
Behalve een blik achter de schermen geven van verzorgingstehuizen en een ode brengen aan mensen die voor andere mensen zorgen, wil journalist en auteur Chris De Stoop in Hemelrijk ook de naam zuiveren van de vermeende en verguisde superverspreider-Sinterklaas Guido. Zijn boek lokte intussen al heel wat reacties uit, en dat niet alleen in de media.
De Stoop kreeg een verzoek tot gesprek van de Vlaamse minister van Welzijn Wouter Beke, hij praat op 17 maart in het Vlaams Parlement op een bijeenkomst over ouderenrechten, en ook andere politici en verantwoordelijken in de ouderenzorg vroegen hem al om overleg. Nog belangrijker vindt hij de tientallen getuigenissen van zorgverleners, nabestaanden en ouderen die al binnenstroomden. Over hoe onmenselijk ze het vonden, over hoe ze zich in de steek gelaten voelden, over hoe moeilijk ze het hebben om het te verwerken …
Als student Germaanse filologie raakte De Stoop in de ban van New Journalism, de Amerikaanse school van nieuwschrijven met bekende vertegenwoordigers als Tom Wolfe, Truman Capote en Hunter S. Thompson. In België geldt De Stoop als de wegbereider van dit genre en is hij nog steeds één van de weinigen die hier furore mee maakt.
“Door de vermenging van literatuur en journalistiek wisten zij op een heel aantrekkelijke manier allerlei thema’s over te brengen bij het grote publiek. Dat is iets wat ik ook steeds heb nagestreefd in mijn verhalende non-fictie”, vertelt De Stoop.
Ook met Hemelrijk, dat dertig jaar na zijn baanbrekend debuut Ze zijn zo lief meneer (1992) verschijnt, hangt De Stoop het verhaal van de noodlottige corona-uitbraak in woonzorgcentrum Hemelrijck in Mol op aan een bredere maatschappelijk relevante en universele problematiek.
De tragedie die zich daar afspeelde, beschouwt De Stoop immers als schrijnend exemplarisch voor hoe we vandaag de dag met onze ouderen omgaan én met de zorgverleners. Het ontgaat je als lezer niet: Hemelrijk is opnieuw een vertelling over vergeten en gekrenkte mensen die De Stoop in hun waarde herstelt.
Pers uit de bocht
Omdat De Stoop als journalist op den duur minder tijd en ruimte kreeg om dergelijke voldragen verhalen te brengen nam hij in 2015 na ruim dertig jaar dienst in binnen- en buitenland afscheid van het vak. In Ex-reporter (2016) deed hij kond van zijn onvrede met de weinige aantrekkelijke ontwikkelingen van het journalistieke metier. Vooral de evolutie naar snelle, heftige en oppervlakkige berichtgeving stond hem tegen.

“Ik moet wel zeggen dat toen ik in 2015 stopte, het net de crisisjaren waren. De laatste jaren hadden we toen bij Knack de ene hoofdredacteur na de andere. Het was paniekvoetbal en er heerste een hard klimaat in de pers.”
Sindsdien is er wel wat veranderd, moet hij toegeven. “Het is een tweesporenbeleid op dit moment. Je hebt enerzijds dat doortrekken van die felle sensationele pers, maar van de weeromstuit is er ook weer een evolutie naar kwaliteits- en onderzoeksjournalistiek gekomen. Zo zie je de comeback van duidingsprogramma’s als Pano en gedegen onderzoeksverhalen en reportages in verschillende media. De kwaliteitspers is zich beginnen afzetten tegen de clickbait”, meent De Stoop.
De manier waarop de hulpsint die in december 2020 het woonzorgcentrum Hemelrijck in Mol bezocht als kop van Jut werd opgevoerd in onze pers, is een schoolvoorbeeld van hoe het niet moet. Guido, een verzekeringsmakelaar van in de 60, werd geschandvlekt als een superverspreider die schuld zou hebben aan de uitbraak van het coronavirus die 131 mensen besmette en uiteindelijk aan 34 bewoners het leven zou kosten.
“Het is een voorbeeld van de ondraaglijke lichtheid van de pers in sommige gevallen. Dezelfde plaatsvervangende schaamte die ik ervoer bij de berichtgeving over Hemelrijck en de sint was te vergelijken met wat ik voelde bij de dood van Steve Stevaert. De pers die eerst Stevaert achtervolgde met een verhaal over ontucht en daarna postvatte aan het Albertkanaal tijdens het dreggen naar zijn lijk.”
“Ook toen al meer nuance kwam over de uitbraak, bleef de pers aanzetten met het beeld van de sint als de superverspreider. Een onvoorzichtige flierefluiter die het hele woonzorgcentrum, inclusief zijn eigen moeder besmet zou hebben. Maar als je daar geen volle zekerheid over hebt kan je dit deontologisch gezien gewoonweg niet maken om dit zo te brengen.”
De Stoop acht het meer dan aannemelijk dat Guido zelf in het rusthuis besmet werd en dat het Sinterklaasbezoek eerder een superspreading event was dat het aantal besmettingen snel de hoogte injoeg.
Wat er ook van zij, De Stoop leerde de geteisterde man op wie een karaktermoord werd gepleegd kennen als een bijzonder sociaal en geëngageerd iemand. Met zijn achtergrond als ergotherapeut werkt Guido als vrijwilliger in het Molse zorgcentrum en is hij tevens een toegewijde mantelzorger voor zijn daar verblijvende moeder.
'Ze moesten het onmogelijke doen'
De kwalijke rol die de pers speelde, betrof niet alleen de wijze waarop ze Guido aan het kruis nagelde. De Stoop haalt een voor de overheid opgemaakt verslag aan waaruit blijkt dat de media toentertijd zowat alle betrokkenen in het zorgcentrum een traumatische ervaring bezorgden. Zo filmden cameraploegen tijdens de uitbraak door de ramen van het zorgcentrum heen en deed de media het uitschijnen dat het personeel medeverantwoordelijk was voor de ramp die zich daar voltrok.
“In het algemeen werden in die periode woonzorgers gestigmatiseerd alsof ze slecht zouden zorgen voor de bewoners. Nochtans hebben de verslagen achteraf allemaal het tegendeel aangetoond. In tegenstelling tot de ziekenhuizen en zeker de helden van de afdelingen intensieve zorgen kregen de rusthuizen in de coronacrisis een slecht imago, terwijl zij eigenlijk het onmogelijke moesten doen.”
”Die rusthuizen moesten zich eensklaps omschakelen tot geïmproviseerde ziekenhuizen, zonder over de mensen, de opleiding en het materiaal te beschikken. Dit omdat de ziekenhuizen veel minder toegang verleenden tot de bewoners van rusthuizen en deze soms besmet terugstuurden. Op de veelal zelf besmette medewerkers woog niet alleen de werkstress, maar ook de morele stress. Het wrange gevoel niet genoeg zorg te kunnen geven aan de bewoners en niet genoeg aandacht aan de families.”
“In al die zorgcentra is een bovenmenselijke inspanning geleverd. Vandaar dat mijn boek als een hommage geldt voor de gehele sector en alle mantelzorgers die verweesd en machteloos moesten toekijken.”
Rally 'round the flag
In het algemeen kijkt De Stoop kritisch terug op de rol van de journalistiek als vierde macht tijdens de coronacrisis. “Zeker in het begin van de coronacrisis leed de pers aan het rally 'round the flag-effect. Ze schaarde zich eensgezind achter de experts en de ministers en fungeerde als megafoon voor de autoriteiten. De media surften mee op de golven, op en neer, zonder fundamentele kritiek. Dat moet toch altijd als journalist voorop staan. Je moet waakhond zijn en geen schoothondje.”
“Later is de kritiek wel meer op gang gekomen en heeft men bijvoorbeeld de vernietiging van de mondmaskers aan de kaak gesteld. Maar ik vind het verbijsterend dat we twee jaar later nog altijd elke persconferentie van de regering klakkeloos live op het scherm tonen. Dat zou het journaal moeten halen in de vorm van verslaggeving en kritische analyse”, vindt De Stoop.
Had de terughoudendheid van de pers ook niet te maken met de vrees dat onthulling van misstanden het coronabeleid zou ondermijnen en in de kaart van de anti-politiek zou spelen? “Natuurlijk is het een heel gepolariseerd debat geworden en is heel de coronacrisis een katalysator gebleken voor allerhande frustraties die al veel langer sluimerden in de samenleving. Maar de pers mag in die polarisering niet meegaan en mag nooit kamp kiezen”, antwoordt De Stoop.
Verborgen leed
Uiteindelijk ging er pas laat aandacht naar het drama dat zich voltrok in onze woonzorgcentra. Het was The New York Times die er in de zomer van 2020 als één van de eersten een uitgebreid onderzoeksverhaal aan wijdde. Ze vroegen zich af waarom er in zo een onooglijk landje als België dergelijke enorme sterfte was in de woonzorgsector. Wie valt uiteindelijk wat aan te rekenen?
“Natuurlijk ging het hier over een absolute noodtoestand. Dit was nooit gezien en het was overweldigend hoe corona in een recordtempo door de samenleving en onze zorg raasde. Dat zijn natuurlijk verzachtende omstandigheden”, haast De Stoop zich te zeggen.
Afgezien daarvan vindt hij het onbegrijpelijk dat de woonzorgcentra niet dezelfde prioriteit kregen als de ziekenhuizen. “Want toen was het al geweten dat zij de grootste risicogroep herbergden. Dat is ook gebleken. In de eerste golf stierven daar zo’n 500 mensen per dag. Toen ik mijn boek in september afwerkte, waren ongeveer 13.000 bewoners van Belgische rustoorden aan corona bezweken, meestal in ellendige omstandigheden en in volstrekte eenzaamheid. Dat was meer dan de helft van het totale aantal doden in ons land.”
Dat de toestand in de tweede golf praktisch even erg was als in die eerste golf, legt voor De Stoop ons collectief falen bloot. “Het gaat hier werkelijk om een van de zwartste bladzijden uit onze recentste geschiedenis. Want er was toen wel al voldoende beschermingsmateriaal voorhanden en men had noodplannen kunnen uitwerken en opleidingen kunnen geven."
"Maar bejaarden werden toen nog steeds van hun zelfbeschikkingsrecht beroofd en op dementieafdelingen bleven besmette en onbesmette bewoners bij elkaar zitten. Die laatsten werden zelfs als toekomstig besmet beschouwd. Het demonstreerde pijnlijk dat oudere mensen in onze samenleving niet meetellen en minder rechten hebben, zoals Amnesty International expliciet in een rapport heeft gesteld.”
“België heeft op vlak van besmettingen en sterfte zeer slecht gescoord. We zijn ook een dichtbevolkt land, bovendien een transitland, maar dat we zo erbarmelijk scoorden is vooral toch te wijten aan de te grote populatie in onderbemande woonzorgcentra en het late optreden van de overheid. Schuld treft de hele samenleving, maar in de eerste plaats de politieke verantwoordelijken”, beoordeelt De Stoop.
Die andere crisis
De titel van zijn boek Hemelrijk omspant voor De Stoop de manier waarop ouden van dagen hun einde tegemoet gaan, het geheel van ouderenzorg en hoe we dat als samenleving organiseren. Wat dat betreft zijn we volgens hem tijdens de coronacrisis bijna door een morele ondergrens gezakt.
“We hebben onze ouderen opgeofferd en hen medische zorg geweigerd. Aan wie gaan we dat in de toekomst nog weigeren. Aan mensen met een handicap, aan geestesgestoorden? Dat is toch echt niet het land waarin we willen leven?”
“We moeten die ouderenzorg op een compleet andere manier bekijken en op een andere leest schoeien, ook al gaat dat veel geld kosten. Als we dit nu niet doen dan is dit schuldig verzuim. Niet alleen omdat er nog virussen op ons gaan afkomen, maar ook omdat we afstevenen op een enorme vergrijzingscrisis. In een paar decennia gaan we naar een verdubbeling van zowel het aantal hoogbejaarden als mensen met dementie.”
“Net als de corona- en klimaatcrisis zijn we daar evenmin op voorbereid. We moeten dit dus helemaal in kaart brengen, te beginnen met de oprichting van een parlementaire onderzoekscommissie die specifiek nagaat wat er in de woonzorgcentra is misgelopen om daaruit lessen trekken voor de toekomst.”
Het geeft heel wat te denken dat de woonzorgcentra de gevaarlijkste plaatsen zijn gebleken om in tijden van epidemie te verblijven. We moeten volgens De Stoop dan ook de huidige gezondheid- en ouderenzorg zo omschalen dat we iedereen een vol- en menswaardig bestaan kunnen garanderen.
“De personeelsnormen zijn nu veel te laag, ondanks de toename van het aantal bejaarden en de hulpbehoevendheid. Desondanks heeft men de voorbije jaren bespaard in die sector. Als we met de ogen van vandaag terugkijken is dat natuurlijk bijzonder onfortuinlijk geweest.”
“Vijftien jaar geleden hebben overheden een groot deel van de sector uitbesteed aan commerciële groepen, investeringsgroepen en vastgoedbedrijven omdat ze de vraag niet aan konden. Er waren enorme wachtlijsten en er was een enorm tekort aan opvang van bejaarden. De privésector is in dat gat gesprongen. Het staat buiten kijf dat we deze met oog op de enorme vergrijzingsgolf als speler nodig zullen hebben. We moeten ons natuurlijk hoeden voor een extreme commercialisering en een grondige controle blijft aangewezen.”
“Uit de schandalen van de laatste weken rond de commerciële rusthuisgroep Orpea en de verwaarlozing van hulpbehoevende bejaarden in een voormalig woonzorgcentrum in Geraardsbergen blijkt echter dat de overheid ook dat te weinig heeft gedaan. Ouderenzorg moet dus zeker een kerntaak van de overheid blijven”, betoogt De Stoop.
Een mooi afscheid
De Stoop is ervan overtuigd dat de kloof tussen ouderen en samenleving groter is dan ooit. “We willen vooral niet stilstaan bij aftakeling en hulpbehoevendheid en hebben ouderen letterlijk verbannen naar de rand van de samenleving. We parkeren ze in instellingen buiten het centrum, ontdaan van hun eigenheid in veelal steriele en uniforme kamers.”
“Als één groep opnieuw gereïntegreerd moet worden in de samenleving zijn het onze ouderen. Ze moeten terug in onze buurten en in het maatschappelijk weefsel opgenomen worden en opnieuw in het blikveld van media en politiek komen. Ze moeten weer een maatschappelijke waarde krijgen die ze nu helemaal verloren hebben. Dat is uiteindelijk de les uit mijn boek.
De Stoop, die zelf acht jaar lang mantelzorger was voor zijn moeder, die een jaar voor corona kwam te overlijden, besluit ons gesprek met nogmaals zijn enorme bewondering uit te spreken voor alle mensen die hun ouders bijstaan en hen aan het ziekte- en sterfbed een veilig en geruststellend gevoel verschaffen.
“Mantelzorg zal alleen nog maar aan belang winnen met de vergrijzingsgolf die op ons afkomt. Naast professionele zorg en thuiszorg zolang het kan, zou ook die door de overheid op een veel betere manier mogelijk gemaakt en gehonoreerd moeten worden."
"Mantelzorg maakt een geleidelijk afscheid en goede rouwverwerking mogelijk. Dat is van een enorm belang voor beide partijen. Het brengt kinderen dichter bij hun ouders dan dat ze ooit in hun leven geweest zijn en helpt ook in de aanvaarding van de eigen veroudering en eindigheid. Ik zou mensen alleen maar aanmoedigen om de eindfase van hun ouders niet uit de weg te gaan.”
