Het waarlijk schone

Duchka Walraet
duchka
Duchka Walraet
duchka
Duchka Walraet

Mijn vriendin Jan Julia wilde gewoon een bril. Ze was niet op zoek naar de perfecte bril; de Ware. Je weet immers hoe dat gaat, zei ze daarover. Ze vroeg me of ik zaterdagmiddag mee wilde zoeken.

Jan Julia zou met haar zoektocht naar een bril een mild toegift doen aan de dramatische oogarts die haar een week voorheen had aangemaand zich zo snel mogelijk een bril aan te schaffen. Behept met het zicht van een mol mocht ze eigenlijk zelfs niet meer autorijden had hij haar gewaarschuwd. Jan Julia heeft niet eens een rijbewijs. Maar ze zou zich toch plooien naar het advies van haar oogarts; zoals iemand zich ook plooit bij het invullen van zijn belastingsaangifte en zoals iedereen zich uiteindelijk toch onderwerpt aan het Onafwendbare: omdat er anders gezeik van komt.

Zaterdagmiddag vingen we de zoektocht naar de bril aan. Een mooie bril die harmonieus bij haar smalle gezicht zou passen. De bril zou een kek vlindermodel worden, met elegante afgeronde hoeken en een bruin gemarmerd, aanwezig montuur, maar niet te groot. Of zoiets. Daar waren we gauw uit. Dat was behoorlijk specifiek, maar daardoor toch al veel minder kieskeurig dan het nastreven van de abstracte perfectie.

Het toegift aan het Onafwendbare werd gecompenseerd door een zekere weloverwogenheid die ons beiden zeer redelijk leek. We wisten dat die weloverwogenheid de zoektocht enigszins zou kunnen vertragen, maar uitgaand van het bezwerende effect van een oprecht toegift aan het Onafwendbare wisten we: dit komt in orde.

Abysmale brillenmarkt

De hemel werd zaterdagmiddag gekenmerkt door de bijna volledige afwezigheid van weer; een opdringerige afgewassen grijsheid. Jan Julia en ik waren argeloze brillenleken, met geen enkele notie van de brillenmarkt die we zouden aantreffen.

De bril was tot onze afschuw postmodern geworden.

Toen openbaarde zich voor ons een abysmale brillenmarkt. Wanstaltige oversized lasbrillen volgden elkaar op, af en toe weggeduwd door een doorzichtig anonimiteitsblokje met strenge zwarte hoeken, constructies van geplooid ijzerdraad en glas dat me deed denken aan microscoopplaatjes, arrogante appelgroene Elton John-monturen.

We stelden vast dat de hedendaagse bril een conceptueel statement geworden was, zelfs geen modeaccessoire meer in de zuivere zin van het woord; functionele opsmuk. Laat staan een esthetische verbintenis. De bril was tot onze afschuw postmodern geworden.

Er is een aflevering van The Simpsons waar caféhouder Moe heel even bobo wordt en zijn bar een soort kunstgalerij wordt. Een pomo-place. Wat?, mompelt iemand. “Po-mo!”, antwoordt Moe dan. Een stilte door diep onbegrip gevoed, volgt. “Postmodern. Weird for the sake of being weird”, licht hij vervolgens geërgerd toe.

Men zou nog een lans kunnen breken voor de conceptuele bril als ie ook nog eens werkelijk voor iets zou staan en zich met zijn opzettelijke lelijkheid- zijn voluntaristische weirdness-, zou afzetten tegen de tuttige bakens van de esthetiek en een verwerping zou zijn van het status quo. Het dragen van een lelijke bril zou dan een teken van verzet kunnen zijn. Maar in alle ernst: hoeveel daden van verzet kan je op zaterdagmiddag met Bancontact betalen?

A thing of beauty

En het blijft niet bij die brillen. Ik kijk naar de asymmetrische en agressief gekleurde kapsels van de koffiebarmeisjes met hun te korte monniken-froufrous. Quasi-moffenmeiden slurpend aan hun lattes, met hun incivieke haarlokken die getormenteerd lijken te zijn door de scharen van een wraakzuchtige straatrepressaille, hun benen gedrapeerd in de valse plooien van hun wortelbroeken. Beseffen zij nog wel dat hun haren lelijk zijn? Dat hun broek niet mooi is?

We lijken ons collectief onderworpen te hebben aan de wet van de onafwendbare lelijkheid

Van Keats hadden we nochtans moeten leren dat het waarlijk schone een vreugde voor altijd is. A thing of beauty is a joy forever. Het is geen quantumfysica. Een evidentie. Toch lijken we ons collectief onderworpen te hebben aan de wet van de onafwendbare lelijkheid.

Ik geloof vaak dat het postmodernisme een moeras is waar we nooit meer uit raken, of waar we minstens onze gummi’s in zullen moeten zien verzuipen. Een niet meer ongedaan te maken staat van ontmaagding. [verkrachting?]

Maar als we er toch ooit uitraken dan zullen we de schoonheid en haar transcendentie opnieuw moeten leren omarmen.

Het is de enige uitweg.

LEES OOK
Thierry Poutrincourt, Jaromir Hladik / 18-09-2014

Open brief aan Duchka Walraet

Beste Duchka, we hebben de laatste maanden met belangstelling je columns over het 'postmodernisme' gevolgd, en zien het als onze plicht om, nu de reeks afgesloten is, ongevraagd…
3800781301_1689f14969_z
Duchka Walraet / 25-08-2014

Straffe verhalen

Is het postmodernisme een onomkeerbare toestand? Een ontmaagding? Wat vaststaat: het postmodernisme woekert en slaat wonden. Duchka Walraet maakt gedurende zes weken een bestek op…
duchka
Duchka Walraet / 11-08-2014

Het nobele, wilde zakje van polyethyleen

Columniste Duchka Walraet analyseert het postmodernisme door 'Lost in Translation', Erik Kessels, 'American Beauty' en Stockhausen met elkaar te combineren. Zowaar ontdekt ze in…
duchka