Dit is een gastbijdrage. Een Apache-lezer levert met dit stuk een bijdrage aan het maatschappelijk debat. De auteur schrijft in eigen naam en is verantwoordelijk voor de inhoud van de tekst.

Geschiedenislessen in democratie

Wim Benda
fig 28
Onderwijzers en mijnwerkers komen op 3 februari 1937 samen op straat (Archieffoto via Chico Detrez)

Is dit boek je ‘syndicaal testament’ of heb je het geschreven om de komende generaties op te voeden?

Het speelt zeker mee dat mijn echt actieve periode binnen de vakbond stilaan ten einde loopt en dat ik altijd belang heb gehecht aan historisch bewustzijn. Dat is een zware term, maar het is geen onbelangrijk gegeven. Het honderdjarige bestaan van ACOD Onderwijs Antwerpen was voor mij een aanleiding om die geschiedenis uit te pluizen.

Ik ben zelf lang actief geweest binnen de vakbond en heb in het prille begin van mijn loopbaan een generatie gekend die verwees naar gebeurtenissen die ik zelf nooit had meegemaakt. Daar wilde ik wel wat meer over weten. Een tweede reden is dat ik iets wil meegeven aan de nieuwe lichting binnen de vakbond. Veel mensen stappen in met een verkeerd idee over de vakbond. Ze denken dat alle neuzen in dezelfde richting wijzen, terwijl er binnen de vakbond constant discussies zijn en er krachts- en machtsverhoudingen spelen. Als je dat niet begrijpt en er niet mee kan leven, dan stap je er na een half jaar weer uit.

Ik heb in het tweede deel van mijn boek uiteengezet wat de criteria zijn voor een goede democratische werking van een vakbond. Ik heb in dat deel ook de geschiedenis van die honderd jaar getoetst aan die criteria. Je zal dan zien dat er binnen de vakbond een conjunctuur bestaat met momenten dat er democratisch gewerkt wordt en momenten dat het er wat op achteruit gaat. Dat heeft dan te maken met wie de leiding heeft, maar ook met de mensen die in de besturen zitten.

fig 28
Onderwijzers en mijnwerkers komen op 3 februari 1937 samen op straat (Archieffoto via Chico Detrez)

Vanaf eind jaren ’60 zijn er twee stromingen binnen ACOD Onderwijs Antwerpen. Hoe zijn die ontstaan?

Van in het begin merk je die spanning eigenlijk al op. De oorspronkelijke vakbond SAOP (Syndikaat van Antwerps Onderwijzend Personeel) is opgericht in het laatste jaar van de Eerste Wereldoorlog. Je had toen de Russische Revolutie, de revoluties in Duitsland, de Radenrepublieken,… De oprichters van de SAOP waren jonge mensen die aangesproken waren door die gebeurtenissen. Ze waren niet allemaal communisten, ze waren wel zeer vooruitstrevend. Ze hebben van in het begin aansluiting gezocht bij de Algemene Centrale — wat later het ABVV zou worden — maar om daarbij te mogen, moest je lid zijn van de Belgische Werkliedenpartij (de latere sp.a — nvdr). Zij wilden wel socialistisch zijn, maar partijpolitiek onafhankelijk.

Hoe is SAOP dan uiteindelijk binnen de ACOD en het ABVV geraakt?

Dat is een strijd geweest tot na de Tweede Wereldoorlog, toen men binnen het ABVV eindelijk formeel de scheiding van partij en vakbond aanvaardde. Die eerste generatie was een van wat je strijdsyndicalisten zou kunnen noemen. Ik zeg niet dat die mensen nooit aan de onderhandelingstafel verschenen en dat de ‘overlegsyndicalisten’ nooit op straat kwamen, maar er was wel duidelijk een strijdbaardere stroming en een minder strijdbare stroming die bij de sociaaldemocratie aanleunde.

Na de Tweede Wereldoorlog was het overlegsyndicalisme zeer succesvol. Op het moment dat de vertegenwoordigers van het strijdsyndicalisme ouder werden en begonnen uit te stromen, diende zich een nieuwe generatie aan, de generatie van mei ’68. Zij vonden dat men niet alleen de maatschappij in vraag moet stellen, maar ook de vakbond. Sommigen waren actief binnen ‘kleine’ linkse bewegingen zoals de Communistische Partij en alle afsplitsingen ervan. In die periode was er een strijd, niet alleen over de politiek-syndicale lijn die moest gevolgd worden, maar ook over de interne werking van de vakbond.

Je beschrijft op meeslepende wijze de beginjaren van de socialistische onderwijzersvakbond in Antwerpen. Waar heb je al die informatie gevonden?

Ik heb veel informatie gevonden in AMSAB (het Archief en Museum van de Socialistische Arbeidersbeweging — nvdr). Daar vind je in principe een kopie van al onze publicaties. Ik heb daar de allereerste nummers van het ledenblad van SAOP ingekeken. Als je niet voorzichtig bent, dan vallen die uit elkaar (lacht). Ook in Antwerpen was er een archief. Ik heb ook verschillende artikels gevonden in historische tijdschriften.

Ik vond het intellectueel peil van de artikels in dat oude ledenblad bijzonder hoog. Die gingen Nietzsche, er werden filosofische boeken besproken, er werd gediscussieerd over de aanpassing van de spelling,…

De bezoldiging van mannelijke en vrouwelijke leerkrachten was niet altijd gelijk.

Dat klopt, maar het stedelijk onderwijs van Antwerpen was het eerste onderwijsnet in Europa dat voor mannen en vrouwen dezelfde bezoldiging voorzag. In die tijd bepaalden de gemeenten zelf de salarissen van hun onderwijspersoneel, dat werd niet centraal vastgelegd.

Het valt op dat er van in het begin aandacht was voor meer dan enkel arbeidsomstandigheden en verloning. Men verdedigde het officieel onderwijs, had belangstelling voor pedagogische vernieuwing,... Niets nieuws onder de zon voor ACOD.

Het heeft ook mij getroffen dat er in de beginjaren zeer veel aandacht was voor het pedagogische. Er waren pedagogische commissies op het Antwerpse niveau, maar ook hoger, voor de verschillende beroepsgroepen. Zo organiseerde de vakbond bijscholingen voor de leraars lichamelijke opvoeding. Er was ook een vrouwencommissie, die zich bezighield met de vredesproblematiek in de jaren voor de tweede wereldoorlog. Er was ook aandacht voor de Spaanse burgeroorlog en voor het opkomende nazisme in Duitsland. Na de Tweede Wereldoorlog waren er vakbondsreizen naar de Sovjet-Unie en de DDR, verschenen er artikels over het onderwijs in Zweden — toen al was er interesse voor het onderwijs in Scandinavië. Nu is de belangstelling voor het pedagogische eerder klein.

Wij zijn gewoon dat er in iedere school of in iedere gemeente een lokaal comité is waar vakbonden en ‘overheid’ onderhandelen en overleggen. Dat was vroeger blijkbaar geen evidentie.

Het was een van de eerste strijdpunten van de SAOP, het medezeggenschap. Zodra de socialist Camille Huysmans schepen van onderwijs werd, hoopten ze dat ze medezeggenschap zouden krijgen. Huysmans was wel een progressieve mens, maar dacht ook dat hij alleen gelijk had. Van dat medezeggenschap kwam dus niet veel in huis. Het is een strijdpunt gebleven tot na de Tweede Wereldoorlog Mathilde Schroyens schepen van onderwijs werd. Toen was er eindelijk een systematisch overleg om over personeelsmaterie te overleggen. Er was ook een aparte groep die zich over pedagogische zaken boog, de Pedagogische Raad van Advies.

Schroyens heeft ook het fameuze anciënniteitsstatuut geïnstalleerd. Dat regelde de aanstellingen in het stedelijk onderwijs onafhankelijk van partijkaart of persoonlijke voorkeuren. Je werd gerangschikt zoals je afgestudeerd was aan de stedelijke normaalschool. Als de schepen wilde afwijken van die rangorde, dan moest hij dat motiveren. Ik heb dat twee keer weten gebeuren. Een keer heeft het volledige stedelijk onderwijs daarvoor een halve dag op straat actie gevoerd.

De relatie van SAOP of ACOD met de socialistische partij was van in het begin niet altijd goed.

SAOP was een strijdbare vakbond en dat was voor de socialistische schepenen van onderwijs niet altijd even gemakkelijk. Na de Tweede Wereldoorlog ging het wat beter tot het in jaren ’70 weer keerde. Nu zijn er nog steeds heel wat vakbondsmandatarissen met banden met de socialistische partij, terwijl de voorkeur van meeste leden leden naar andere partijen uitgaat.

fig 17
De kaft van het allereerste nummer van het syndicale tijdschrift van het Syndicaat Antwerps Onderwijzend Personeel, dat zich nadien aansloot bij de ACOD (Archieffoto via Chico Detrez)

SAOP was na de Eerste Wereldoorlog Vlaamsgezind. Dat kan je van ACOD Onderwijs niet zeggen. Hoe is die ommezwaai er gekomen?

SAOP werd niet opgenomen in de Algemene Centrale (de voorloper van het huidige ABVV — nvdr) omdat het zijn leden niet wilde verplichten lid te worden van de socialistische partij, maar ook omdat een aantal leden zich de Eerste Wereldoorlog hadden schuldig gemaakt aan activisme (collaboratie met de Duitse bezetter — nvdr). In die tijd was er binnen de socialistische beweging een Vlaamsgezinde vleugel met figuren als Camille Huysmans en Lode Craeybeckx. Dat Vlaams-nationalisme is natuurlijk iets anders als dat van nu. Vernederlandsing werd toen gezien als een hefboom voor de sociale emancipatie van het Vlaamse volk. Die koppeling is volledig verloren gegaan in de Tweede Wereldoorlog. De collaboratie heeft dat om zeep geholpen.

Een centraal begrip in het tweede deel van je boek is bureaucratisering. Welk risico hield die in?

Er bestaat altijd een risico dat mensen die binnen een organisatie een mandaat krijgen, in zekere mate hun eigen belangen gaan plaatsen boven die van de organisatie. Dat is niet onvermijdelijk, maar de kans bestaat. Iedere organisatie heeft ‘bureaucraten’ nodig, mensen die de organisatie besturen en doen draaien, maar het gevaar bestaat dat die mensen ‘ontsporen’ en zich als bureaucraten gaan gedragen. Dat merk je in eerste instantie wanneer ze de interne werking van de organisatie beginnen af te schermen van de buitenwereld.

Wat kan je daaraan doen?

Zorg voor goede statuten, organiseer regelmatig échte verkiezingen, hou de basisdemocratie levend, blok de interne discussie niet af, streef niet altijd naar de consensus. We moeten ook meer open vergaderingen organiseren, waar alle leden mogen aanwezig zijn als ze dat willen.

Dit interview verscheen eerder in Tribune, maandblad van de ACOD, ABVV openbare diensten, januari 2020.

Boekvoorstelling op 7 februari 2020 om 20.00 u in in zaal Multatuli

Lange Vlierstraat 9, 2000 Antwerpen.

LEES OOK
Ine Gillis / 11-01-2022

Minder leerlingen per klas heeft enkel voordelen

Het brede onderwijs ziet de voordelen in maar laat zich afschrikken door het financiële plaatje.
klas leerlingen