Pleidooi voor de essentiële economie

Jan Walraven
Sarah De Boeck
Sarah De Boeck, directeur van het departement Territoriale Kennis van het planningsbureau Perspective van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest (Foto: © Bart Dewaele (ID Photo Agency))
Paul Verbraekenlezing

Activist en vrijdenker Paul Verbraeken overleed op 9 april 2004. Zijn naam is gegeven aan de jaarlijkse lezing met een eminent spreker over een brandend onderwerp. De Paul Verbraekenlezing van Sarah De Boeck is hier integraal opnieuw te bekijken en wordt ook als boek uitgebracht door ASP Editions.

De titel van haar Paul Verbraekenlezing laat er geen twijfel over bestaan: Sarah De Boeck is ervan overtuigd dat we wel iets kunnen veranderen aan wat ons al jarenlang als TINA (There Is No Alternative) werd gesleten. In Laten we ons massaal bemoeien met economie houdt ze een vurig pleidooi voor (lokale) overheidsinvesteringen in essentiële sectoren als nutsvoorzieningen, (sociale) huisvesting, gezondheidszorg en voedselvoorziening. Dergelijke investeringen zijn namelijk de beste manier om het welzijn van de hele bevolking te bevorderen.

De Boeck behaalde recent haar doctoraat bij het Cosmopolis Centre for Urban Research aan de VUB, is lid van het Foundational Economy Collective en sinds begin dit jaar directeur van het departement Territoriale Kennis van het planningsbureau Perspective van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest. Haar drijfveer is de dreigende onleefbaarheid van het aardse ecosysteem, een onleefbaarheid die volgens haar nauw verbonden is met de manier waarop we de economie definiëren, begrijpen en vervolgens vormgeven en organiseren. 

Zelf had ze lange tijd niks met economie, maar om de situatie in haar thuisstad Brussel te kunnen begrijpen, zo besefte ze, moest ze haar weerstand overwinnen. Om specifieke Brusselse dynamieken te begrijpen, is kennis nodig over de werking van de economie op wereldschaal en over de manier waarop de economie sociale ongelijkheid creëert en de roofbouw op onze planeet stuwt.

Dat de economie op wereldschaal doorwerkt tot in Brussel betekent echter niet dat een lokaal bestuur machteloos staat tegenover wat zich op die hogere niveau’s afspeelt, wel integendeel. Het is net lokaal dat volgens De Boeck de ruimte ligt om effectief iets te veranderen, om nieuwe ideeën over de economie in de praktijk te brengen. De stad als economisch laboratorium dus. “Vandaar dat ik het concept hanteer van de foundational economy, of zoals ik het vertaal: de essentiële economie”, legt De Boeck uit in een videogesprek.

Essentiële economie essentieel voor welzijn

“Tijdens de eerste lockdown kreeg het begrip ‘essentiële economie’ zelfs een soort van wettelijke vertaling. Beleidsmakers waren genoodzaakt om te definiëren welke sectoren essentieel zijn om in onze basisbehoeften te voorzien, welke we nodig hadden om te kunnen leven.” Het is De Boecks hoop dat dit besef nog een tijdje blijft hangen.

Zelf hanteert ze drie belangrijke kenmerken om de essentiële economie te definiëren: creatie van werkgelegenheid voor kortgeschoolden, lokale verankering van de infrastructuur en een hechte relatie met het territorium. Denk bijvoorbeeld aan het Brusselse openbaar vervoer: de Brusselse metro kan enkel rijden op Brusselse sporen en zorgt voor lokale werkgelegenheid.

Sarah De Boeck: 'Indicatoren die iets zeggen over economische groei in een bepaald gebied, zeggen weinig tot niks over het welzijn van de mensen'

Door de essentiële economie centraal te plaatsen, wil De Boeck ons denken over de economie uitdagen. De Boeck kijkt onder meer kritisch naar groei, een van de centrale begrippen en barometers van de hedendaagse economie. Die focus op groei leidt niet enkel tot de nefaste roofbouw op de planeet, maar ook op die van werknemers, die steeds productiever moeten worden.

We meten economische prestaties in termen van groei en de indicatoren, zoals BBP, die we daarvoor gebruiken, bepalen hoe goed of slecht het met de economie gaat. “Indicatoren die iets zeggen over economische groei in een bepaald gebied zeggen eigenlijk weinig tot niks over het welzijn van de mensen”, schrijft De Boeck.

Ze stelt vast dat winst en groei doelen op zich zijn geworden en het voorzien van basisgoederen en -diensten op het achterplan verzeild is geraakt. Samen met het Foundational Economy Collective betoogt De Boeck net dat ons welzijn “vooral afhankelijk is van de collectieve consumptie van essentiële goederen en diensten en veel minder van individuele consumptie”. Daarom moet “niet groei maar het welzijn van alle burgers de prioritaire doelstelling van economie” zijn.

Beleidsmakers moeten prioritair focussen op de garantie van basisvoorzieningen voor alle burgers, om zo het algemeen welzijn van die burgers te vergroten. Een kwestie van prioriteiten dus. Al worden die beleidsmakers, net omdat we parameters als groei en winst vooropstellen, en niet zaken als welzijn, ook daarop afgerekend. Volgens De Boeck hebben we daarom nood aan andere indicatoren om het succes van de economie te meten. Economische groei wordt vervolgens niet langer het ultieme doel, maar wel een van de vele beschikbare middellen om andere doelen zoals maatschappelijk welzijn of klimaatneutraliteit te bereiken.

Neem opnieuw het voorbeeld van het openbaar vervoer, wat De Boeck beschouwt als een basisdienstverlening, een taak van de overheid. Door onze openbare vervoersmaatschappijen vooral of louter af te rekenen op hun kostenefficiëntie of hun winstgevendheid, verliezen we uit het oog dat dat niet het voornaamste doel is van het openbaar vervoer, maar wel zorgen dat mensen tijdig op hun werk of bij hun familie geraken.

Sarah De Boeck
Sarah De Boeck, directeur van het departement Territoriale Kennis van het planningsbureau Perspective van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest (Foto: © Bart Dewaele (ID Photo Agency))

Dominant discours

“Het is de taak van de overheid om te zorgen dat mensen voldoende toegang hebben tot basisvoorzieningen”, zegt De Boeck. Dat er de voorbije decennia te weinig in geïnvesteerd werd, wijt De Boeck aan een dominant economisch discours dat “de overheid als ‘basisvoorziener’ in vraag stelt en zelfs uitholt en ondermijnt”. 

Het was en is nog steeds bon ton dat de overheid heel wat taken uitbesteed. Dat bleek ook tijdens de aanpak van de coronacrisis. “Die uitbestedingen hebben de voorbije jaren niet geleid tot minder overheidsuitgaven, de overheid heeft vooral meer gedelegeerd”, zegt De Boeck. 

De Boeck verwijst in die context ook naar overheidsbedrijven als Proximus die een deel van hun activiteiten uitbesteden aan het buitenland. “De delokalisatie van callcenters is daar een gekend voorbeeld van. De kettingreactie van zo'n beslissing, die ingegeven wordt door een winststreven en de daarbij horende kostenbesparing, wordt helemaal niet in rekening gebracht”, zegt De Boeck. “Je verplaatst werkgelegenheid voor kortgeschoolden naar het buitenland en verliest als overheid tegelijk fiscale inkomsten.”

'Europese aanbestedingsregels sturen aan op een collectieve economische race-to-the-bottom door ‘de goedkoopste’ als het belangrijkste criterium op te dringen'

Niet enkel delokalisatie staat haaks op het pleidooi voor een essentiële economie. De Boeck hekelt ook de Europese aanbestedingsregels die "het vrijemarktprincipe stimuleren en aansturen op een collectieve economische race-to-the-bottom door ‘de goedkoopste’ als het belangrijkste criterium op te dringen”. 

Ook overheden in België worden zo verplicht om hoofdzakelijk op basis van prijs te bepalen aan wie ze een bepaalde taak uitbesteden of opdracht toekennen. Zo kan het dat onze voetpaden aangelegd worden met goedkopere Chinese blauwe steen in plaats van een lokaal geproduceerde variant. De arbeidsomstandigheden noch de ecologische voetafdruk worden in rekening genomen. 

“We vergeten vaak dat overheden grote en belangrijke consumenten zijn. Via hun aankoopbeleid hebben ze een enorme impact. Door ook oog te hebben voor andere criteria dan de prijs, kunnen overheden een belangrijke rol spelen”, zegt De Boeck.

Dat overheden wel een keuze hebben, dat er dus wel an alternative is, lijken veel beleidsmakers vergeten, hekelt ze in haar lezing. “De neoliberale ideologie ontneemt de verantwoordelijkheid van overheden om sociale ongelijkheid aan te pakken omdat ze rekenen op een zelfregulerend herverdelingsmechanisme van de markt. In de realiteit blijkt zo’n zelfregulerend herverdelingsmechanisme niet te werken.”

Overheden moeten bij de keuzes die ze maken wel niet enkel aan de ‘directe’, lokale gevolgen denken, maar ook de ‘indirecte’ buitenlandse effecten van hun beslissingen in acht nemen. De Boeck hoedt zich echter ten zeerste voor autarkisch denken. “Brussel zal nooit helemaal zelfvoorzienend zijn.”

De grond van de zaak

Een centraal element in De Boecks pleidooi voor de essentiële economie is grond. Ze noemt het in haar boek een van de belangrijkste beleidsinstrumenten van stedelijke overheden. “Beschikbare en betaalbare ruimte wordt de komende decennia in steden dé prioritaire inzet van degelijk stedelijk beleid”, schrijft ze. “Zeker in steden die een bevolkingsgroei kennen en waar grondschaarste opkomt, ontstaat er een enorme competitie tussen functies.” 

'Om een stad goed te laten functioneren heb je ook ruimte nodig voor functies die financieel niet interessant zijn. De vraag is hoe we dat kunnen regelen en dus hoe we kunnen ingrijpen in de vastgoeddynamieken'

“De competitie tussen functies ontstaat door een conflict tussen de financiële waarde en gebruikswaarde van grond. Om een stad goed te laten functioneren heb je immers ook ruimte nodig voor functies die financieel niet interessant zijn. De vraag is hoe we dat kunnen regelen en dus hoe we kunnen ingrijpen in de vastgoeddynamieken”, zegt De Boeck.

De Boeck hekelt het paradigma waarbinnen steden onderling in concurrentie treden om de meest kapitaalkrachtige bewoners aan te trekken. Die concurrerende grootsteden zijn een wereldwijd fenomeen, maar ook in België vechten steden en gemeenten om die kapitaalkrachtige bewoner, want hoe welvarender de bevolking, hoe meer fiscale inkomsten een stedelijke overheid incasseert. De Boeck citeert sociaal-geograaf David Harvey: de stad wordt een entrepreneur die streeft naar groei in plaats van het managen van ongelijkheden.

“In Brussel zie je dat er prioritair voor wonen gekozen wordt. Die ‘monofunctionele’ evolutie zit erin gebakken. Toch is het ook nodig dat je in een stad ruimte voorziet voor andere functies dan wonen, denk aan kleinschalige productieruimte, voor stockage van bouwmaterialen, of voedselproductie. Je moet die ruimtelijke ordening bovendien niet louter op stedelijk niveau bekijken, maar combineren met een soort van microstedenbouw op schaal van wijken en straten”, zegt De Boeck. 

Volgens haar hebben lokale besturen grond in eigendom nodig om die keuzes zelf te kunnen maken, zodat er voldoende plaats is voor basisvoorzieningen, zoals groene publieke ruimte, die financieel niet winstgevend is, maar wel andere meerwaarden biedt. “Hoewel parken en groene open ruimte aanzienlijk bijdragen aan de leefbaarheid in steden, worden ze onbetaalbaar omdat men er geen financiële winst mee kan maken”, schrijft ze.

'De financiële waardelogica van vastgoed druist in tegen onze behoeften als samenleving'

De Boeck benadrukt dat we alternatieve beheersmodellen zoals de commons of erfpachtmodellen moeten gebruiken om los te komen van de heersende dynamieken op de vastgoedmarkt. “De financiële waardelogica van vastgoed druist in tegen onze behoeften als samenleving. Veel mensen worden nu uit de stad geduwd, worden gedwongen om te pendelen”, legt ze uit.

“De prijs van grond wordt zo hoog dat de voorziening van basisgoederen en -diensten onder druk komt te staan. Stedelijke overheden lopen het gevaar zichzelf handelingsonbekwaam te maken omdat ze letterlijk dreigen hun beleidsruimte te verliezen. Ook bedrijven die voorzien in essentiële activiteiten vinden het steeds moeilijker om in de stad actief te blijven door de hoge grondprijzen”, schrijft ze in haar boek.

Recent was veel te doen om de intentie van de Brusselse gewestregering om buiten Brussel landbouwgronden te verwerven, dit als onderdeel van een Brusselse voedselstrategie. Dat idee is De Boeck niet direct genegen. “Met Brussels geld Vlaamse gronden kopen, nee”, stelt De Boeck. Zelf ziet ze meer heil in samenwerkingen tussen de stad en het ‘hinterland’. “Die samenwerking voor voedselvoorziening is er historisch ook altijd geweest.”

De kracht van een idee

Als er één ding blijkt uit Laten we ons massaal bemoeien met economie, dan is het wel het geloof van De Boeck in de kracht van ideeën. “Een verandering van de organisatie van de economie vraagt om een andere manier van denken over ons economisch systeem”, klinkt het in de lezing.

Met het concept van de essentiële economie als breekijzer wil ze mensen anders doen denken over economie, om zo uiteindelijk die economie anders te gaan inrichten. “De essentiële economie vertelt een ander verhaal. Hierbij is niet groei maar wel het welzijn van alle burgers de prioritaire doelstelling van economie”, schrijft ze nog.

9789461171047_front

“Door andere indicatoren, zoals welzijn, naar voor te schuiven, streef je ook andere doelstellingen na. Een economie gericht op groei, is anders georganiseerd dan een economie gericht op welzijn”, legt De Boeck uit. Verhalen over hoe onze zin voor samenwerking en solidariteit van de mens een succesvolle diersoort hebben gemaakt, kunnen daarbij mobiliserend werken.

Met andere verhalen, andere indicatoren en meeteenheden en dus andere doelstellingen kunnen we volgens De Boeck de economie uiteindelijk anders inrichten. Op hoe we erin slagen om groei en financiële winst als ultieme doelen aan de kant te schuiven, gaat De Boeck niet echt in. Dat dit vandaag de doelen bij uitstek zijn, heeft alles te maken met wie het voor het zeggen heeft. CEO’s van bijvoorbeeld grote olie- en gasconcerns die geen maximale financiële winst nastreven, zullen niet lang in het zadel blijven. 

De vraag over hoe je voldoende tegenmacht kan opbouwen om de economische doelstellingen bij te stellen, beantwoordt De Boeck niet. Het maakt haar pleidooi voor de essentiële economie niet minder interessant. De Boeck reikt stedelijke overheden een alternatieve politieke beleidsagenda aan, ze toont dat er wel alternatieve paden te bewandelen zijn. Het is afwachten welke lokale bestuurders de richtingaanwijzers volgen.

LEES OOK
Karl van den Broeck / 06-05-2021

Coronapremie is te kleine pleister op etterende wonde

Het sociale compromis van de regering-De Croo kan de boel even sussen, maar draagt de kiem van verdere onrust in zich.
POLITICS FEDERAL PARLIAMENT PLENARY SESSION
Ferdi De Ville / 22-04-2021

Geen terugkeer naar de jaren 80

De begrotingssituatie is fundamenteel anders dan vier decennia geleden. Met de lage rente van vandaag zou het schuldig verzuim zijn mocht de overheid niet meer investeren in een…
BELGIUM ARCHIVES WOMEN'S DEMONSTRATION CRISIS
Romaric Godin / 13-04-2021

De economische gok van Joe Biden

Het grootse economische herstelplan van Amerikaans president Joe Biden keert zich af van het neoliberalisme. Is het radicaal genoeg om ook echt te werken?
50937335927_3bce92bb7b_c