The West Gone Wild

Michael Bijnens
Bloedbad in Ciudad Juarez (Foto Michael Bijnens)
Bloedbad in Ciudad Juarez (Foto Michael Bijnens)
Ciudad Juarez (Foto Michael Bijnens)
Ciudad Juarez (Foto Michael Bijnens)

Wat ik in Ciudad Juárez gehoord, gezien en gelezen heb, laat zich samenvatten onder de weinig verrassende noemer ‘geweld’. Bijvoorbeeld. Een moeder wier dochter was verdwenen en die al protesterend voor het gouverneursgebouw zelf werd neergeschoten. De witte camionetten die af en toe een lading droppen in de woestijn. Het halfslachtig gedolven massagraf. Hier en daar de sporadische onthoofde die met zijn uit elkaar gereten poten hangt te bengelen aan een brug. Of nog eentje, louter voor het effect: het afgereten hoofd van een journalist dat voor een standbeeld werd gedeponeerd dat symbool staat voor de persvrijheid tijdens de Mexicaanse revolutie. Als we van dit kwaad een cartografie willen tekenen? Of toch op zijn minst iets wat op een schema trekt, een overzicht? Waar beginnen we dan?

Winst en bloed

Marktplaats in het Spaans is plaza, en dat woord duikt dan ook geregeld op in gesprekken over de huidige stand van zaken in Mexico. ‘La plaza wordt gedomineerd door deze of gene partij, la plaza is klaar voor een nieuwe lading, la plaza onderhandelt met de regering.’ Beschouw het gerust als het centrum van de narcologische urbanografie, als de favoriete ontmoetingsplek van lokale politici, agenten, zakenmensen en natuurlijk de trafikanten zelf.

Nu, als de economie het hele spel dicteert, moeten we de Europese professoren gelijk geven. Het heeft allemaal geen kloten meer te betekenen. De oorlog die hier woedt, en de betekenisloosheid van haar bloed, worden niet gestuurd door hogere principes, politieke idealen noch gefingeerde bovenmenselijke moed. Hoe minder wet en staat, hoe meer financiële vreugd. Leidraden in het laatste grote verhaal van de onvolledigheid: la plaza y la muerte.De enige inzet wordt gevormd door malafide chirurgen, opgespoten vrouwen, zwembaden vol geld en de adrenaline die er door hun zatte kloten stroomt. Liever één jaar in het duurste hotel dan vijfendertig jaar in andermans fabriek.

Neem de NAFTA-akkoorden. Getekend in 1995 tussen Amerikanen en Mexicanen en volgens velen verantwoordelijk voor een grote plak van de pesotaart en daarmee een groot deel van het leed. De hele grens staat ondertussen vol gepoot met fabrieken waar mensen voor tweeënhalve dollar per uur helemaal uit het zuiden naar komen afgereisd. De meeste van hen worden gehuisvest in zogenaamde fraccionamientos of colonias, stukken halfwoestijn die na wat onderling gegoochel tussen een zakenman en een politicus worden omgetoverd tot woongebied. Vaak liggen deze wijken nogal uit de richting, het is te zeggen, men kiest niet voor een stuk grond dat verbonden is met de sociale voorzieningen van de rest van de stad, maar voor het perceel dat het meest opbrengt.

Fabrieksarbeidsters die in zulke wijken wonen, moeten vaak om drie uur ‘s nachts uit hun nest om op tijd op het werk te zijn. Studenten die willen gaan studeren, zitten – als ze er de moed voor hebben – tot drie uur lang op een bus. De vaders en zonen? Die kunnen kiezen tussen voor hun tv blijven hangen of de straat op gaan. Het bestaan is hard, maar in het weekend zijn er genoeg nachtclubs die dat doen vergeten. Verlegen om een extra zakcent? De organisatie van de Heer der Hemelen – een drugsbaron die zo genoemd werd omdat hij zijn cocaïne niet vervoerde met paard en kar, maar met Boeing 747’s – heeft altijd wel een openstaande vacature.

Fabrieksarbeidsters die in zulke wijken wonen, moeten vaak om drie uur ‘s nachts uit hun nest om op tijd op het werk te zijn

En dan slaat de economische crisis toe. De helft van het personeel, zowel bij de maffia als in de fabriek, komt op straat te staan. De nieuwe realiteit verdraagt geen vaste contracten meer. De Heer der Hemelen overlijdt bij een gezichtsoperatie en de organisatie stuikt ineen. Wat overblijft? Het nieuwe management, La Linea genaamd, en een paar duizend freelancers. Sommigen weten zich ternauwernood nog te organiseren in middelgrote bedrijfjes en jeugdbendes. Waar vroeger iedereen aan dezelfde kar en dito zeel trok, begint men nu voor zichzelf. De concurrentie is loeihard, het aantal sectoren wordt uitgebreid, van drugshandel gaat het naar afpersing, vrouwen- en mensenhandel en het ronselen van beschermingsgeld. De enigen die wel nog vast betaald worden, zijn de huurmoordenaars en de gedetineerden. Die eersten krijgen nu twaalfhonderd dollar per maand in plaats van vijfduizend per moord, en mogen dus zoveel mensen omleggen als ze zelf willen. De tweede groep doet het voor kost en inwoon. Alsook een gratis bijbelcursus.

En neen, dit is niet het georakel van een verlopen socialist die het allemaal maar op de economie steekt, maar de gebalde woede van iemand die beseft dat onze hele beschaving staat op het fundament van de handel. Dat is in Mexico niet anders dan in Europa. De eerste geschriften in de geschiedenis zijn kasboeken en rekeningen.

Die handel heeft zich net als de misdaad geïnternationaliseerd. Het proletariaat van de eenentwintigste eeuw wordt gevormd door landsgrenzen. Een korte wandeling door zowel Brussel als Ciudad Juárez leert in dat opzicht veel. Na al die keren over en weer langs de eindeloze muur tussen Amerikaans geld en de Mexicaanse dood werd ik een grote paradox gewaar, en ik ben hierin zeker geen geestespionier: la plaza, de economie en het geld willen al deze poorten het liefst zo vaak mogelijk geopend zien. De politiek zet ze het liefst meteen volledig op slot. Het resultaat van die twee tegenstrijdige krachten? Winst en bloed.

Brood en spelen

Gelukkig is er in het universum van de narcologie naast het zakencijfer ook ruimte voor vertier en vertoon. De grote meneren die de boel beheren, terwijl de doodsbrigades hun werk doen, vervelen zich stierlijk in rosse clubs waar de meisjes als opgedofte poezen of konijnen rondlopen. Van een van de clubs die ik onlangs bezocht, fluistert men dat hij wordt uitgebaat door afgevaardigden van het Sinaloa-kartel en dat die de vorige eigenaar aan een muur hebben genageld als een ontheiligde Christus met zijn armen en benen gespreid. Spektakel.

Ieder kartel heeft zo zijn eigen culturele achterban; schrijvers, cineasten en muzikanten die op hun loonlijst staan en hun verhaal vertellen. Allereerst aandacht voor het auteurschap van de huurmoordenaars zelf. De laatste jaren valt namelijk de spectaculaire theatralisering en mediatisering van hun geweld op.

Dat begint al met de lijken zelf. Waar trafikanten van de oude school, die afstekend tegen de nieuwe oorlogsvoering vaak geromantiseerd worden, hun moorden pleegden in verborgen kelders en achterafzaaltjes, kiest de nieuwe sicario of huurmoordenaar steevast voor de publieke sfeer. Vijanden worden niet alleen op bruggen getakeld, maar ook vergezeld van in slecht Spaans geschreven narcobanners. De boodschappen gaan van bedreigingen over strategische informatie tot vacatures. Op een spandoek dat een aantal lijken vergezelde in Tamaulipas, lieten Los Zetas weten op zoek te zijn naar nieuwe medewerkers met ‘aantoonbare militaire ervaring’, in ruil voor ‘een ziekteverzekering en een ruim inkomen voor de hele familie’.

Bloedbad in Ciudad Juarez (Foto Michael Bijnens)
Bloedbad in Ciudad Juarez (Foto Michael Bijnens)

Het ziet ernaar uit dat de kartels de noodzaak van een onderbouwde public relations- en reclamestrategie in de wereld van vandaag niet onderschatten. Op het internet zijn er duizenden video’s te zien waarop leden van het ene kartel leden van een andere groep executeren. Die filmpjes worden makkelijk een paar honderdduizend keer bekeken. Sommige moorden worden georkestreerd om net op tijd in het avondjournaal binnen te komen. Veel kranten publiceren gruwelijke foto’s ingezonden door een van de kartels als ware het advertenties. Mochten de moorden ooit ophouden, dan gaat er in elke Mexicaanse middelgrote stad minstens één krant failliet.

Ook het aantal muziekalbums, films en videogames dat over het Mexicaanse drugsgeweld verschijnt, is schier eindeloos. Over de fascinerende wereld van de narcocorrido schreef ik in het novembernummer al een artikel. Daarnaast zijn er de bekende gebroeders Almada die samen honderden spotgoedkope tortilla-westerns maakten over het fenomeen. Een van de twee broers, Mario Almada, heeft zelfs het wereldrecord voor aantal filmrollen op zijn naam staan. Over Juárez verscheen enkele jaren geleden een videospel waarvan de laatste aflevering Call of Juárez: The Cartel heet. De stad zelf zal je niet echt herkennen, ik heb hier wel genoeg journalisten horen zeggen dat echte loci delicti qua enscenering niet moeten onderdoen voor de betere films en games.

Slagzin van het spel is ‘Welcome to the new wild west’. Je zou je druk kunnen maken over de goedkope representatie van al dat geweld en de eruit voortvloeiende consumptie van het kwaad. Toch blijven deze laag-bij-de-grondse cultuuruitingen vaak dichter bij de waarheid dan je zou denken. Ook in de hoofden van kartelleden is het onderscheid tussen fictie en werkelijkheid onduidelijk. Zij zullen de stijl en enscenering van hun geweldplegingen niet aanpassen omdat dat cultureel meer verantwoord zou zijn. Integendeel, het komt vaker voor dat zij de stijl van de goedkope films kopiëren dan andersom.

In Juárez is er niet voor niets een jeugdbende die zichzelf Los Artistas Asesinas noemt. In Mexico is moorden tot een populaire kunstvorm verheven. Niet bedoeld voor de verlopen gelopen kunstnicht en lifestyle-intellectueel, wel bijzonder populair bij het gretig huiverende grote publiek. Als je in een Europese of Amerikaanse bioscoop gaat zitten, merk je dat dat publiek niet alleen in Mexico woont.

Houtskool en inkt

Bij het grotere kunstzinnige werk over Ciudad Juárez valt meteen op dat het niet in die stad zelf wordt geschreven of gemaakt. Menig artistiek ingestelde geest in Juárez zelf heeft daar grote vragen bij. De meeste buitenlandse representaties doen ze af als ‘werk van Europeanen die ontdekt hebben dat de grens in de mode is, hier twee weken komen zitten en dan denken dat ze er een snars van begrepen hebben’.

Die misdaad vormt geen aberratie meer van de werkelijkheid. Neen, zij is die werkelijkheid mijlenver vooruit. Als een nieuwerwetse avant-garde

Hoewel de Mexicaanse literatuur een aantal van de beste boeken op deze planeet heeft voortgebracht, lijkt het drugsgeweld voorlopig nog geen inheemse klassiekers te hebben opgeleverd. Vermoedelijk is de realiteit van dat geweld voorlopig nog te alomvattend, te overweldigend en te vers om er uiting aan te geven in de wereld van de fictie. Het bulkt van de slecht geschreven en uit goedkope kranten gekopieerde narcoverhalen. Er bestaan honderden boeken over de kartels, hun werkwijzen en hoofdfiguren, weinig daarvan doen meer dan een sensationeel en onvolledig verhaal schetsen. Gabriel García Márquez deed veel van de in de jaren 1980 en 1990 verschenen Colombiaanse narcoliteratuur ook al af als makkelijk en tendentieus.

Ik zou verregaandere conclusies op tafel willen leggen. Wat als het tomeloze geweld aan de Amerikaans-Mexicaanse grens letterlijk zo grensoverschrijdend is in haar belangrijkheid en betekenis dat lokaal werk er eenvoudigweg geen vat op kan krijgen. In Napels wordt het clannetwerk van maffieuze belangen nooit direct benoemd. Men heeft het altijd over il sistema. In Mexico vat men de dingen vaak samen onder de noemer la situación. In delen van het land waar Los Zetas aan de macht zijn heeft men het over el pirámide. Dat soort omschrijvingen duiden op het structurele en allesomvattende karakter dat de misdaad vandaag heeft aangenomen. In een globaliserende wereld waarin de wet en het politiek denken blijft hangen ter hoogte van het dorp en de provincie, vormt die misdaad geen aberratie meer van de werkelijkheid. Neen, zij is die werkelijkheid mijlenver vooruit. Als een nieuwerwetse avant-garde.

Videogame: 'The call of Juarez'
Videogame: 'The call of Juarez'

Kunstenaars die die dwingendheid van een nieuwe realiteit weten te vatten in werken die zowel marginaal als centraal zijn, zijn Roberto Bolaño, Cormac McCarthy en de vooralsnog minder bekende beeldende kunstenares Alice Leora Briggs.

Bolaño voert Juárez in zijn oeuvre twee keer ten tonele, de eerste keer als halteplaats op de zoektocht van Los Detectives Salvajes, uiteindelijk als het zwarte gat waarin alle verhaallijnen van zijn magnum opus 2666 verdwijnen. Hierin figureert Santa Teresa, want zo noemt hij het mythische oord van de misdaad in de grenzeloze woestijn, als wereldlijke incarnatie van de hel. Het vierde deel van dat boek zoomt in op de reeks vrouwenmoorden die de stad vanaf begin jaren 1990 in de greep houden. Dit boek, waarvan de verhaallijnen zich om elkaar heen een weg in het duister dansen en het ene personage waanzinniger blijkt dan het andere, geldt onder de intellectuelen van Juárez als een van de weinige referenties.

Vreemd wanneer je beseft dat Bolaño vermoedelijk nooit in Ciudad Juárez is geweest. Voor hij in 1977 naar Europa verhuisde, bezocht hij weliswaar het noorden van Mexico, maar niemand weet of hij ook in de uiterste grensgebieden is geweest. Daarnaast is de werkelijkheid in Juárez in die paar decennia onherkenbaar veranderd. Voor het schrijven van zijn megalomane roman baseerde hij zich, genoodzaakt door de leverziekte die hem tijdens het schrijven al parten speelde en hem uiteindelijk fataal werd, grotendeels op journalistiek werk van Sergio González Rodríguez.

Een stem die wel regelrecht uit de woestijn komt, is die van Cormac McCarthy. Voor hij verhuisde naar een woestijndorpje ten noorden van Santa Fe woonde hij zelfs in El Paso. In zijn werk speelt de grens sinds The Blood Meridian een belangrijke rol. In het door de Coen-broers verfilmde No Country for Old Men komt het drugsgeweld zelfs akelig dichtbij. Het proza van McCarthy is plechtig en doet denken aan de bezwerende taal van een orale vertelling. In het derde deel van zijn Border Trilogy, namelijk Cities of the Plain speelt Ciudad Juárez een prominente rol. John Grady werkt op een ranch in Alamogordo, New Mexico. Tijdens een bordeelbezoek in Juárez wordt hij verliefd op een epileptische prostituee. Dat hij met haar wil trouwen is buiten de wil van de bordeeluitbater gerekend, die ook op haar verliefd is, en uiteindelijk haar keel oversnijdt.

Zowel McCarthy als Bolaño reconstrueren een alternatieve geschiedenis van het Westen en laten die geschiedenis als een gederangeerde trein te pletter storten in een zwart gat dat geïnspireerd is op Ciudad Juárez.

Er lijken twee grote constanten te bestaan in het latere werk van McCarthy. De eindeloze kosmische leegte van het Amerikaanse Zuidwesten. Landschappen die het zielloze gelaat van een perverse God weerspiegelen en waarin slechts en alleen de wetten van het bloed gelden. En de grens natuurlijk. De grens die McCarthy’s personages aanvankelijk oversteken op zoek naar werk, vrouwen en oorlog, maar waarvan iedereen uiteindelijk gehavend terugkeert. Als zijn personages al terugkeren. McCarthy deconstrueert het Amerikaanse Zuidwesten als oorsprong van het Amerikaanse vrijheids- en pioniersgevoel. Wat overblijft, is een herschreven geschiedenis, een mythologie zelfs, waarbij de hele beschaving van tafel wordt geveegd en personages gevangen zitten tussen het bijtende stof van de vlakte en het ijskoude zwart van een onmetelijk en mensvijandig heelal.

De beelden van de Texaanse Alice Leora Briggs schalen die gruwel op louter menselijk niveau. Haar graffito’s zijn ondraaglijk rauw, eerlijk en emotioneel. Nergens aan de grens vind je een kunstenaar die erin slaagt om zoveel gif in je ingewanden achter te laten als zij. Haar werk brandmerkt de geest. In een van haar tekeningen figureert een DEA-agent die een omgekeerde heilige viseert met een sniper. Een ander bekend werk toont zakenmensen die in een overdadig restaurant – zoals je er in Juárez ondanks het failliet van de rest van de stad nog genoeg zult vinden – een afgehakt hoofd dissecteren. Aan tafel, bij een dure Franse wijn.

Cormac McCarthy: Cities of the plain
Cormac McCarthy: Cities of the plain

Briggs’ tekeningen zijn zwart-wit, soms aan de randen verbrand, en ze doen denken aan de vroege middeleeuwen. De details ondraaglijk en overvloedig. De wreedheid dampt van haar panelen als bij Bosch en Bruegel. Haar taferelen zijn bodemloos als brutale en viscerale epossen zonder queeste.

Naast grote klasse valt bij deze drie namen ook een Bijbelse eenheid op. Bij het werk van Bolaño vanwege zijn apocalyptische ambities. Bij McCarthy vanwege zijn eindeloze en indrukwekkende bevraging van de duistere theodicee, ofwel de vraag naar de betekenis van God in een wereld waarin het kwaad heerst. Bij Briggs vanwege haar picturale stijl.

McCarthy’s titel Cities of the Plain is een directe verwijzing naar de Bijbelse steden Sodom en Gomorra. Als je twaalfjarige prostituees op straat ziet staan, met jongeren spreekt die hun hele gezin hebben uitgemoord en op een feestje te horen krijgt dat het ganse journalistenkorps aan de cocaïne zit, heb je verder weinig exegetische talenten nodig om te zien dat je in een stad rondloopt die op alle mogelijke manieren is ineengestuikt. Een plek waarvan het maatschappelijk weefsel verrot en geïnfecteerd is, een stad in bodemloos verval. Er is echter één verschil. In Juárez is er geen God die het kwaad in een regen van zwavelzuur zal wegspoelen. Zoals Charles Bowden, een van de weinige Amerikaanse journalisten die de ballen had om hier te komen, al schreef: ‘Juárez is not a case of collapsed order, it is the new order.’

Het nieuwe Westen. Met als nieuw middelpunt, de uiterste grens ervan.

Dit artikel is het gevolg van een samenwerking tussen Apache en Recto verso.
LEES OOK
Redactie Apache / 10-03-2010

Het daverende oeuvre van Cormac McCarthy

[REKTO:VERSO] Hollywood is als een baksteen gevallen voor het werk van Cormac McCarthy. Vier verfilmingen in nauwelijks enkele jaren tijd, weinigen doen het hem na. McCarthy…
No Country For Old Men