Te weinig slapen, te veel eten, een jaartje bissen aan de universiteit, een sluimerende depressie: het zijn maar enkele zaken die de samenleving een gigantisch gat in de portefeuille branden, meer dan een dagje staken ooit zal verwezenlijken. Het frame is intussen met hoefnagels in onze hersenen geslagen: gij zult aan de maatschappij teruggeven wat gij gekregen hebt. Daar komen dan spreadsheets van, waarop doorgestudeerde heren in bedragen tot op de komma voorrekenen wat de maatschappelijke kost van onze individuele keuzes is en hoeveel we moeten werken om ze terug te betalen.
Krantenartikelen staan er vol van, maar eigenlijk interesseert het mij geen hol hoeveel iets de samenleving precies kost, dat wordt toch maar berekend door mensen die met hetzelfde gemak het Thatcheriaanse adagium there is no such thing as society op je dagelijks brood smeren. Goede-huisvadertypes die enkel de stand van de bankrekening in de gaten houden en vergeten dat een kind af en toe nood heeft aan grenswerk; en liefde wanneer alle grenzen overschreden zijn.
Verlies en winst
Economie is altijd al de minst menselijke van de menswetenschappen geweest
Economie is altijd al de minst menselijke van de menswetenschappen geweest, met haar getailleerde jasje van wiskundigheid en haar heupen zo slank dat je broek ervan afzakt. Van haar leidende positie in het maatschappelijk debat heeft ze gebruik gemaakt om de begrippen maatschappelijke kosten en baten te versmallen tot een zuiver financiële terminologie van verlies en winst. Het is echter niet omdat in het dominante discours de indruk wordt gewekt dat de samenleving gelijkstaat aan haar economisch systeem dat dit effectief zo is.
Misschien zeg ik dit enkel omdat ik zelf in het kamp zit van zij die geen of nauwelijks economische meerwaarde creëren. Ik staak zelfs niet – ik schrijf dit stukje terwijl sociale media de eerste pittoreske piketten portretteren. Ik zou me graag in hun kamp zetten, bij hen die nog voldoende geloven in de mogelijkheid van een eerlijke markteconomie om er enkele dagen de hete stakingsstrijd voor te trotseren. Wat zij me immers leren is dit: er is wel een samenleving. Ik sta aan de rand maar heb de kudde nog in zicht. Dit is grenswerk maar niet de woestijn.