Dit is een gastbijdrage. Een Apache-lezer levert met dit stuk een bijdrage aan het maatschappelijk debat. De auteur schrijft in eigen naam en is verantwoordelijk voor de inhoud van de tekst.

De vrucht van hun arbeid

Yves Peeters
Karel De Gucht (Foto World Economic Forum)
Karel De Gucht (Foto World Economic Forum)

Hadden de kiezers in de VS dan niet begrepen dat vrijhandel en globalisering, een wereld zonder grenzen, de toekomst van onze planeet waren? Een onomkeerbaar proces dat niet meer te stoppen viel, tenzij we een tijdperk van economische rampspoed over ons wilden afroepen?

De hem kenmerkende kille, zelfgenoegzame toon waarmee hij net als na de brexit zijn neoliberale dogma’s debiteerde, maakte duidelijk dat het nog steeds niet tot de man was doorgedrongen dat de door hem verguisde onderklasse net op Trump had gestemd, omdat ze door mensen als hij vergeten was, en de vruchten van de exorbitante winsten die het systeem genereerde bijna uitsluitend geplukt werden door de bedrijven en hun aandeelhouders, en nog nauwelijks door hen die aan de basis daarvan lagen.

Misschien moet iemand Karel De Gucht voor het nieuwe jaar - ik geloof niet dat een liberaal vrijdenker Kerstmis viert - de trilogie De vrucht van hun arbeid van John Berger cadeau doen. Verhalend en beschouwend proza en poëzie worden in Het varken aarde, Ver weg in Europa en Sering en Vlag aan elkaar gesmeed tot een indrukwekkend saluut aan een ten dode opgeschreven wereld waar de Engelse schrijver, denker en kunstenaar meer dan veertig jaar lang zelf deel van uitmaakte en leefde: een boerendorp in de Haute Savoie aan de voet van de Alpen.

Karel De Gucht (Foto World Economic Forum)
Karel De Gucht (Foto World Economic Forum)

Roemloze levens

Berger begon zijn carrière met het schrijven van kunstkritieken en dat merk je. Even meticuleus als een miniaturist neemt hij de mensen en de dingen om zich heen in hem op. Met open blik, vol verbazing en oog voor detail. Alleen vertrouwt hij zijn indrukken niet via penseelstreken aan het papier toe, maar via woorden. Liefdevolle miniatuurtjes die de hand van de meester verraden.                                                                                                                                   Hij werkte ruim zestien jaar aan zijn drieluik dat in het Engels tussen 1979 en 1990 verscheen. Na in de jaren negentig te zijn uitgebracht door de Bezige Bij, afzonderlijk en in één band, zorgde uitgeverij Schokland dit jaar voor een mooie gebonden heruitgave van de drie delen met stofwikkel, leeslint en nawoord van Cyrille Offermans als onderdeel van de reeks Kritische Klassieken.

Onlangs verscheen in The Guardian een interview met Berger naar aanleiding van zijn negentigste verjaardag. “The thing you have to understand about John is that he is not interested in talking about himself,” vertrouwt zijn huisgenote Nella Bielski de journaliste nog voor de aanvang van het gesprek toe. Het zinnetje typeert het schrijverschap van Berger, die zich in de eerste plaats als een luisteraar en verhalenverteller ziet. In zijn werk verdwijnt de persoonlijkheid van de schrijver naar de achtergrond en fungeert deze als een doorgeefluik van de narratieve gemeenschap waartoe hij behoort.

Het varken aarde en Ver weg in Europa brengen een microcosmos van kleine boeren tot leven, van wie het bestaan zijn beslag krijgt in verhalen die van generatie op generatie worden doorgegeven en niet via de schoolbanken, net als de kennis en ervaring die ze doorheen de tijd hebben opgebouwd. “De draad der kennis die door de natuur ongemoeid wordt gelaten, als een dunne goudader in het gesteente,” omschrijft een van hen de schat- en bewaarkamer van het verleden.

Zonder te oordelen tekent Berger hun verhalen en tradities op voor het nageslacht, de toekomstige generaties die zich geen voorstelling meer zullen kunnen maken van wat het betekende om in organische symbiose samen te leven met het land en de dieren en zich gedisciplineerd te voegen naar het ritme van de seizoenen als ijkpunt voor het verstrijken van de tijd.

Een memento mori voor een besloten gemeenschap van noeste werkers, mannen en vrouwen op leeftijd die door hun afkomst en geboorte gebonden zijn aan de grond die ze bewonen en bewerken, en waar ze ook hun laatste adem uitblazen, omringd door de weinige mensen, beesten en voorwerpen die hen hun hele leven gezelschap hebben gehouden, zonder dat het bestaan voor hen een waaier aan keuzemogelijkheden heeft ontvouwd.

Roemloze levens, niet van tel in de slimme stad van de toekomst waar de technologische klok dag en nacht het doen en laten van de homo deus, voortdurend belust op meer geluk, meer genot en meer geld, dicteert.

De woonplaats van het geld

Finaal moeten de eeuwenoude wereld en manier van leven die Berger van onder het stof haalt het afleggen tegen de stad en de vooruitgang. De koppige kleine boer is niet opgewassen tegen de krachten die zijn petje ver te boven gaan: de toenemende bemoeizucht van de overheid, de onstuitbare opmars van de moderniteit na de Tweede Wereldoorlog, om nog maar te zwijgen over de globalisering en vrijhandel vandaag. Hij voert een vergeefse strijd waarvan de uitkomst bij voorbaat vaststaat: “Hij reed niet op de bok. Hij liep naast Gui-Gui. Lopen is een vorm van denken. Na een minuut of tien zei hij tegen het paard: Het loopt uit in een nederlaag, want je kunt je alleen wreken op je eigen soort. Die twee daar leven in een andere tijd. Ze zijn onze gevangenen en toch is wraak niet mogelijk. Ze zouden nooit snappen waarvoor we wraak nemen.”

In Sering en Vlag, het sluitstuk van de trilogie, verplaatst Berger de handeling naar een toekomst waarin de kleine boer niet langer voortploegt. De harde economische realiteit heeft hem gedwongen het platteland te verlaten en zijn heil te zoeken in de stad, “de echte woonplaats van het geld”. We treden in de voetsporen van zijn nazaten Soekoes en Zjoejza, die een gedeeld bestaan proberen op te bouwen op de Rattenberg, een sloppenwijk aan de rand van een grote metropool, die haar inwoners tot waanzin drijft en de armsten en de zwaksten onder hen - de daklozen, emigranten en vluchtelingen - de marginaliteit en de criminaliteit injaagt en ontmenselijkt:

We worden buiten de wet geboren, zei Naisi, en wat we ook doen: we overtreden hem. Zij worden geboren binnen de wet, en wat ze ook doen: ze zitten goed. Als je per se moet slaan zonder te doden, sla dan degenen die van je houden en niet hen. Wat voor hen geldt, geldt niet voor ons. Neem appels. Zij eten een appel voor de gezondheid. Wij eten een appel omdat een van ons er een gepikt heeft. Neem auto’s. Zij rijden omdat ze een afspraak hebben. Wij rijden om weg te komen. Bouwen! Zij bouwen een huis om hun geld te beleggen en het na te laten aan hun kinderen. Wij bouwen om een dak boven ons hoofd te hebben. Neuken! Zij neuken voor de lol! Naisi zette het masker af en liet het op de vloer vallen. Ik neuk om dood te gaan! En jij?

Troje heet de metropool waar soldaten overheidsgebouwen bewaken, videocamera’s banken en metro permanent in de gaten houden, mensen overleven door elkaar te bedriegen en te beliegen en alleen dromen geen geld kosten. Verleden, heden en toekomst komen er samen als in een allegorie. Een futuristische toren van Babel die talen, culturen en volkeren van over de hele wereld verenigt, met gebouwen, wijken en pleinen die namen dragen als het IBM-gebouw, Boedapest, Escorial, Sankt Pauli, Washington, Alexanderplatz en Champ-de-Mars en die symbool staan voor alle grote steden in de wereld.

De stad van de toekomst die Berger beschrijft is bittere realiteit geworden; diegene waar wij nu in leven: een plek waar mededogen niet langer op zijn plaats is, maar decadentie des te meer, waar onverschilligheid en onmenselijkheid regeren en waar corruptie, bedrog, leugen, list en wederzijds wantrouwen de menselijke verhoudingen bepalen.

Roepend in de woestijn

Bakerpraat over een stad luidt de ondertitel van Sering en Vlag. Een stad die dus naar de naam Troje luistert. Toeval of niet? De verteller van het verhaal, een oude baker, doet denken aan Cassandra en Laocoön, de Trojaanse koningsdochter en de priester-ziener die hun stadgenoten waarschuwden voor het houten paard dat de Grieken buiten de poorten van Troje achterlieten en die voor hun vermetele daad zwaar door de goden gestraft werden.

De eerste werd door Agamemnon als oorlogsbuit meegevoerd en door zijn vrouw vermoord, de tweede met blindheid geslagen en door slangen gewurgd. Allebei predikers en roependen in de woestijn, hun profetieën, in de wind geslagen door de samenleving, hooguit een zandkorrel verleggend. Net zomin als Cassandra en Laocoön de val van Troje konden voorkomen, slaagt Bergers dodenwake erin het kleine boerendorp dat nooit een naam krijgt, en bij uitbreiding de traditionele boerenstiel en bijbehorende levenswijze, voor de teloorgang te behoeden.

John Berger is een man en auteur met een groot hart. Zijn beschrijving van ‘de wereld van gisteren’ nodigt uit tot bezinning over die van vandaag en morgen. Als representant van een humaan marxisme getuigt zijn werk van een oprechte sociale bekommernis en vurig   maatschappelijk engagement.

De vrucht van hun arbeid vormt een deugdelijk antidotum voor het cynisme en de ironie van de postmoderne samenleving. Lees Het varken aarde, Ver weg in Europa en Sering en Vlag, en word een beter mens:

Zij veranderde van haar kant zijn leven met een boek: een woordenboek dat de herkomst van woorden verklaarde. Clement las er dertig jaar lang in en vergat niets van wat hij leerde. Het werd een passie. Hij opende woorden, zoals hij oesters opende, om binnenin hun ware betekenis te ontdekken. Via woorden luisterde hij naar het verleden en naar wat hij meende dat de waarheid was. Migrant, van het Latijnse migrare, veranderen van woonplaats.

Een levensgevaarlijke boodschap als we een aantal opiniestukken die recent in de media verschenen mogen geloven. Neoliberale pleidooien waarin de merites worden opgelijst van een levensbeschouwelijk systeem dat het individu steeds voor de gemeenschap plaatst, de waarde van het geld boven een mensenleven verkiest en eigenbelang als de voornaamste motor van economische groei en maatschappelijke vooruitgang ziet, maar dat in wezen even strak in leer en overtuigd van het eigen grote gelijk is, net zo goed bloed aan haar handen heeft, als het door haar mordicus verworpen communisme.

Misschien moeten de De Guchts, Ruttens en Verhofstadts van deze wereld voor de verandering eens net als Berger hun oor te luisteren leggen bij de ander, die in hun wereldbeeld steeds op de tweede plaats komt na het eigen ik. Al is dat vermoedelijk te veel gevraagd van mensen die alleen de taal van het geld spreken en grossieren in bezoldigde bestuursmandaten inclusief emolumenten en gratificaties, en die bijgevolg hoofdzakelijk parasiteren op de vrucht van andermans arbeid.