Dit is een gastbijdrage. Een Apache-lezer levert met dit stuk een bijdrage aan het maatschappelijk debat. De auteur schrijft in eigen naam en is verantwoordelijk voor de inhoud van de tekst.

De wanneer-beslissing

Koen Smets
pondering
(Foto: Gerd Altmann (Pixabay))

Toen ik enkele dagen geleden een artikel las over een onderzoek van Kaitlin Woolley en Peggy Liu, marketingprofessoren aan de universiteiten van respectievelijk Cornell en Pittsburgh, dacht ik eraan terug. Zij onderzochten hoe goed we zijn in het inschatten van het aantal calorieën in het voedsel op ons bord. En dat blijkt best tegen te vallen.

Inherente eigenschappen

Gezondheidsdeskundigen schuiven twee manieren naar voren voor diegenen die in de gaten willen houden hoeveel energie ze consumeren door te evalueren wat ze eten. De ene bestaat erin een kwantitatieve schatting te maken van het aantal calorieën in het voedsel, bij de andere geef je een eenvoudig kwalitatief oordeel, bijvoorbeeld op een negenpuntenschaal van ‘zeer weinig’ naar ‘zeer veel’. De tweede manier wordt gezien als veel eenvoudiger voor de leek, vooral omdat ze tot zeer gelijkaardige conclusies zou leiden als de meer precieze methode.

Woolley en Liu gaven hun proefpersonen twee borden met snacks: eentje met 33g ‘natuur’ geroosterde amandelen en eentje met 20g in chocolade gehulde amandelen, respectievelijk met een calorie-inhoud van 200kcal en 100kcal. Eén groep gebruikte de kwalitatieve schaal en dacht dat het bord met de geroosterde noten minder calorieën bevatte (1,5 punten lager op de schaal); wanneer men hen vroeg een snack met weinig calorieën te kiezen, kozen ze bijna allemaal voor het bord met natuuramandelen. De andere, ‘kwantitatieve’, groep beoordeelde het verschil wel correct (al was het nipt: 117 kcal tegen 111 kcal), maar had duidelijk niet door dat het bord met de natuuramandelen twee keer zoveel energie bevatte als dat met de chocolade amandelen.

Almonds
De nederige amandel, een metafoor voor superieure beslissingen? (Foto: CC-BY SA Kaitlin Woolley)

Volgens de auteurs zijn deze vergissingen het gevolg van kwalitatieve perceptie. Geroosterde amandelen zijn immers ‘erg gezond’, terwijl amandelen in chocolade ‘ongezond’ zijn, en dus is een bord met de ene gezond, en een bord met de andere niet (dezelfde vergissing als met het lood en de veren die dat niet zijn). We beschouwen de inherente karakteristieken van de twee categorieën, maar houden er geen rekening mee dat die niet absoluut zijn. Er is namelijk een hoeveelheid veren die meer weegt dan een gegeven hoeveelheid lood; er is een hoeveelheid geroosterde amandelen die meer calorieën bevat dan een gegeven hoeveelheid chocoladeamandelen.

Het belangrijkste type van beslissing

Eigenaardig genoeg is dit fenomeen nauw verwant met beslissingen in een veel algemenere context. In de cursus Ethical and Evidence-Based Decision Making (ethische en op evidentie rustende besluitvorming) die een collega en ikzelf doceren, beschouwen we drie types van beslissingen. De of-beslissing is wellicht de meest voorkomende – met voorbeelden als of we een paraplu mee moeten nemen en of we nog een glas wijn zouden drinken.

De welke-beslissing vergelijkt verschillende mogelijkheden en zoekt de meest geschikte uit aan de hand van gegeven criteria. Na een bevestigend antwoord op de beslissing of u een nieuwe keuken moet kopen, moet u beslissen welk soort aanrecht u wil, welke afwerking van de kasten, welk type van koelkast enzoverder.

Het derde type, de wanneer-beslissing, lijkt wat triviaal in vergelijking. Oppervlakkig gezien houdt ze enkel verband met het tijdstip van een beslissing – wanneer moet u opstaan om uw vlucht niet te missen, of wanneer moet u beginnen sparen voor uw pensioen. Maar ze kan ook aangeven wanneer u van gedachten zult veranderen over een bepaalde vraag en zal beslissen een andere koers te varen.

Dat is precies waar het absolutistische denken – lood zwaar, veren licht; geroosterde amandelen gezond, chocolade amandelen ongezond – ons kan misleiden.

Het aantal Covid-19-besmettingen stijgt snel in vele landen en we horen tegenstrijdige argumenten betreffende wat al dan niet moet gebeuren – met de scholen, bijvoorbeeld. Op woensdag pleitte immunoloog Hans-Willem Snoeck ervoor alle scholen te sluiten tot eind januari (en de zomervakantie met een maand in te korten). Onderwijsminister Ben Weyts wil daarvan niet weten. Ook in het VK bestaat deze controverse: Londens burgemeester Sadiq Khan drong er bij de regering op aan alle middelbare scholen meteen, en dus al vóór de kerstvakantie te sluiten. Maar Brits onderwijsminister Gavin Williamson ging daar niet op in en bedreigde zelfs scholen met juridische stappen als ze niet zouden open blijven.

classroom 2
Niet of the scholen moeten sluiten, maar wanneer de scholen moeten sluiten. (Foto: Max Fischer (Pexels))

Hoe zou dit vraagstuk benaderen als een wanneer-beslissing kunnen helpen? De posities aan beide kanten lijken net zo absolutistisch als de gezichtspunten in het experiment van Woolley en Liu. Wie een deskundige is in een bepaald domein, of wie verantwoordelijkheid draagt voor een domein, wordt er al gauw toe verleid enkel oog te hebben voor de gevolgen binnen dat domein.

De beslissing welke van de twee borden de snack met de minste calorieën is, mag men niet nemen op basis van welk van de twee soorten amandelen gezonder is. In de plaats moet ze als een wanneer-beslissing worden bekeken: wanneer, dat wil zeggen met welke hoeveelheid amandelen, zou een bord met de geroosterde variëteit minder gezond zijn dan een bord met de chocoladevariant? Dat is een goede manier om tot een beslissing te komen, gebaseerd op de evidentie.

En zo zou het ook kunnen gaan met de vraag of de scholen al dan niet open moeten blijven. De voorstanders van een sluiting zouden moeten aangeven wanneer, dat wil zeggen met welke gevolgen op bijvoorbeeld de leerachterstand of de psychologische gezondheid van de scholieren, zij hun mening zouden veranderen en besluiten dat het inderdaad de voorkeur verdient toch de scholen open te houden, gegeven de gevolgen op besmettingen, ziekenhuisopnames en doden die dit zou meebrengen. Idem voor diegenen die argumenteren dat de scholen open moeten blijven. Zij moeten duidelijk maken wanneer, dat wil zeggen met welke gevolgen op besmettingen, ziekenhuiszorg en doden, ze ermee akkoord zouden gaan dat het sluiten van de scholen de weg van het minste kwaad is.

Een wanneer-beslissing dwingt diegenen die bevooroordeeld zijn door hun eigen deskundigheid in hun vakgebied de afweging onder ogen te zien. Ze laat geen ruimte voor absolutistisch denken – voor niemand. Dat is waarom ze, wellicht, het belangrijkste type van beslissing is.

Uitgelichte afbeelding: Gerd Altmann (Pixabay)

LEES OOK
Paul Gebruers / 21-06-2021

‘Economisch profijt van Euro 2020 is praat van marketingboys’

Wat mensen tijdens een sportevenement meer consumeren, compenseren ze later door minder uit te geven.
supporteres euro 2020
Charlotte Deprez / 15-03-2021

De marketingstrategie achter Facebookadvertenties van politici

Uit de Facebookadvertenties van politieke kopstukken valt heel wat af te leiden, zoals wat voor hen de belangrijkste thema's zijn.
Tekengebied 1
Koen Smets / 11-09-2020

Kleinhandel op de proef

'Probeer mij!' Een boodschap op een doos ontbijtgranen zet aan het denken. In hoeverre is ons consumentengedrag manipuleerbaar?
arkwright