Antwerpen en Rotterdam strijden tegen drugs: partners in crime?

lekke havens
(© Mat Zwart)

Een bijzonder treffen tussen Nederland en België in de Kuip op een zomerdag in 2019. Op deze vijftiende juli staan niet de Oranje Leeuwen en de Rode Duivels als tegenstrevers tegenover elkaar in het Feyenoord-stadion, maar gaat het om een vriendschappelijke ontmoeting tussen delegaties uit Rotterdam en Antwerpen. Op de agenda staat maar één, zij het uiterst precair onderwerp: de toenemende drugscriminaliteit die beider havens teistert en die de veiligheid van de steden bedreigt.

Om de urgentie van de bijeenkomst te onderstrepen geven de hoogste bestuurders uit beide gemeenten acte de présence in het Maasgebouw van het stadion. Als ‘kameraden, hand in hand’ - hoe toepasselijk op deze locatie - werpen de burgemeesters Ahmed Aboutaleb en Bart De Wever zich op als aanvoerders in de strijd tegen de drugssmokkel via de twee grootste havens van Europa, die samen goed zijn voor meer dan helft van de cocaïne die Europa binnenkomt.

Samen doen of falen

De twee burgervaders slaan een alarmerende toon aan. Het aantal onderschepte kilo’s cocaïne in de havens vertoont een stijgende lijn, wat erop kan duiden dat de hoeveelheid niet onderschepte drugs eveneens toeneemt. Het vuurwapengeweld dat soms gepaard gaat met deze criminaliteit sijpelt de woonwijken binnen. In zijn openingswoord zegt Aboutaleb dat de samenleving moet onderkennen dat "drugssmokkel een vorm van zware, ondermijnende criminaliteit is”. Bij ondermijning raakt de illegale onderwereld vermengd met de legale bovenwereld. Ook is zijn overtuiging dat alleen samenwerking in de bestrijding zoden aan de dijk zet. “De havens van Rotterdam en Antwerpen zijn communicerende vaten. Als het toezicht bij de ene haven strenger wordt, wijken de smokkelaars uit naar de andere.”

Bart De Wever in 2019: 'Eventuele verschillen in visie of aanpak moeten worden opgeheven, het beleid dient afgestemd. Het is samen doen ofwel falen!'

Burgemeester De Wever sluit zich daarbij aan. Nederlandse maatregelen helpen niet als België niet meedoet en vice versa, zegt hij. “Eventuele verschillen in visie of aanpak moeten worden opgeheven, het beleid dient afgestemd. Het is samen doen ofwel falen!”

Grote woorden die twee jaar na de bijeenkomst in de Kuip een voor de hand liggende vraag doen oproepen. Zijn Rotterdam en Antwerpen aan het samen doen, of zijn zij aan het falen? Of falen zij ondanks de samenwerking? Of andersom: boeken ze succes terwijl het met de samenwerking nog niet wil vlotten?

Dat zijn de hoofdvragen die Vers Beton en Apache trachten te beantwoorden. Daarvoor spraken wij met in het onderwerp gespecialiseerde criminologen, met vertegenwoordigers van opsporende instanties en het havenbedrijfsleven. We lazen wetenschappelijke studies en verslagen, journalistieke boeken en hielden de berichtgeving in de media nauwgezet bij. We gingen in beide landen te rade bij politiek en bestuur.

Het beeld dat daaruit oprijst is dat goede wil en krachtige taal omtrent de Rotterdams-Antwerpse coöperatie in de praktijk opbotsen tegen grenzen, letterlijk en figuurlijk. Terwijl – eveneens letterlijk en figuurlijk – criminelen geen grenzen kennen.

Spektakelberichtgeving

De aandacht van de media voor drugscriminaliteit in de havens is overstelpend. Geregeld zijn er berichten over de vangst van grote partijen in een container of op een schip. Opvallende rechtszaken zoals nu in Nederland het Marengo-proces tegen crimineel Ridouan Taghi of eerder tegen de corrupte douanier Gerrit Groenheide worden op de voet gevolgd. De ontsleuteling van berichtendienst Sky ECC leidde afgelopen maart tot de arrestatie van 30 van drugscriminaliteit verdachte personen in Nederland en 48 in Antwerpen. Afrekeningen in de onderwereld, aanslagen met handgranaten en schietpartijen op straat bevestigen de gewelddadigheid die er met de cocaïnehandel gemoeid is, met als dieptepunten zelfs moorden op getuigen en advocaten.

De berichtgeving over hoe de autoriteiten de smokkel denken te bestrijden, is veel zuiniger. Er zijn reportages over de opsporingsdiensten die de drugs in de havens moeten onderscheppen. Over de methoden die zij daarbij gebruiken, van drugshonden tot containerscanners. Over de slimme analyses die de douane maakt op basis van data over ladingstromen. Over een minister die meer geld uittrekt voor handhaving of zwaarder wil straffen.

Over de achtergronden van de strijd tegen de georganiseerde misdaad hoor je veel minder. Hoe dat een veelkoppig monster is dat daar weer opduikt als je het er hier hebt onder gekregen. Hoe de successen in die strijd in verhouding staan tot de onopgeloste delicten. Hoe de samenwerking verloopt tussen al die afdelingen en diensten bij politie, justitie en beleidsmakers. Waarom die samenwerking nationaal al een opgave is, laat staan internationaal.

Strijd achter gesloten deuren

Dat brengt ons terug naar Nederland en België, naar Rotterdam en Antwerpen, waar we ons in dit artikel toe beperken. Terug naar die dag in de Kuip, waar Aboutaleb als burgemeester van de organiserende gemeente niet alleen zijn Antwerpse collega welkom heette, maar ook de andere ongeveer 175 deelnemers, waaronder de Nederlandse minister van Justitie, Ferdinand Grapperhaus, de directeuren van het Rotterdamse en Antwerpse Havenbedrijf en de topmensen van de opsporingsdiensten van beide landen. Van private zijde waren de directies aanwezig van de Rotterdamse en Antwerpse verenigingen van havenondernemingen.

Op de bijeenkomst in 2019 werd op hoog niveau gesproken, maar geen woord haalde de media

Een bijeenkomst waar dus op hoog niveau werd gesproken, maar waarvan geen woord de media heeft gehaald. Op de besloten sessie waren journalisten niet welkom. De organisatie werd gemeld in een brief aan de Rotterdamse gemeenteraad, maar er werd verder geen ruchtbaarheid aan gegeven.

De gemeente Rotterdam bleek niet bereid inzage te geven in het verslag van de ‘Werkconferentie Drugsaanpak in het havengebied Rotterdam-Antwerpen’. Via de Wet Openbaarheid van Bestuur (WOB) kregen we dat verslag wel in handen. Zij het wel dat grote delen van de tekst zwart waren gelakt, evenals de meeste foto’s, want we mochten niet weten wie de bijeenkomst hadden bijgewoond. Een presentielijst werd niet verstrekt.

Dankzij de stad Antwerpen en een bron in de haven van Rotterdam wisten we toch de hand te leggen op het integrale verslag. Daardoor weten we dat het alarmisme van de burgemeesters wordt gedeeld door de topmannen van beide havens, Alllard Castelein van Rotterdam en Jacques Vandermeiren van Antwerpen. Beiden menen dat de situatie rondom drugscriminaliteit in hun haven “zeer ernstig” is en “feitelijk nog verslechtert”. Castelein roept op: “We moeten vandaag samen zeggen: tot hier en niet verder.”

zwart gemaakt rapport

Meer coke onderschept

De situatie verslechtert volgens de CEO’s van de Havenbedrijven Rotterdam en Antwerpen. Wat betekent dat? Wat is er bekend over de omvang van de drugssmokkel in de havens?

De totale aanvoer van coke naar Europa is een dark number

Als we alleen kijken naar cocaïne, veruit het meest aangetroffen verdovende middel bij drugsvangsten in de havens, zien we een sterke stijging van de onderschepte hoeveelheid. In beide havens gaat het grofweg om een vertienvoudiging in evenveel jaar, met een versnelling in de laatste vijf jaar. Daaruit zou je de conclusie kunnen trekken dat Rotterdam en Antwerpen worden overspoeld en de toestand inderdaad verslechtert. Maar stel dat de aanvoer van cocaïne ongeveer gelijk blijft, en dat de opsporingsdiensten erin slagen er meer partijen tussenuit te halen. Is er dan niet juist sprake van een verbetering?

Het punt is dat niemand het precies weet. Er is geen zicht op de hoeveelheid coke die de horden in de havens ongezien neemt. De totale aanvoer van coke naar Europa is een dark number. Er zijn alleen schattingen, en observaties als deze: dat de straatwaarde van cocaïne niet stijgt, ondanks dat de vangsten groter worden. Dat duidt niet op schaarste.

Er bestaat duidelijk een samenhang tussen de stijging van de productie, het gebruik en dus ook van de smokkel van cocaïne wereldwijd. Volgens Jan Janse, hoofd van de Zeehavenpolitie in Rotterdam, lopen de rapporten die verschillende instanties over de productie en handel uitbrengen, tegenwoordig niet ver meer uit elkaar. Tel daarbij op de cijfers over de inbeslagnames in Rotterdam en Antwerpen, plus wat er in Zuid-Amerika zelf al voor deze bestemmingshavens al is onderschept: vorig jaar zo’n 150.000 kilo.

“We durven nu te zeggen dat we op zijn minst 10% van de voor Europa bestemde cocaïne pakken. Mogelijk komen we al in de buurt komt van 20%. Dat is niet zo slecht als we lange tijd dachten, maar er is ook nog wel een wereld te winnen”, zegt Janse.

onderschepte coke antwerpen Rotterdam
Antwerpen onderschept structureel meer cocaïne dan Rotterdam (© Mat Zwart)

Het valt op dat de hoeveelheid onderschepte cocaïne in Antwerpen structureel hoger ligt dan in Rotterdam. Nochtans is de distributie van cocaïne over Europa voor het grootste deel in handen in van Nederlandse criminele bendes. Politie en justitie in België vermoeden dat tot 80% van de coke die Antwerpen binnenkomt linea recta doorgaat naar de noorderburen. Het overwicht van Antwerpen in de inbeslagnames kan te maken hebben met het feit dat daar meer diensten van rederijen uit Zuid-Amerika aankomen, waar de drugs vandaan komen. Ook overvleugelt Antwerpen Rotterdam als fruithaven, een geliefde goederensoorten om coke tussen te verstoppen.

Wellicht bestaat ook de indruk bij de Nederlandse criminelen dat de controles in de Scheldehaven toch minder effectief zijn. Een functionaris van het VN-bureau voor drugs en criminaliteit (UNODC), de Belg Bob Van den Berghe, zei drie jaar geleden tegen het Vlaamse vakblad Flows dat het grote verschil is dat Rotterdam containerscanners in gebruik heeft, en Antwerpen destijds nog niet. Inmiddels gebruikt Antwerpen die techniek ook om de inhoud van containers te controleren.

Wetenschappers hebben raad

In wetenschappelijke literatuur wordt vaak het beeld gebruikt dat de havens van Rotterdam en Antwerpen communicerende vaten zijn. Wordt de ene haven strenger, dan verschuift het probleem naar de andere haven. Daarnaast gaat het grootste deel van de geïmporteerde cocaïne vanuit Antwerpen richting Nederland en komen de meeste opdrachtgevers voor de import via de Antwerpse haven ook uit Nederland. Wetenschappers pleiten daarom vaak voor gestructureerde samenwerkingsverbanden met Nederland en de buurlanden.

Vaak terugkerende knelpunten zijn een gebrek aan regie, bestaande samenwerkingen die soms ad hoc of te operationeel zijn, gebrekkige informatie-uitwisseling, gebrek aan capaciteit en cultuurverschillen. Ook dat er te weinig urgentie is bij alle betrokkenen, en het bestaan van juridische barrières, zijn vaak aangehaalde problemen.

Onderzoek van onder anderen de Amsterdamse professor Yarin Eski en de Gentse professor Marleen Easton toonde hoe vertrouwen tussen actoren een cruciaal ingrediënt is om informatie te delen en waardevolle partnerschappen op te bouwen. Dat vertrouwen kreeg de afgelopen jaren een flinke knauw toen bleek dat de onderwereld tentakels heeft in de havenwereld, overheidsadministraties en het gerecht. In beide havensteden werden corrupte douaniers veroordeeld en het recente Sky ECC-onderzoek leidde tot de aanhouding van medewerkers op het parket, advocatuur, havenbedrijf, politie en douane.

Bovendien wordt best ook de communicatie en samenwerking opgevoerd met andere havens, zoals de havens van Gent en Vlissingen, maar ook jacht- en plezierhavens, en andere invoerpoorten zoals luchthavens, merkt professor Charlotte Colman op in haar publicatie Naar een geïntegreerde aanpak van de invoer en doorvoer van cocaïne via de haven van Antwerpen.

Lieselot Bisschop van de Erasmus Universiteit beaamt dat. “Heel veel van de initiatieven hebben enkel zin als je met de grote havens in de delta samenwerkt, met onder meer de havens van Vlissingen of Hamburg. Als je echt een effect wil hebben, dan moet je ze allemaal meenemen. Als je het overal strenger maakt, dan duw je net dieper. Rotterdam, Antwerpen en Hamburg zijn zo belangrijk omdat andere havens niet zomaar kunnen overnemen."

Wetenschappers pleiten daarnaast voor meer samenwerking met de bronlanden. “De hele riolering is verstopt en Rotterdam en Antwerpen zijn de afvoerputjes”, zegt journalist en antropoloog Teun Voeten. “Die kan je wel schoonmaken, maar het hele systeem begint al in Latijns-Amerika en bij internationale criminele syndicaten.”

Wat zeggen wetenschappers?

Criminologen in Vlaanderen en Nederland voeren al meer dan een decennium onderzoek naar havengerelateerde criminaliteit en hoe die best aangepakt wordt. Hun bevindingen sijpelen amper door naar het brede publiek. Lees onderaan dit artikel meer over wat zij vaststellen en adviseren.

Steden blijven niet bij de pakken zitten

Antwerpen en Rotterdam proberen uiteraard ook los van elkaar de drugscriminaliteit de kop in te drukken. Beide hebben daarvoor langer lopende programma’s: Rotterdam zijn Uitvoeringsagenda en voor Antwerpen is er het Stroomplan.

Burgemeester Aboutaleb is overtuigd van de ondermijnende werking van drugscriminaliteit. Terwijl wij investeren in onderwijs, zegt hij, horen jongetjes op straat dat het meer loont om pakketjes rond te graan brengen. Hij lijkt het tot een persoonlijke missie te hebben gemaakt om het gevecht ertegen aan te gaan. Maar, zegt hij ook, “ik ben geen sheriff met een bonnenboekje en een wapen. Ik zet maar één kwaliteit in en dat is het gezag van de burgemeester.”

Oftewel: de burgemeester is afhankelijk van anderen, Rotterdam kan het niet alleen. Dat is dan ook de insteek van de Rotterdamse aanpak, opgesteld in mei 2019 na publicatie van het rapport ‘Drugscriminaliteit in de haven: aard en aanpak van het fenomeen’ van de Erasmus Universiteit. Het plan heeft drie ‘speerpunten’, zoals het in beleidsjargon heet: de aanpak van criminelen door hogere straffen en het afpakken van crimineel vermogen, de barrières in de haven verhogen om drugs tegen te houden, en een internationaal offensief, zowel in Europa als in de landen van herkomst.

In september 2019 reisde burgemeester Aboutaleb af naar ‘narcostaat’ Colombia om dat laatste streven kracht bij te zetten. Na terugkeer pleit hij er bij minister Grapperhaus voor om daar mensen te stationeren. “Laten we de handen ineen slaan met Colombia en alles op alles zetten om te voorkomen dat de cocaïne ons land binnenkomt”, schrijft hij. Maar zijn brief heeft ook een ander doel: de minister ertoe te bewegen zich achter de Rotterdamse Uitvoeringsagenda te scharen. Niet alleen omdat de nationale overheid gaat over het verhogen van straffen of het versterken van internationale samenwerking, maar ook omdat de Rotterdamse plannen geld kosten. Veel geld: enkele tientallen miljoenen euro’s.

De Belgische federale regering lanceerde na jarenlang aandringen van de federale gerechtelijke politie begin 2018 het Stroomplan. Alle diensten die op één of andere manier tegen drugshandel streden, moesten voortaan gecoördineerd samenwerken. Het plan had twee doelen. Ten eerste moest de invoer en doorvoer van cocaïne teruggedrongen worden. Daarnaast richtte de overheid zich op de ‘secundaire criminaliteitsfenomenen’ die gelinkt zijn aan de cocaïnehandel. Het KALI-team, een samenwerking tussen politiediensten, douane en sociale inspectie, moet de ondermijnende criminaliteit bestrijden van onder meer witwas via vastgoed of horeca.

In maart 2019 werd het Stroomplan geëvalueerd. Onderzoekers van de UGent lijstten een reeks wettelijke obstakels op. Er bleek ook nood aan meer mensen en middelen om de ambities waar te maken. Uit de evaluatie kwam bovendien een probleem bij het KALI-team aan bod: het integriteits- en anticorruptiebeleid werd geruisloos stopgezet.

Stroomplan XXL (op komst)

Bij het aantreden van de nieuwe federale regering, verklaarde minister van Justitie Vincent Van Quickenborne (Open Vld) dat er een Stroomplan XXL komt, met meer politiespeurders en extra capaciteit en materiaal voor de douanediensten om verdachte containers te controleren. Dat plan wordt binnenkort verwacht, al zijn ondertussen al enkele inspanningen ondernomen.

Het aangekondigde Stroomplan XXL moet zorgen voor meer politiespeurders en extra capaciteit en materiaal voor de douanediensten om verdachte containers te controleren

Sinds 1 juli wordt het al moeilijker om containers op te halen of te leveren. Dat komt omdat de pincode die chauffeurs toelating geeft om containers te verplaatsen, stapsgewijs vervangen wordt door een identiteitscontrole met vingerafdruk, net als in Rotterdam overigens. Op de rest van het plan is het nog wachten.

De nieuwe regering loste nog een knelpunt uit de evaluatie van het Stroomplan op. Het parket van Antwerpen kreeg dit voorjaar de bevoegdheid om ook onderzoeken te voeren in de Waaslandhaven. Dat is het deel van de Antwerpse haven dat op Oost-Vlaams grondgebied ligt.

De private havenbedrijven en beroepsorganisaties zijn al van bij de start betrokken bij het Stroomplan. Sinds 2018 sensibiliseren CEPA (de werkgeversorganisatie van de goederenbehandelaars en hun havenarbeiders) en Alfaport-VOKA (de werkgeversorganisatie van havenondernemingen en -beroepsverenigingen uit de Antwerpse haven) actiever dan ooit. Ze richtten onder meer het anonieme meldpunt www.onzehavensdrugsvrij.be op en geven tips aan onder meer bedienden, arbeiders, scheepsagenten, bewakers en reders om verdachte handelingen op te merken. Afgelopen zomer lanceerde CEPA het sensibiliseringsfilmpje Hey, wil je snel wat bijverdienen om havenmedewerkers weerbaar te maken tegen de lokroep van grof drugsgeld.

Cultuur van afkeuring

Ondertussen kan ook meer aan bewustwording gewerkt worden bij de havenarbeiders zelf. In Antwerpen zet CEPA daar samen met het Havenbedrijf op in, met steun van de federale gerechtelijke politie.

In Rotterdam gaan gelijkaardige initiatieven door. In onder meer het programma Integere Haven werken publieke en private actoren samen aan het bevorderen van integriteit en veiligheid van de haven. Het Platform Criminaliteitsbeheersing Rotterdam-Rijnmond en het Information Sharing Centre, waarin terminaluitbaters, havenpolitie en douane informatie delen, zijn andere voorbeelden van publiek-private samenwerking. Belangrijk is ook het ‘ogen en oren’-convenant dat de Zeehavenpolitie sloot met Rotterdamse roeiers.

Vijf professoren stellen in het artikel Scheldestad of Manhattan aan de Maas dat in Rotterdam “een cultuur van gedogen van niet-integer gedrag door private en publieke actoren plaatsmaakt voor een cultuur van afkeuring van dergelijk gedrag en een toenemend bewustzijn dat deze georganiseerde criminaliteit een bedreiging kan vormen voor hun eigen veiligheid”.

Het is daarom ook zaak om elkaar te kennen. Betrokkenen uit de sector stellen daarom voor om op korte termijn goede netwerkkaarten te maken met daarop ‘wie waar werkt’ in de havens. Ze stellen voor dat databanken met gegevens over bedrijven en de personen die erachter schuilgaan gekoppeld worden met andere relevante informatie bij toezichthouders die mogelijk op crimineel gedrag kan wijzen. Private bedrijven zouden hun informatiesystemen ook op elkaar kunnen afstemmen, om de informatiedoorstroming te verbeteren, wat nu niet het geval is.

Samenwerken loont, informatie-uitwisseling stokt

Zoals hierboven beschreven ligt nauwe samenwerking en informatie-uitwisseling tussen toezichthouders voor de hand, en daar wordt ook naar gestreefd. Toch gaat het soms gruwelijk mis. Zo stond in 2016 in Nederland een aantal verdachten terecht dat was betrokken bij de smokkel van 300 kilo cocaïne in een container op het schip MSC Geneva. Dat schip kwam in december 2013 aan in Rotterdam zonder dat het de corrupte douanier Gerrit Groenheide was gelukt de container vrij te geven. Tijdens de behandeling van de zaak voor de rechter blijkt dat voor die zelfde partij van 300 kilo in België al een aantal mannen is veroordeeld, zonder dat justitie in Nederland hiervan op de hoogte was. Dat is op zich al vreemd, maar nog vreemder is dat bij het onderzoek op Belgisch verzoek Nederlandse rechercheurs waren betrokken. (Jan Meeus, De Schiedamse cocaïnemaffia, pag. 200-202). Hier werd duidelijk langs elkaar heen gewerkt.

Jan Janse (Zeehavenpolitie): 'De wil is aanwezig om problemen aan te pakken, zowel in de haven van Rotterdam als die van Antwerpen'

Het is een voorbeeld dat het beeld bevestigt dat ook het rapport van de Erasmus Universiteit schetst: dat de informatie-uitwisseling tussen toezichthouders hapert. Niet alleen bij justitie, ook bij politie en douane. Dat zien die diensten zelf ook, zo staat in het rapport: “Respondenten bij de douane en de politie geven aan dat er vandaag onvoldoende informatie uitgewisseld wordt over drugscriminaliteit tussen diverse overheidsdiensten in de haven.”

Hetzelfde rapport is terughoudend over het belang en de mogelijkheden tot internationale samenwerking: in theorie vanzelfsprekend, maar in de praktijk lastig omdat het aan de soevereiniteit van staten raakt. Toch is de conclusie van het rapport dat “de internationale samenwerking in de aanpak van drugscriminaliteit binnen het Nederlandse taalgebied (Rotterdam-Antwerpen) wel relatief goed georganiseerd lijkt”.

Jan Janse van de Zeehavenpolitie zegt desgevraagd dat de operationele samenwerking “sinds jaar en dag perfect” is. “Er zijn regelmatig overleggen over individuele onderzoeken, ook structureel. Er zijn afspraken tussen de landelijke eenheid en Antwerpen over hoe wordt geopereerd, eigenlijk alsof we één land zijn. Grenzen spelen niet of nauwelijks.”

Dit is ondanks de cultuurverschillen die Janse wel ziet. “Ik vind dat we daar soms te veel een issue van maken, van dat samenwerken. Ik werk nu 42 jaar bij deze baas, ik kan redelijk inschatten of samenwerken alleen beleden wordt met de mond, of dat intrinsiek de wil aanwezig is om problemen aan te pakken. Dat laatste is het geval in zowel de haven van Rotterdam als die van Antwerpen.”

Intentieverklaring verwaterd

De samenwerking tussen beide havensteden gaat al ver terug en beperkt zich niet tot criminaliteitsbestrijding. Eind 2008 al sloten ze een intentieverklaring voor culturele samenwerking en die werd in 2014 hernieuwd. Daarbij werd een wederzijds engagement geuit “om ervaringen, kennis en methodieken op het gebied van de integrale en geïntegreerde aanpak van de criminaliteit in de havens met elkaar te delen”. Er werd ook afgesproken om kennis en informatie uit te wisselen over bestuurlijke controle- en handhavingsmethodieken om de leefbaarheid in de steden te vergroten. Er is voorts ook sprake van het eventueel grensoverschrijdend toepassen van controle- en handhavingsmethodieken “rekening houdend met de wettelijke bevoegdheden van de lokale overheid en de lokale noden”.

Vanaf 2015 leveren ze jaarlijks een gezamenlijk af en tweejaarlijks houden de steden een bestuurlijke topontmoeting. De evaluaties, opgevraagd via de wetgeving openbaarheid van bestuur, leren dat er weinig over havenveiligheid werd gesproken. De laatste evaluatie dateert ook al van 2017. Wel organiseerden het Havenbedrijf Antwerpen en de lokale politie minstens in de evaluatiejaren studiedagen over veiligheid in de haven, waaraan ook Rotterdam deelnam en onderwerpen zoals de wet Bibob (integriteitsbeoordelingen openbaar bestuur) en het RIEC en LIEC (Regionaal/Landelijk Informatie en Expertise Centrum) aan bod kwamen.

In 2019 werd de samenwerking hernieuwd. De gezamenlijke aanpak van drugscriminaliteit wordt vaag omschreven: “Beide steden spelen in op actuele veiligheidsrisico’s door kennis en informatie uit te wisselen op het vlak van criminaliteits- en drugspreventie. Er is speciaal aandacht voor veiligheid in de haven, waar de wereldhavens van Antwerpen en Rotterdam soortgelijke uitdagingen hebben en coördinatie op dit domein een belangrijk speerpunt is om tot successen te komen.”

De twee steden inspireerden elkaar. Voor de oprichting van het KALI-team bijvoorbeeld putte Antwerpen inspiratie uit de werking van het Rotterdamse HARC-team.

Het Antwerpse parket, dat sinds maart 2019 zowel het havenonderzoek op Antwerps als Oost-Vlaamse bodem voer, kondigde daarvoor aan dat het inzet op onderzoek naar internationale drugshandel en gerelateerde geweldcriminaliteit, buitgerichte recherche en het verlenen van medewerking aan bestuurlijke handhaving.

Strategisch slimmer

Er wordt nog steeds verder gewerkt aan meer internationale samenwerking, zo is te horen bij de federale gerechtelijke politie in Antwerpen. “Een Group of Trust werd opgestart, waarmee we een samenwerking proberen op te zetten met de onderzoekende en controlerende overheidsdiensten in de havens van Antwerpen, Rotterdam, Vlissingen, Hamburg en Bremerhaven. Dit heeft als doelstelling om een operationeel netwerk uit te bouwen, maar ook om expertise en ervaringen uit te wisselen om een eventueel ‘waterbedeffect’ tegen te gaan of tijdig te kunnen detecteren.”

Los daarvan werden er voorlopig geen nieuwe projecten opgestart. De Covid-19-pandemie maakte dat immers praktisch zeer moeilijk, en vanwege de nodige inzet op onder andere het SKY-dossier was dit ook niet haalbaar, klinkt het.

De federale gerechtelijke politie Antwerpen geeft aan dat er de voorbije twee jaar vooral gewerkt werkt rond sensibilisering en strategisch slimmer worden. Daarnaast ontwikkelde de federale gerechtelijke politie een ‘intelligence led’ methodiek. Bij die ‘informatiegestuurde politiezorg’ liggen inlichtingen aan de basis van acties, niet omgekeerd. “Dat betekent dat we er de ‘rotte appels’ heel gericht gaan uithalen op basis van concrete data. Daarenboven tracht men ook continu strategisch ‘slimmer’ te worden, meer inzicht te verwerven in het criminele proces, met als doel hierin zwaktes te detecteren en deze te doen ombuigen in een operationeel voordeel.”

Bedrijfsleven trekt ten strijde…

Mocht de strijd tegen drugssmokkel in de havens alleen een strijd van de autoriteiten zijn, dan is die bij voorbaat tot mislukken gedoemd. Het is op de schepen van de rederijen, in de containers van verladers en expediteurs en op de terminals van de stuwadoors dat de verboden middelen de havens binnenkomen. Ook bij de ondernemingen ligt dan ook een verantwoordelijkheid om maatregelen te nemen om het de criminelen zo moeilijk mogelijk te maken. Maar hoe ver moet die gaan?

Havenlogistiek is een complex proces waarin veel verschillende partijen elk hun eigen rol hebben. Criminelen maken gebruik van de zwakke plekken in dat proces, door bijvoorbeeld medewerkers van de rederijen om te kopen, of door pasjes van terminalpersoneel te ‘lenen’. Bedrijven moeten dat soort gaten zelf dichten.

Toch is er een zekere neiging tot wegkijken. Een rederij hoeft er zelf geen last van te hebben als er in een container op haar schip cocaïne verstopt zit. Die komt meestal pas later in het logistieke traject te voorschijn, ergens aan land. Stuwadoors merken er niets van als een drugscontainer geruisloos de terminal passeert. Investeren in beveiliging levert de bedrijven zelf weinig op, het kost alleen maar geld. Het enthousiasme daarvoor is daarom niet groot, en al helemaal niet als de concurrentie niet meedoet.

… onder dwang

Dat kan veranderen door zachte of harde dwang van boven. Twee jaar geleden werd tijdens een tussenstop in Philadelphia in de VS 18 ton cocaïne gevonden op het containerschip MSC Gayane dat uit Peru kwam en op weg was naar Rotterdam. De bemanning bleek betrokken bij de smokkel en het schip werd aan de ketting gelegd. Rederij MSC moest een borg van 50 miljoen dollar betalen om het vrij te krijgen.

Yann Pauwels (CEPA/Alfaport): 'De cijfers van tonnages die binnenkomen en de criminaliteit die er is, zijn maatschappelijk niet aanvaardbaar, dus dat betekent dat we beter moeten doen'

Door dure incidenten als deze geraakte het bedrijfsleven er meer van doordrongen dat het zijn rol heeft te spelen. “Tot voor enkele jaren geleden behoorde dit niet tot de prioriteiten van de directies van bedrijven in de haven. Nu is het chefsache”, zegt Bas Janssen, directeur van de Rotterdamse havenondernemingsvereniging Deltalinqs. Want er staat wel degelijk iets op het spel: ten eerste de reputatieschade als je als bedrijf betrokken raakt bij criminaliteit - je goede naam en faam - en ten tweede de bescherming van je personeel tegen ronselpraktijken van criminelen. “Je wilt een werkgever zijn waar het personeel goed en veilig kan werken. Als dat niet het geval is, heb je als bedrijf een probleem.”

Janssen was aanwezig op de conferentie in 2019 in Rotterdam. Dat geldt ook voor zijn collega Yann Pauwels, die namens CEPA/Alfaport-VOKA de private havengemeenschap uit Antwerpen vertegenwoordigde. Daar ziet Pauwels dezelfde aandacht. “De cijfers van tonnages die binnenkomen en de criminaliteit die er is, zijn maatschappelijk niet aanvaardbaar, dus dat betekent dat we beter moeten doen. Ik merk wel in contacten met de havenautoriteiten, de gemeenten en de politie dat er een dynamiek is. We zitten niet in een stadium waar we een sense of urgency moeten creëren of waar we voor dovemansoren spreken.”

Sinds de bijeenkomst in Rotterdam hebben de twee verenigingen ook rond dit thema meer contact, zeggen ze. Daarbij staat voor beide voorop dat samenwerking op integriteit de commerciële concurrentie niet in de weg mag staan. “Antwerpen is onze grootste concurrent, laat dat vooral duidelijk zijn en blijven”, zegt Janssen. “Op het punt van de overslag moet Rotterdam het gewoon beter doen. Maar met criminaliteitsbestrijding moeten we geen wedstrijdje willen spelen.”

In de praktijk komt dat neer op het delen van ervaringen, met campagnes om bedrijven en hun medewerkers te wijzen op de gevaren als ze zich inlaten met criminelen. Vaak zijn dat initiatieven met de twee Havenbedrijven en de controlerende instanties samen, zoals rotterdamsehavenveiligehaven.nl en onzehavendrugsvrij.be, die tevens fungeren als meldpunten voor verdachte omstandigheden. Ook wordt informatie uitgewisseld over zwakke plekken in de logistiek waar beide havens mee te maken hebben, en over het gebruik van biometrische technieken om havenwerkers te onderscheiden van indringers.

Rol van overheid

Toch zien Janssen en Pauwels een grens aan wat van het bedrijfsleven gevraagd kan worden. “Er zijn meer rollen weggelegd voor de publieke dan voor de private havengemeenschap bij de aanpak van criminaliteit. Wat daar onder de motorkap gebeurt, weten wij ook niet altijd”, zegt Pauwels. Ook Janssen wijst op gescheiden verantwoordelijkheden. “Bedrijven zijn er niet voor om verdachten op te sporen en voor te geleiden. We moeten niet naar een situatie, en daar zie je het wel een beetje naartoe bewegen, dat op een vrij gemakkelijke manier verantwoordelijkheid wordt neergelegd bij het bedrijfsleven.”

Bas Janssen (Deltalinqs): 'Zelfs al sluiten we de havens, dan komt de drugs linksom of rechtsom op een ander manier binnen'

Zowel Pauwels als Janssen wil er voor waken dat de concurrentieverhoudingen door nationale maatregelen worden verstoord. Het zou oneerlijk zijn, maar ook niets oplossen, zegt Pauwels. “Duw je hard in Antwerpen, dan verschuift het probleem naar andere havens.” Net als water zoekt cocaïne de makkelijkste weg om binnen te dringen, merkt Janssen op. “Ik ben groot voorstander van een Noordwest-Europese aanpak. Dat is van groot belang, anders lekt het weg. Maar dan nog: sluiten we de havens, dan komt het linksom of rechtsom op een ander manier binnen. Het blijft dweilen met de kraan open zolang het voor grote delen van de maatschappij aanvaardbaar is dat er wordt gesnoven en geslikt”, zegt Janssen.

Behalve voor de private partijen in de havens weegt concurrentie ook zwaar door in de publieke zaak, zij het op een andere manier. Want waarom leggen de overheden de bedrijven het vuur niet nader aan de schenen? Omdat zij vrij zijn om met hun activiteiten en vestigingen te gaan en te staan waar zij willen. Burgemeester Aboutaleb noemt als een van de grootste lacunes in de samenwerking dat er niet wordt opgetreden tegen rederijen uit angst dat schepen hun bestemming zullen aanpassen. “Een Europese benadering zou sancties tegen de rederijen moeten harmoniseren om te voorkomen dat havens tegen elkaar worden uitgespeeld.”

Wat met de grote woorden?

Strijdvaardig klonken ze, de burgemeesters Aboutaleb en De Wever op die zomerdag in 2019 in de Kuip. Het was samenwerken of falen, dus het moest samenwerken worden. Maar wat heeft dat voornemen concreet voortgebracht? Is er inderdaad meer samenwerking tot stand gekomen? Wij vroegen het zowel de burgemeester van Antwerpen als van Rotterdam. De eerste wilde niet aan dit artikel meewerken, de tweede antwoordde via een woordvoeder op schriftelijke vragen.

Een voorbeeld: Aboutaleb opperde op de bijeenkomst een studie naar de opzet van "een gezamenlijk lichaam, een Belgisch-Nederlandse autoriteit”. Wat is er van dit concrete voorstel terechtgekomen? Het antwoord is duidelijk: het was een suggestie, outside of the box, maar is “niet opgepakt als concreet punt”. Het gaat om verbetering van de samenwerking, niet om het oprichten van een instantie an sich. Op de vraag of de burgemeester hier nog steeds voorstander van is: “Bij het nemen van maatregelen zal in zijn algemeenheid altijd de afweging plaatsvinden wat de realisatie van een dergelijke maatregel vereist aan inzet en wat de uiteindelijke meerwaarde is. Deze suggestie is niet verder uitgewerkt, dus het is niet mogelijk om hier een gefundeerde uitspraak over te doen.”

Zelf wekt de gemeente Rotterdam de indruk dat er weinig vorderingen zijn gemaakt. In de laatste rapportage over de Uitvoeringsagenda aan de gemeenteraad (jaarverslag ondermijnende criminaliteit en bestuurlijke handhaving 2020) van april 2021 ontbreekt elke verwijzing naar samenwerking met Antwerpen of andere Europese havensteden, ondanks het ‘speerpunt’ internationaal offensief.

Toch stelt de gemeente Rotterdam in antwoord op onze vragen dat de samenwerking zich “in positieve zin” ontwikkelt, met aangehaalde contacten tussen verschillende partijen in beide havensteden, ondanks de coronacrisis als belemmerende factor. Zo zijn de gemeente, Douane, politie en Havenbedrijf betrokken bij de inhoudelijke voorbereiding van een vervolgconferentie die oorspronkelijk dit jaar door Antwerpen zou worden georganiseerd, maar vanwege Covid-19 is uitgesteld naar 2022.

Ondanks de lobby bij de bevoegde minister en diens uitgesproken morele steun krijgt Rotterdam voor zijn inzet geen financiële steun van het Rijk

Voor internationale samenwerking op nationaal niveau verwijst de gemeente door naar het ministerie van Justitie & Veiligheid. Minister Grapperhaus stuurde onlangs (10 juni 2021) nog een brief naar de Tweede Kamer waarin hij een overzicht geeft van de maatregelen die hij neemt en heeft genomen om de drugscriminaliteit te beteugelen. Momenteel werkt hij aan een integraal plan voor de versterking van de beveiliging van toegangspoorten om georganiseerde ondermijnende criminaliteit tegen te gaan. Internationale samenwerking is daar onderdeel van, waarbij de minister België en Duitsland en hun havens met name noemt. Mooi nieuwtje voor burgemeester Aboutaleb in de brief is dat de Douane vier mensen erbij krijgt om verbindingsofficieren voor de drugsbestrijding in Midden- en Zuid-Amerika aan te stellen.

In mei had Grapperhaus de Kamer al geïnformeerd over het extra geld dat hij beschikbaar stelt voor de aanpak van criminaliteit op de logistieke knooppunten: 2 miljoen euro voor Schiphol en 5 miljoen voor de Rotterdamse haven. Eenmalig. Terwijl er voor de Uitvoeringsagenda van Rotterdam 33 miljoen euro nodig is. Per jaar.

De conclusie is hard: ondanks de lobby die bij de minister is gevoerd en ondanks diens uitgesproken morele steun in het Feyenoord-stadion, krijgt Rotterdam voor zijn inzet geen financiële steun van het Rijk.

Hetzelfde klinkt in Antwerpen. Begin juni nog herhaalde Bart De Wever zijn oproep om meer te investeren in de federale gerechtelijke politie. Ook de fiscus moet meer een crime fighter worden, klonk het in de media.

Aboutaleb en De Wever

Inmiddels is er bij beide burgemeesters enig realisme ingedaald, na de wellicht wat overmoedige woorden aan het begin van hun samenwerking. Beiden lijken er van doordrongen dat Rotterdam en Antwerpen tegen grenzen aanlopen, het niet alleen kunnen, en zelfs niet samen. Het lukt niet als hun gezamenlijke streven niet is ingebed in een nationaal en internationale aanpak.

De Wever heeft zich bij tijd en wijle zelfs somber getoond over zijn strijd tegen de drugscriminaliteit. Hij heeft zichzelf iets aangedaan door zich het drugsprobleem aan te trekken, zegt hij in het boek Nederland Drugsland van Pieter Tops en Jan Tromp. Hij verklaart elke illusie verloren te hebben het ooit gedaan te krijgen. Legaliseren zou dan een uitweg kunnen zijn. “Het kan zijn dat je moet vaststellen dat we dit niet aankunnen. Dan moet je het opgeven, hè. Het is een optie die men onder ogen moet durven zien. De strijd tegen alcohol en nicotine is ook opgegeven.” Na publicatie van het boek liet De Wever weten ‘selectief’ te zijn geciteerd en nog steeds tegen legalisering te zijn.

Voor Aboutaleb is opgeven niet aan de orde, laat hij in een reactie via zijn woordvoerder weten. “Het feit blijft dat ondermijnende drugscriminaliteit nooit gereduceerd kan worden tot nul. Bewoners in de verschillende Rotterdamse wijken te beschermen tegen de verwoestende invloeden hiervan, blijft te allen tijde een belangrijk uitgangspunt om te blijven optreden. Opgeven is in die zin nimmer een optie.”

Wat zeggen wetenschappers?

Criminologen in Vlaanderen en Nederland voeren al meer dan een decennium onderzoek naar havengerelateerde criminaliteit en hoe die best aangepakt wordt. Hun bevindingen sijpelen amper door naar het brede publiek, in tegenstelling tot de ruime aandacht voor ‘kerels en kilo’s‘. Professor bestuurskunde Marleen Easton (UGent) wijst erop dat er binnen de criminologie en politieliteratuur weinig onderzoek is gedaan over de manier waarop veiligheidsnetwerken functioneren. Ook de samenwerking tussen de Antwerpse en Rotterdamse havens en steden is weinig onderzocht.

Het Nederlandse en Belgische beleid tegen drugscriminaliteit zou het hoofd moeten bieden aan een complex en gelaagd veiligheidsprobleem, met zowel lokale, nationale als internationale dimensies, en dat maakt het natuurlijk moeilijk. Dat benadrukken professoren Charlotte Colman en Jelle Janssens, en onderzoeker Laurens Brusselmans (UGent) in hun evaluatie van het Belgische Stroomplan. “De locaties waarop ingegrepen dient te worden variëren sterk: van de stad Antwerpen, de bredere regio die met de gevolgen van de cocaïnehandel worden geconfronteerd, tot de internationale context waarbij een samenleving met onder meer de Nederlandse autoriteiten en havens genoodzaakt is, maar ook afspraken met bronlanden in Latijns-Amerika”, schrijven de onderzoekers. Het spreekt voor zich dat die analyse ook voor Rotterdam geldt.

Nederland is een belangrijke partner in de bestrijding van drugscriminaliteit, onderstreepten de professoren die het Stroomplan evalueerden. Ze wijzen er nogmaals op dat de havens van Rotterdam en Antwerpen gezien worden als communicerende vaten: wordt de ene haven strenger, dan verschuift het probleem naar de andere haven. Daarnaast gaat het grootste deel van de geïmporteerde cocaïne vanuit Antwerpen richting Nederland en de meeste opdrachtgevers voor de import via de Antwerpse haven komen ook uit Nederland. Ze pleiten daarom voor gestructureerde samenwerkingsverbanden met Nederland en de buurlanden.

Uit onderzoek naar de samenwerkingen tussen de twee landen (en havens) die er wel zijn, blijkt vaak een gebrek aan regie.

Knelpunten?

“Onderzoek uit 2018 toonde al aan dat informatie-uitwisseling over de aanpak van georganiseerde misdaad ook tussen overheidsorganisaties binnen een land niet altijd goed verloopt”, schrijven vijf professoren in het artikel Scheldestad of Manhattan aan de Maas in het Tijdschrift voor Criminologie. “Maar ook binnen een relatief beperkt geografisch gebied als de Rotterdamse of Antwerpse haven laat de informatiedeling te wensen over.”

Toch zijn er de laatste twintig jaar wel belangrijke stappen gezet, zoals de oprichting van het Regionaal Expertise en Informatie Centrum (RIEC) in Rotterdam. Daar wordt informatie uit verschillende bronnen uitgewisseld.

De wetenschappers zijn er niet meteen uit of de moeizame informatiedeling komt door beperkingen in de privacywetgeving, een gebrekkige analyse van gegevens waardoor ‘niets’ te delen valt of een geringe bereidwilligheid op het terrein.

De samenwerking over de landsgrenzen tussen havenpolitie en justitie is soms succesvol, maar nog vooral operationeel ingevuld, lezen we in het verslag van de werkconferentie in de Kuip in juli 2019. De aanpak bij incidenten en de projectmatige samenwerkingen werden toen als positief ervaren, maar er is onvoldoende aansluiting tussen operationeel (onderzoeken), tactisch (actieplannen) en strategisch (strafrechtelijk beleid) werk, zo klonk het toen. “Vaak is er een strategisch plan zonder link naar de uitvoering of is men te operationeel ‘op een eilandje’ bezig, zonder sturing van bovenaf.”

Volgens deelnemers aan de werkconferentie heeft de drugsproblematiek een te lage prioriteit voor samenleving en politie. Er wordt te weinig geld en capaciteit vrijgemaakt, klinkt het. “De urgentie is maatschappelijk laat doorgedrongen”, erkende de Nederlandse minister Grapperhaus in de Kuip. Tegelijk haalde hij uit naar de consumenten. “Naast verslaving aan de zelfkant, is het recreatieve druggebruik een groot probleem. (…) We moeten de normalisering van drugs een halt toeroepen.”

Dat laatste is ook een nagel waar journalist en antropoloog Teun Voeten op klopt. “Als je het drugsprobleem wil aanpakken moet je ook iets doen aan de vraag en de consumptie terugdringen”, zegt hij. “Het kan natuurlijk niet zo zijn dat de autoriteiten van Rotterdam en Antwerpen met man en macht samenwerken om te proberen om de coketransporten tegen te houden en iedereen in Amsterdam, de Zuid-as en Antwerpen maar vrolijk doorsnuift.”

Tegelijk hebben politici, veiligheidsdiensten en havenbedrijven ook niet altijd dezelfde kijk op veiligheid en ondermijning van drugscriminaliteit, zo blijkt uit het verslag van de werkconferentie in De Kuip.

Betrokkenen spreken ook over juridische barrières. Zo is er een mismatch tussen bestuursrecht en het strafrechtelijke traject. Bestuurlijk neemt Antwerpen steeds meer initiatieven om ondermijnende criminaliteit aan te pakken. Antwerpen nam het concept van de ‘stadsmariniers’ uit Rotterdam over om meer informatie uit de wijken te verzamelen. Daarnaast wordt bestuurlijk opgetreden door bijvoorbeeld horecazaken en andere handelspanden te sluiten waar gedeald worden.

De mogelijkheden voor bestuurlijke handhaving of ‘gewapend bestuur’ zijn in België beperkter dan in Nederland. Na de kraak van versleutelde Sky ECC-telefoons herhaalde Bart De Wever zijn oproep om een lokale variant van de Nederlandse Bibob-wetgeving te implementeren. Op die manier zouden onder meer uitbatingsvergunningen voor louche ondernemers geweigerd kunnen worden.

De strafwet is verschillend in de twee landen en dat weten drugscriminelen goed, zo blijkt uit onderzoek. “Afgaande op de interviews met de voor drugshandel veroordeelde gedetineerden hebben de (lokale) drughandelaren globaal weet van de verschillende regelgevende kaders”, schrijven vijf professoren in het Tijdschrift voor Criminologie. “Enerzijds percipiëren zij de bestraffing in België in vergelijking met Nederland als zwaarder. Anderzijds beoordelen deze respondenten het beleid voor de medewerkers van de haven in Rotterdam als strenger, waarbij in hun visie de Rotterdamse havenarbeider niet meer welkom is in de haven als hij verdacht wordt van betrokkenheid bij drugscriminaliteit.”

In België is havenarbeid binnen bedrijven in de havengebieden door de wet-Major strikt geregeld. Erkende dokwerkers genieten een verregaande bescherming, na aanwerving kunnen bijvoorbeeld geen integriteitsscreenings meer gebeuren.

Dit onderzoek kwam tot stand met de steun van het Cross-Border Local Investigative Journalism Project van Journalismfund.eu en verschijnt gelijktijdig bij Vers Beton.

Frank de Kruif (1963) is freelance journalist en historicus, gevestigd in Rotterdam. Met zijn boek Het Havenschandaal won hij in 2016 de Persprijs Rotterdam. Hij schrijft onder meer voor NRC en Vers Beton.

Illustraties (c) Mat Zwart

LEES OOK
Jan Walraven / 08-03-2024

Een verslavend nieuw Apache Magazine

Het lentenummer van Apache gaat zich helemaal te buiten aan drugs.
Cover van Apache Magazine #14 op paars-witte achtergrond
Hind Fraihi / 08-03-2024

Meisjes maken kleine opmars in drugswereld

Hoe dealen (we met) meisjes in drugscriminaliteit?
Een foto door een gebroken raam van een man en vrouw op straat.
Liesbet De Kock / 02-08-2023

Veilig drugs gebruiken in de schaduw van de Brusselse Zuidertoren

In de Brusselse gebruikersruimte Gate kunnen drugsgebruikers meer dan enkel spuiten en slikken.
Gate reikt gemarginaliseerde en gecriminaliseerde drugsgebruikers de hand en slaagt er zo in contact te maken met een groep die anders onzichtbaar en van zorg verstoken blijft.
4 REACTIES
Patrick Everix09-07-2021 16:07:23
De connotatie dat drugs legaliseren hetzelfde is dan alles maar de vrije loop laten gaan moet eruit.

Denk dat je als overheid veel zou kunnen bekomen door drugs gecontroleerd aan te bieden aan een prijs die woekerwinsten voor "de" misdaad onmogelijk maakt.

Bovendien kan je de fortuinen die nu besteed worden aan een onbegonnen strijd investeren in probleem gebruikers. En wie weet om dan een oplossing te zoeken naar de oorzaak waarom zij probleemgebruikers zijn!
Eric Rosseel12-07-2021 15:22:09
Ligt het aan het feit dat cocaïne vooral gesnoven wordt door de betere middenklasse en de rijken dat er amper iets gedaan wordt aan preventie of het opzetten van afkick-programma's (of heb ik het verkeerd voor?). In ieder geval zo lang de vraag niet vermindert, zal het aanbod zijn weg naar de verbruiker. Legaliseren? Voor cocaïne lijken me de gezondheidsgevaren te groot vergeleken met cannabis.
Patrick Everix19-07-2021 19:35:39
In de cannabis die door georganiseerde misdaad wordt geleverd zit eveneens troep die niet bevorderlijk is voor de gezondheid! Denk dat het belangrijk is om gecontroleerde drugs via controleerbare kanalen bij gebruikers te brengen. Verbieden is geen oplossing was de slogan van een organisatie die opkwam voor cannabis in de jaren '90 van de vorige eeuw. Ze hadden niet alleen gelijk, ze hebben dat nog! Niet enkel voor cannabis!
Canu Angelo15-07-2021 11:13:04

De rol van Aboutaleb en de Wever is veel groter dan dat jullie denken en alles behalve onschuldig. Follow the money