Van alle aanslagen grijpt de barbaarse moord op geschiedenisleerkracht Samuel Paty mij als leerkracht het meest van al aan. Paty werd op vreselijke wijze van het leven beroofd omdat hij een Mohammed-cartoon liet zien in de klas.
Naast de begrijpelijke waarom-vraag laait hiermee ook de discussie op over de grenzen van de vrije meningsuiting. Leerkrachten maken zich terecht zorgen en stellen zich vooral de vraag of religies horen te bepalen wat een leerkracht wel of niet mag zeggen?
Dat kwam bijvoorbeeld duidelijk naar voor in een recent geval in het Antwerpse Sint-Lievenscollege, waar een discussie over Halloween op bizarre wijze heeft geleid tot een hevige discussie over de cartoons. Ik heb goed geluisterd naar de conversatie tussen de leraar van het Sint-Lievenscollege en de leerlingen en kom tot de vaststelling dat het tonen van de cartoons niet de kern van het probleem was. Overigens laat de manier waarop dit thema werd behandeld en dus de pedagogische aanpak te wensen over.
Verbinden
Ik heb dit onderwerp zelf ook onderwezen binnen zowel het vak islamitische godsdienst als geschiedenis en verkoos toen om dit te doen zonder expliciete voorbeelden te tonen. Uiteraard heb ik wel het debat geopend door de leerlingen de vraag te stellen of dergelijke cartoons volgens hen mogen gemaakt, getoond en verspreid worden.
De leerlingen konden hierover kritisch nadenken en reflecteren over de vrije meningsuiting in brede zin. Zo komen mijn leerlingen zelfstandig tot interessante bedenkingen. Zoals de vraag of de vrije meningsuiting absoluut is en zo ja, hoe het dan komt dat homofobe, racistische en antisemitische uitspraken verboden zijn?
Mijn collega’s kunnen hier anders tegenover staan en er wel voor opteren om de cartoon te tonen, maar ook in dat geval dienen ze bij de leerdoelstellingen te blijven en is het zelfs nog belangrijker om dit op een pedagogisch verantwoorde manier te doen. Want je kan dan wel van mening zijn dat het tonen van dergelijke cartoons moet kunnen, maar niet alles wat mag of kan, is daarom ook pedagogisch en didactisch aanvaardbaar. Zo kan ik bijvoorbeeld niet spreken over moederliefde en er persoonlijke vragen over stellen aan mijn leerlingen, als een leerling recent zijn moeder heeft verloren.