagnemanager Paul Manafort, zijn trouwe adviseur Roger Stone, en de vader van zijn schoonzoon, Charles Kushner). Denk niet dat Donald Trump hierin een uitzondering was – Bill Clinton verleende gratie aan niet minder dan 140 mensen op zijn laatste dag, waaronder zijn broer Roger, en Gerald Ford zorgde ervoor dat Richard Nixon niet verder vervolgd zou worden vanwege het Watergateschandaal.

Presidential pardon
Dubieus, maar wettelijk favoritisme (foto: Mike Licht/Flickr CC BY)

Dit gedrag van Amerikaanse presidenten is misschien wel moreel dubieus, maar het is in elk geval toegelaten door de grondwet. Gelijkaardige interventies om bondgenoten te vrijwaren van vervolging, uitgevoerd door mindere individuen, zijn dat niet. Ik herinner me als kind de verhalen van volwassenen wiens verkeersboetes verdwenen in het systeem, dankzij een vriend of verwant die in de relevante administratie werkte. Ik zag weliswaar nooit harde bewijzen, en wellicht is een en ander toch wat veranderd sedertdien. Maar het feit alleen dat de praktijk haar eigen specifieke idioom heeft in het Belgisch Nederlands – “verticaal klasseren”, verwijzend naar de oriëntatie van documenten in een papiermand – suggereert dat er wel degelijk iets aan de hand was.

Kneedbaar oordeel

Meer algemeen is het zo dat het oordeel dat we vellen – over onszelf, of over anderen – kneedbaar is. We zijn ertoe geneigd inschikkelijker te zijn, en op de proppen te komen met verzachtende omstandigheden, rechtvaardigingen en ronduit excuses voor twijfelachtige handelingen als het om onszelf gaat, of om mensen met wie we een band hebben.

Een recente paper van Corey Cusimano en Tania Lombrozo, twee psychologen aan de Princeton universiteit, levert een interessante invalshoek voor deze intrigerende tendens. De paper beschrijft een reeks studies die het dilemma onderzoeken, waar we soms voor komen te staan, tussen geloven wat gestaafd wordt door een onpartijdige beoordeling van de feiten, en geloven wat moreel wenselijk of opportuun is – en in het bijzonder, waarom het niet ongewoon is naar de tweede mogelijkheid te neigen.  Op het eerste zicht lijkt dit onderzoek weinig te maken te hebben met favoritisme, maar het gaat eigenlijk enkel om een andere framing. Wanneer de feiten een conclusie suggereren, maar we toch iets anders geloven en we daar ook bewust naar handelen, dan nemen we de facto een moreel standpunt in. Als we immers geloven dat we morele wezens zijn (wat de meesten onder ons doen), dan moet het noodzakelijk moreel beter zijn de feiten te bagatelliseren of af te wijzen.

Flink wat eerder onderzoek wijst erop dat de meeste mensen onpartijdig, op feiten gebaseerd redeneren, wat de enige juiste manier is om overtuigingen te vormen. Maar hoe rijmen we dat met het relatieve gemak waarmee we dat omzeilen, en bijvoorbeeld mensen het voordeel van de twijfel geven, of redenen verzinnen om hun overtredingen goed te praten?

Een centraal idee in de paper is het verschil tussen wat iemand hoort te denken die enkel wordt geleid door objectieve evaluatie van de feiten, en wat iemand hoort te denken die rekening houdt met niet-feitelijke overwegingen (zoals morele verplichtingen). De auteurs noemen dit “prescribed motivated reasoning” of voorgeschreven gemotiveerd redeneren, omdat het een dwingende norm weerspiegelt – een toelating, of zelfs een verplichting, om gemotiveerd te redeneren.

Ze onderzoeken dit aan de hand van een aantal scenario’s, waarin de objectieve bewijzen naar de ene overtuiging leiden, maar een saillante morele overweging naar de tegenovergestelde overtuiging wijst. Eén zo’n verhaaltje beschrijft twee studenten Adam en John. Ze zijn oude vrienden. John wordt beschuldigd van het bezit van harddrugs op basis van bewijsmateriaal waaronder cocaïne die in zijn slaapkamer is aangetroffen (die hij niet deelt met anderen), en het feit dat men hem wel vaker heeft zien rondhangen met gekende drugdealers. Tegelijkertijd vraagt John aan Adam hem het voordeel van de twijfel te geven en hem te vertrouwen uit loyaliteit en vriendschap.

cocaine
Hoeveel loyaliteit heb je nodig om dit bewijsmateriaal teniet te doen? (foto: NC Dept of Public Safety/Flickr CC BY)

De resultaten van de onderzoekers bevestigen het bestaan van voorgeschreven gemotiveerd redeneren. Zolang er een sterke, zichtbare morele norm is – bijvoorbeeld loyaliteit tussen vrienden vereist vertrouwen – gaven hun deelnemers aan dat een ander persoon (Adam in het scenario) een onjuiste overtuiging moet aanhouden: “de morele baat die men heeft door meer vertrouwen te stellen in de getuigenis van een vriend dan in de feiten, leidt tot een verplichting de vriend het voordeel van de twijfel te gunnen.”

Ze identificeren ook twee mechanismen volgens dewelke dit gebeurt. Het eerste noemen ze "verschuiving van bewijscriteria", waarbij men een sociale verplichting heeft om bepaalde types van bewijsmateriaal af te zwakken of net te verstevigen, als dat maar de moreel wenselijke overtuiging ondersteunt. Het tweede is “alternatieve rechtvaardiging”, waarin morele overwegingen direct worden afgewogen tegen de feiten (en uiteindelijk kunnen overwegen).

Een moreel imperatief voor favoritisme?

Deze bevindingen helpen te verklaren waarom favoritisme zo persistent is. We gebruiken de morele regels die we hebben aangenomen om onszelf toe te laten de feiten dusdanig gemotiveerd te interpreteren dat ze er op één lijn mee staan: we zijn onze bondgenoten het voordeel van de twijfel verschuldigd en moeten de feiten zo positief mogelijk beoordelen. Bovendien gebruiken we de regels zelfs om overtuigingen te vormen waarvoor helemaal geen bewijs is. Als iemand een verwante is, een vriend of iemand die samen met ons deel uitmaakt van een moreel betekenisvolle groep, dan moeten ze wel een goed persoon zijn (want we zouden natuurlijk niet geassocieerd willen zijn met schurken), en dat feit kan dan alle bewijs van het tegendeel overschaduwen. Misschien is de meest opvallende bevinding nog dat het hier om een dwingende norm gaat: we nemen hem niet enkel aan voor onszelf, maar denken dat anderen ook soms de feiten moeten negeren wanneer er belangrijke morele regels in het spel zijn.

Wanneer we een overtuiging aanhouden – zelfs als ze gemotiveerd is door morele regels – dan is ernaar handelen maar een klein stapje. Dit voedt onze drang diegenen te beschermen voor wie we een morele verplichting tot loyaliteit en vertrouwen voelen, soms zelfs tegen alle overdonderende bewijzen in. En als we dan de kans hebben er ook fysisch iets aan te doen – legitiem, of niet zo legitiem – dan kan enkel een nóg hogere morele macht ons weerhouden.

We kunnen best het favoritisme en het cliëntelisme van politici aanklagen. Maar als we dat niet op dezelfde manier doen met politici van alle partijen, en op dezelfde manier waarop we onze beste vriend of vriendin, of een nauwe verwant, dan vertonen we exact dezelfde vorm van moreel gemotiveerd redeneren dat we bekritiseren. De menselijke natuur is niet makkelijk te bestrijden…

Uitgelichte afbeelding: Paul Sableman/Flickr CC BY

LEES OOK
Tom Cochez / 20-04-2024

Stemmingmakerij met stemtesten en peilingen

Stemtesten kunnen het politieke bewustzijn verruimen, maar vandaag haalt entertainment de bovenhand.
Resultaat van de trekking van de lijstnummers voor de verkiezingen van 2024.
Daan Van Cauwenberge / 18-01-2024

Vlaams Belang betaalt 90 keer meer voor 1.000 Facebookgebruikers dan CD&V

Hoe valt dat verschil te verklaren?
Tekening van Kim: Tom Van Grieken duwt een zak geld in een machine van Meta, terwijl Sammy Mahdi er een muntstuk ingooit.
Peter Weyns / 03-10-2023

Bizar lawaai in de stille Kempen

In een legerkazerne in Turnhout werd in 1979 een manoeuvre voor handhaving van de binnenlandse orde bedacht.
kazerne Blairon