Dit is een gastbijdrage. Een Apache-lezer levert met dit stuk een bijdrage aan het maatschappelijk debat. De auteur schrijft in eigen naam en is verantwoordelijk voor de inhoud van de tekst.

Naar school als essentiële verplaatsing

Niels D'Haene
classroom
Nu nog leeg, maar zullen er doden vallen wanneer de klas weer opengaat? (Foto: Wokandapix (Pixabay))

Sinds 15 mei kunnen onze zesdejaars op school terug les volgen. Dat niets zou lijken op wat we altijd gewoon waren geweest, was al langer duidelijk. Veiligheidsvoorschriften op papier uitschrijven is één ding, ze in de praktijk brengen een ander.

De nieuwe praktijk betekent voor onze leerlingen een grote inperking van hun bewegingsvrijheid. Ze lijken wel pionnen op een gezelschapsbord: van aan de schoolpoort tot aan het klaslokaal wordt hen gevraagd om een vooraf uitgestippeld parcours te volgen. De pijltjes op de grond dienen om hun ‘gezond verstand’ te begeleiden in onze nieuwe, anderhalve-meter-school. Hoe ze een spontane knuffel in bedwang moeten houden, daar bestaat momenteel wel nog geen pictogram voor.

Kleine klassen

Aan het klaslokaal worden onze noodgedwongen e-learners opnieuw leerlingen in een reëel, ouderwets klaslokaal. Ouderwets, in die zin dat ze opnieuw fysiek aanwezig worden verwacht in onze klaslokalen. Wat nieuw is, is het aantal leergierigen in onze pedagogische ruimtes: slechts een tiental per klaslokaal. Iedere leerling krijgt meer plaats dan hij of zij ooit heeft gekregen: 4 m². De leraar vooraan krijgt zelfs het dubbele om de hersenpannen van onze jeugd uit te dagen.

Een niet met het blote oog waar te nemen organisme is erin geslaagd om kleinere klassen vormen, waarin het voor de leerkracht haalbaar blijft om individuele begeleiding te geven

Een niet met het blote oog waar te nemen organisme is erin geslaagd waar onze onderwijsministers al jaren in falen: klassen van maximaal veertien leerlingen vormen, waarin het voor de leerkracht haalbaar blijft om iedere leerling de begeleiding te geven die hij of zij verdient.

Waarschijnlijk zullen dergelijke, kleine klassen ook bij de opstart van volgend schooljaar de norm blijven. Of iedere leerling dan ook effectief voltijds op school de lessen zal kunnen volgen, is nog koffiedik kijken.

In het huidige schooljaar worden bij ons op school voorlopig enkel de tweede-, vierde- en zesdejaars nog op school verwacht. Vlaamse minister van Onderwijs Ben Weyts (N-VA) gaf afgelopen vrijdag aan dat ook de derdes en vijfdes in juni naar school zullen mogen komen, al zal dat slechts één lesdag per week zijn. Hoe we dat met de huidige afstandsmaatregelen zullen organiseren, is voorlopig een raadsel. Wat wel zeker is, is dat afstandsleren voorlopig de norm blijft. Daar maak ik me wat zorgen om.

Kwetsbare jongeren

“We mogen het sociale aspect van leren niet uit het oog verliezen. Dat gaat niet alleen om het elkaar terugzien, maar ook de samenhorigheid van ‘we leren allemaal samen’. Dat is heel belangrijk”, liet psycholoog en onderwijsexpert Wim Van den Broeck op 16 mei optekenen in De Morgen.

Als onze derde- en vijfdejaars dit schooljaar niet meer of hoogstens één lesdag naar school mogen, valt die samenhorigheid (grotendeels) weg. Bovendien slagen we er via afstandsleren niet in om iedere leerling te bereiken.

Antwerps schepen van Onderwijs Jinnih Beels (sp.a) gaf zelfs te kennen dat in Antwerpen 30% van de leerlingen, veelal uit kansarme milieus, niet bereikt worden. De getuigenis van Dylan (13) in het jeugdjournaal Karrewiet toont de dagelijkse realiteit van die kwetsbare jongeren: is er na de boodschappen nog geld over, pas dan kan er een laptop gekocht worden. Het is die laptop die in tijden van corona toegang geeft tot onderwijs.

Brugfiguren

Het onderwijsveld zou erover moeten nadenken op welke manieren die kwetsbare jongeren wél bereikt kunnen worden. Want de school blijft de plek bij uitstek waar de sociaaleconomische verschillen tussen leerlingen gereduceerd kunnen worden.

Enkele studenten sociaal werk van de University Colleges Leuven-Limburg pleiten voor het inzetten van sociaal werkers als brugfiguren in het onderwijs. Dergelijke brugfiguren kunnen helpen om kwetsbare leerlingen op een laagdrempelige manier te bereiken, door briefjes met pictogrammen in de bus te steken of ouders op school uit te nodigen om de maatregelen toe te lichten.

Professor onderwijs en samenleving Ides Nicaise (KUL) treedt de studenten daarin bij. “Lokale welzijnsorganisaties, minderheidsverenigingen en het lokale bestuur worden best in het gelijkekansenbeleid betrokken. Al heb ik sterk het gevoel dat de welzijnswereld buitenspel staat en nauwelijks een voet in huis krijgt bij het kabinet-Onderwijs”, vertelde Nicaise twee weken geleden aan De Morgen.

Onderwijs van de nabije toekomst

Een ongeziene crisis als deze noopt het onderwijsveld tot reflectie, over wat goed en minder goed was, maar bovenal over wat anders en beter kan. Het onderwijsdebat verdient mijns inziens beter dan wat we de afgelopen jaren voorgeschoteld kregen: een politisering van het debat, waarbij ideologie het belang van de belangrijkste onderwijsactoren vergat: onze leerlingen.

Om het scherp te stellen: de ene zijde van het politieke spectrum staat voor kwaliteitsonderwijs voor de sterkere leerlingen, met als referentiepunt de kennisoverdracht. Met die stellingname veroordeelt het de andere zijde van het politieke spectrum tot 'pretpedagogen': kennis verwerven is daarbij ondergeschikt aan het aanleren van vaardigheden, waardoor onze allersterkste leerlingen niet genoeg uitgedaagd zouden worden.

Ik vind dat het hoog tijd is om die tweespalt te overstijgen. Piet Van Avermaet, directeur van het Steunpunt Diversiteit en Leren (UG), verwoordde het als volgt in Knack aan het begin van dit schooljaar: “Het onderwijsdebat mag niet vervallen in simplismen en valse tegenstellingen. De discussie die woedt over kennis en competenties doet alsof die tegengesteld zijn aan elkaar. 'Competenties' is net een overkoepelende term die kennis, vaardigheden en attitudes impliceert.”

Van Avermaet besluit:

Wie meent dat de kwaliteit van ons onderwijs daalt, omdat de focus te veel op kunnen en niet meer op kennen ligt, dwaalt. Pas wanneer je iets kan toepassen, bewijs je dat je je de leerstof eigen hebt gemaakt. Toepassing vergt dus een verregaande vorm van kennis van onze leerlingen.

Het onderwijs van de toekomst zal dus kennis – én toepassingsgericht zijn, dit in het belang van iedere leerling. Die zal steeds meer en vaker online onderwezen worden, al zal de verplaatsing van onze jeugd naar hun tweede verblijf – de school – essentieel blijven om de nodige kennis, vaardigheden en attitudes te verwerven. Daarbij zijn de meest kwetsbaren in ons nieuw onderwijsverhaal niet te vergeten.

Uitgelichte afbeelding: Wokandapix (Pixabay)

LEES OOK
Ricus van der Kwast / 25-04-2023

De toekomst terugzien

De film 'Soylent Green' is vijftig jaar na de release nog verrassend actueel.
Soylent Green
Mats Vandroogenbroeck / 28-12-2020

Profetische pretparken

Umberto Eco, Jean Baudrillard en Rem Koolhaas beschouwden pretparken als futuristische broeikassen. Rekto:verso reisde door de tijd voor een blik op de toekomst die Coney Island…
pexels-craig-adderley-3411135
Stef Arends / 26-11-2020

Een stikstofbom onder Vlaanderen: boeren zonder dieren

Vlaanderen is zwaar vervuild door stikstof uit de veehouderij. Waarom zouden we nog dieren gebruiken voor onze eiwitvoorziening?
De 'Impossible burger' wordt gemaakt van onder meer gistextract. (Foto: Impossible Foods)