Dag Transmigrant.
Je stond vandaag in de krant.
Met je leven dat je liet op onze tarmac.
Ons fluisterend asfalt.
Het is niet onze schuld.
Wij vinden jouw wanhoop
een spijtig ongeval.
(Wellicht was je niet verzekerd.
Ook dat nog.)
Aan die piraten die jou
er hebben kunnen inpraten
dat wij jou zouden doorlaten
gaan we het ook niet moeten vragen.
Bekijk het toch eens van onze kant,
Wij zijn met genoeg.
Het is niet omdat wij in kastelen wonen
– die wij onze kleine paradijzen noemen –
aan de rand van ons overal,
dat wij – in geen geval –
nu ook nog eens gaan
week worden van hart
omdat gij
en al die andere wilde zotten
denken dat wij
ons door u, En! En! En!
de uwen gaan laten doen.
De kogels mogen u rond de kop fluiten,
het water mag uit uw land zijn geslopen,
uw vrouw en kinderen mogen zijn verzopen /
ge waart moeten blijven
waar ge vandaan dacht
te kunnen komen.
Wij gaan niet versagen.
Wij gaan u opjagen.
Wij halen u uit de huizen van de gutmenschen
waar gij denkt te kunnen schuilen.
Doch /
Vergis u niet.
Wij hebben het goed voor / Met onszelf. Met de door ons
uitverkoren onzen.
Wij vinden u een ingewikkeld en complex probleem,
met al uw oorlogen en hongersnoden.
daar niet van.
Pasklare oplossingen?
Even nadenken, neen niet echt.
Wij hebben daar geen geld
- en al zéker geen plaats meer -
voor.
Wij/Zij/Hij
en Hij en Hij,
zijn maar met één procent.
En dat mag al eens iets kosten
zo 1% zijn.
Begrijpt ge?
Kijk... eerlijk?
Trek uw plan in uw Soedan
uw Afghanistan, uw Irak,
uw Syrië, uw Ethiopië en de rest van
al uw apenlanden.
Vecht het toch onder elkaar uit man!
Laat ons gerust!
Wij moeten alras
nog afrijden ons immer groene gras.