Dit is een gastbijdrage. Een Apache-lezer levert met dit stuk een bijdrage aan het maatschappelijk debat. De auteur schrijft in eigen naam en is verantwoordelijk voor de inhoud van de tekst.

Appelen en peren (III): Boekhouders en handhavers

Koen Smets
appelen en peren III
Met utilitaristisch denken kun je vreugde en pijn afwegen maar niet zonder grenzen. (DALL·E)

Hier is een simpele vraag. Wat heb je liever: in je jeans die netjes gewassen uit de machine komt de onbruikbare restanten aantreffen van een biljet van 20 euro dat je er vergat uit te halen, of net vóór de wasbeurt dat biljet vinden en het uit de zak halen voor het wordt verhakkeld? Mijn gok zou het laatste zijn, want dat is immers logisch: minder geld hebben is minder goed.

Nochtans kom je, telkens wanneer je naar de winkel gaat om iets te kopen, naar buiten met minder geld dan je had toen je naar binnen ging. Je bent toch niet gek? Maar neen: je krijgt iets in ruil, en op dat welbepaalde moment waardeer je wat je koopt méér dan het geld dat je ervoor neertelt. Je weegt het genot af van wat je bekomt tegen de pijn van ervoor te moeten betalen.

En dat is iets dat wij, en de hele lijn van onze voorouders, al de hele tijd doen. Evolutie heeft meedogenloos die organismen bevoordeeld die in staat waren een onderscheid te maken tussen wat goed en slecht voor hen was, en daarnaar te handelen. Zij die hier goed in waren, konden voldoende voedzaam eten vinden, vermijden opgegeten te worden of anderszins vroegtijdig om te komen, en zich met succes voortplanten zodat ze de genen die hen zo goed maken konden doorgeven aan de volgende generatie. De rest is, letterlijk, geschiedenis.

Dit mechanisme dient ons, hoog-gesofisticeerde wezens die we intussen zijn, bijzonder goed in het maken van al onze keuzes en het beslissen van wat we doen en laten. Wanneer het om telbare of meetbare eigenschappen gaat (zoals geldwaarde) die we kunnen relateren aan vreugde of pijn kan het maken van keuzes worden teruggebracht tot een simpele som, zonder veel cognitieve inspanning, maar kwantificeren is niet essentieel. Er is geen maateenheid (en we hebben die ook niet nodig) om te bepalen of, zeg maar, een middag doorbrengen met onze beste maten prettiger is dan de auto wassen of op visite gaan bij de schoonouders.

washing the car
Niet zo leuk als gaan stappen met de vrienden maar leuker dan op visite bij de schoonouders. (Flickr CC BY NC ND 2.0)

En we kunnen nog veel meer. We kunnen bijvoorbeeld redelijkerwijs besluiten om naar de tandarts te gaan voor een wortelkanaalbehandeling – doorgaans toch niet echt een plezierige ervaring – omdat we zo, op langere termijn, wellicht minder pijn zullen ondervinden. We kunnen in onze keuzes ook rekening houden met de vreugde en de pijn van anderen, en bewust offers brengen om het lijden van anderen te verzachten, of hun welbehagen verhogen. Dat geeft ons zelf immers ook vreugde, en die compenseert de pijn van het offer, net zoals wanneer we iets kopen dat ons vreugde geeft, of wanneer we gaan fitnessen tot onze spieren pijn doen, omdat we weten dat we zo uiteindelijk onze conditie verbeteren.

Het lijkt wel alsof we, zonder er veel aandacht aan te moeten schenken, in staat zijn behoorlijk ingewikkelde afwegingen te maken tussen meerdere bronnen van vreugde en pijn – moeiteloos appelen en peren met elkaar vergelijken. We beschikken over het nodige om natuurlijke utilitaristen te zijn. Waarom zouden we dan kiezen voor op regels gebaseerde besluitvorming?

Geen nut zonder regels

Wel, dat zit zo. We kunnen bepalen hoeveel pijn geld verliezen doet aan de hand van het verloren bedrag – een door de wasmachine vernietigd bankbiljet is pijnlijker als het 50 euro is dan als het maar 5 euro is. Maar het werkelijke nut, de intensiteit van de vreugde en de pijn die we ervaren bij de vele andere zaken die we leuk vinden of waaraan we een hekel hebben, kunnen we niet zo eenvoudig bepalen. Niet alleen waarderen verschillende mensen hetzelfde op een verschillende wijze, dezelfde mensen kunnen hetzelfde op een verschillende manier waarderen op verschillende tijdstippen. (Dat eerste ijsje was zalig, maar zal, nu je er al drie hebt gehad, een vierde je nog evenveel plezier verschaffen?)

Zelfs de meest fervente utilitarist heeft behoefte aan regels om van iets het nut te bepalen. Terwijl zijn oudere broer zijn kerstgeld onder vorm van een biljet van 50 euro kreeg, was dat voor mijn vierjarige neefje tien bankbriefjes van 5 euro, want hij besefte nog niet dat de regel om bankbiljetten te waarderen niet het aantal is, maar de som van de getallen die erop staan. Zijn eigen, simpele regel was dat, net zoals bij snoepjes of koekjes, meer biljetten beter was. (Hij is inmiddels 21 en weet wel beter.)

Utilitaristen maken alom gebruik van regels. Het nut van een ijsje vermindert met het aantal ijsjes al geconsumeerd in de laatste paar uren. Geen Chardonnay. Ik kijk niet naar FC De Kampioenen. Een rode Ferrari (of Fiat 500) is beter dan een donkerblauwe. Het huis dat we willen kopen of huren, moet een behoorlijk grote tuin hebben – of net een tuin die niet te groot is. Sommige van deze regels helpen het relatieve nut van een optie te bepalen wanneer er moet worden afgewogen, anderen sluiten elke afweging zelfs uit. Maar ze kunnen er niet omheen.

Regels als een schaars middel

Is het dan niet mogelijk systematisch onze beslissingen aan de hand van regels te nemen en afstand te nemen van de klaarblijkelijk kille, klinische methodes van de utilitaristen, voor wie zelfs mensenlevens boekhoudkundige gegevens zijn? Eigenlijk niet. Enkel de meest fanatieke deontologisten, de mensen die de wissel ongemoeid laten in het trolleyprobleem omdat ze anders een belangrijke regel zouden overtreden (“gij zult niet doden”), zullen uiteindelijk toch ingrijpen naarmate het aantal potentiële slachtoffers stijgt, en met tegenzin een leven opofferen om er, zeg maar, 10.000 te redden.

steak au poivre
Zou een vegetariër dit bereiden wanneer dit het lievelingsmaal is van zijn of haar geliefde? (© Tim Pierce (Flickr CC BY 2.0))

Maar we hoeven zelfs niet zover te gaan in hypothetische situaties en gedachte-experimenten. Regels komen vroeg of laat met elkaar in conflict: we kunnen niet onze taart hebben én ze opeten. Onze familie is misschien wel het allerbelangrijkste voor ons, maar wanneer we voor ons werk op een tiendaagse zakenreis naar een ander continent moeten en we zo de verjaardag van de jongste missen, wat kiezen we dan? (En laten we eerlijk wezen, cadeautjes terugbrengen van verre gebieden is maar zwak als compensatie, niet?) We zijn misschien een overtuigd vegetariër geworden, maar als de favoriete maaltijd van onze geliefde een sappige, saignant biefstuk met peperroomsaus is, zullen we dan weigeren dat voor zijn of haar verjaardag klaar te maken, of zullen we de regel dat we onze geliefden een plezier moeten doen laten primeren over de regel van onze overtuiging?

We kunnen onmogelijk doorheen het leven navigeren zonder compromissen te sluiten rond onze regels. De vraag is niet of, maar wanneer we loyaliteit aan onze familie boven loyaliteit aan onze werkgever zouden verkiezen, ons eigen welzijn boven eerlijkheid, of oprechtheid boven beleefdheid. Regels zijn als schaarse middelen: als we meer van het ene willen, houden we minder van het andere over, en als we alles willen van het ene, hebben we niets van het andere. Deontologisten kunnen net zomin ontsnappen aan de nood om afwegingen te maken – het instrument bij uitstek van de utilitaristen – tussen regels die mogelijk zelfs heilige waarden belichamen, als utilitaristen de regels kunnen vermijden die hen toelaten zinvolle vergelijkingen te maken tussen appelen en peren.

Niet de beste maar betere beslissingen

Elke beslissing van enige betekenis vereist zowel het afwegen van vreugde en pijn als het naleven van de normen, wetten of regels. We moeten dus deels boekhouders zijn, en zo goed als we kunnen de gevolgen van onze handelingen bijhouden – de vreugde die we scheppen voor onszelf en anderen, en de pijn die we toebrengen – en deels handhavers, die waken over de juiste toepassing van de regels. Samen kunnen beide benaderingen ons scherp houden, ons verplichten na te gaan of we wel degelijk alle implicaties van onze keuzes hebben ingeschat, en tegelijk toetsen of we wel degelijk de waarden in ere houden die hun wortels hebben in de regels die we hebben aangenomen.

We maken ons best geen illusies dat we zo altijd de best mogelijke beslissingen maken – op zijn best kunnen we hopen dat we betere beslissingen maken wanneer deze mechanismen ons oordeel informeren. En dan nog gaan sommige beslissingen de vreugde-pijnbalans, of de geldende regels te boven. Hoe zouden ze de moeder in het boek (en de film) Sophie’s Choice hebben kunnen helpen, die door een kampdokter in Auschwitz werd gedwongen te kiezen welke van haar beide kinderen naar de gaskamer moest?

Maar we kunnen ze ook misbruiken om voor te wenden dat we geen oordeel moeten vormen. We kunnen ons achter allebei de instrumenten verschuilen en onze verantwoordelijkheid doorschuiven naar een “voor de hand liggende” rekenkundige som van vreugde en pijn, of naar de “vanzelfsprekende” regels die we voor heilig houden. En dan maken we zonder meer de slechtst mogelijke beslissingen.

Het oordeel is aan ons.

LEES OOK
Koen Smets / 02-09-2022

Appelen en peren (II): Is utilitarisme waardeloos of net verkeerd gebruikt?

Is utilitarisme echt een waardeloos werktuig in het nemen van beslissingen?
appelen peren
Koen Smets / 26-08-2022

Appelen en peren (I): Wat schort er eigenlijk aan utilitarisme?

Utilitarisme: een realistische en bruikbare aanpak, of fundamenteel ondeugdelijk?
appelen peren