Elk gevecht tegen sociale verandering, zo leert ons de geschiedenis, is bij voorbaat verloren. Meer dan wat sturing in een bepaalde richting, is onmogelijk. Het recht op onbereikbaarheid dat de Duitse vakbonden willen afdwingen, is zo een onmogelijk gevecht. Het ontkent de simpele realiteit dat we altijd bereikbaar zijn. In plaats van de trend te bestrijden, kan men haar beter aanwenden om het debat rond arbeidstijd een nieuwe wending te geven.
In zijn Filosofie van het geld (1900) behandelt de Duitse denker Georg Simmel de mens en zijn leven in de grootstad. Het groeiende belang van geld heeft volgens Simmel de menselijke psyche grondig veranderd. Berekendheid is een belangrijke rol gaan spelen in het dagelijkse leven, ten koste van gevoelsmatigheid en impulsiviteit. Het meest verrassende is dat Simmels cultuurkritiek niet uitmondt in pessimisme: de koele berekendheid van de stadsmens, duidt hij als een noodzakelijke voorwaarde voor het leven in de grootstad.
Het intensief omgaan met geld zorgt ervoor dat mensen meer belang gaan hechten aan stiptheid, aan exacte afspraken en gereserveerde omgangsvormen. Zaken die volgens Simmel voortvloeien uit een bijzondere eigenschap van geld, namelijk dat kwantiteit haar enige kwaliteit is. Door het centraal stellen van geld, wordt kwantiteit het basiskenmerk van de tijdsgeest. De metropool wordt de plaats waar op elke straathoek een klok staat, waarop mensen het uur aflezen. Time is money: de leuze van de berekende stadsmens, is een kwantitatief oordeel.
Buzz
Time is money lijkt echter op een deel van onze kenniseconomie niet langer van toepassing. Die heeft zich immers verplaatst naar een globale virtualiteit waarin invloed de voornaamste winstfactor blijkt. Rond een product moet buzz ontstaan, het moet getweet en geliked worden, het moet viraal gaan. Tijd en geld kunnen daarbij handige hulpmiddelen zijn, maar ze zijn geen noodzakelijke voorwaarde. Buzz ontsnapt aan deze kwantitatieve categorieën; ze vraagt net wat de berekende mens onderweg verloren is: intuïtie, gevoelsmatigheid en impulsiviteit. Niet time maar timing is money.
Niet time maar timing is money.
De metropool heeft zich grondig voorbereid op deze nakende evolutie. Waar de berekende mens op elke straathoek de klok kon lezen, vindt de bereikbare mens nu een wifi-hotspot. Niets staat ons in de weg om een juiste timing tot in de perfectie in de vingers te krijgen en te wennen aan de idee dat een economie niet draait van maandag tot vrijdag, nine to five, maar wel 24/7 onstuitbaar voortstuwt. In die economie kan een uur werken op het juiste tijdstip soms meer opleveren dan acht uren op het foute moment.
De uiteindelijke winnaar zal niet de organisatie zijn die krampachtig vasthoudt aan het uitmelken van oude arbeidstijden maar zij die leert beperkte arbeidsuren in te zetten op de momenten waarop ze de hoogste efficiëntie garanderen. De stap van het kritische cultuurpessimisme rond de grensvervaging tussen werk en privé, mag stilaan afgerond worden. Het komt er nu op aan om, zoals Simmel in zijn Filosofie van het geld, tot een verrassende, positieve synthese te komen: bereikbaarheid is een noodzakelijke voorwaarde om in een just-in-time economie steeds precies op tijd te zijn.
Word jij lid van Apache? Lees direct verder en steun onafhankelijke onderzoeksjournalistiek. Nu al vanaf 6,25 euro per maand.
Ja, ik word lid
‘Op den bureau’ wordt instemmend geknikt:
Het werk houdt mij gevangen. Van negen tot vijf ben ik de slaaf van mijn werkgever. Het bedrijf wijst mij een plaats aan en bepaald tussen welke uren ik daar moet zitten. Ook wanneer er nauwelijks werk te doen is. Ik zou vrij kunnen zijn. Ik ben vrij, tussen vijf en negen, in het weekend en op een stuk of 30 zelf te kiezen ‘vakantiedagen’.
Mijn werk wordt gekenmerkt door een grote periodiciteit. Van januari tot en met maart is het bezigheidstherapie, van april tot juni wordt er gewerkt op volle kracht, in juli en augustus wordt er op een lager pitje, met een beperkte bezetting doorgewerkt, in september is het weer even aanmodderen en van oktober tot de kerst gaan we weer volle bak. Onder deze cyclus stroomt de grondstroom van de democratisch-kapitalistische arbeidsorganisatie: 5 werkdagen van ongeveer 8 uur, afgewisseld met een tweedagig ‘weekend’.
In feite zou die laatste cyclus omgedraaid kunnen worden tijdens de rustigste periodes. Het werk kan dan makkelijk op twee dagen gedaan worden, waardoor het weekend 5 dagen zou kunnen tellen. In de maanden april, mei, juli, augustus, oktober en december zou het ‘normale’ regime van toepassing kunnen zijn, terwijl in de piekmaanden juni en november in de praktijk (dmv overuren) een zesdaagse werkweek geldt (een gefaseerde op- en afbouw van 2-5 naar 3-4, 4-3, 5-2, 6-1 en weer terug, zou trouwens nog idealer zijn, maar de bomen groeien nu eenmaal niet tot in de hemel, zei ons bomma altijd).
Ook zou men de zg. weekends kunnen alterneren binnen het team, zodat 7/7 een minimale bezetting gegarandeerd is. Bemoeilijkt dit werkelijk de gezinsorganisatie van ouders met schoolgaande kinderen? Laat ik antwoorden met een wedervraag: is het verstandig om kinderen reeds vanaf jonge leeftijd in hetzelfde strikte tijdsregime als hun ouders te laten lopen? Volgens mij kweken we al die adhd’ers echt wel zelf.
‘Flexibilisering’ is vandaag een vloek voor veel werknemers, omdat werkgevers uitsluitend bereidt zijn het in hun eigen voordeel te laten spelen. Wanneer een verlaagde werkdruk het toelaat om de werkkrachten rust te gunnen, geeft de doorsnee werkgever er toch de voorkeur aan een fysieke controle te behouden over zijn krachten, door ook dan stipte aanwezigheid te verlangen. Thuiswerk wordt voornamelijk gebruikt om de werkelijke arbeidsduur te verlengen en wordt telkens afgewogen tegen de vrees dat de luie werknemer vanop afstand onvoldoende in het gareel kan worden gehouden.
De hedendaagse stand der technologie laat echter een heel andere arbeidsorganisatie toe. Meer zelfs, de toenemende bevolkingsdichtheid en het dichtslibbende wegennet zullen het binnen afzienbare tijd noodzakelijk maken om onze volledige economische organisatie te revolutionariseren. En als we niet nu al beginnen nadenken over hoe we onszelf best organiseren om onze welvaart te optimaliseren, zal het puur-kapitalistische denken van aandeelhouders en consoorten ons op een gegeven moment voor voldongen feiten stellen. En ik heb zo’n donkerbruin vermoeden dat we dan in een minder aangename regeling terecht zullen komen dan strikt noodzakelijk.
Terwijl de echt verstandige aandeelhouder natuurlijk zou moeten weten dat de gezondheid van elk bedrijf – en de maatschappij in haar geheel – een functie is van de gezondheid van de werknemers die het constitueren. Ik zeg niet dat er geen winst gemaakt kan worden door mensen uit te buiten, wel integendeel, zo kan het meeste winst gemaakt worden. Mijn stelling is dat ‘winst maken’ ook voor de aandeelhouder niet de optimale doelstelling is, die zijn welvaart maximaliseert (enkel zijn vermogen). De wereld kan een aangenamere plaats worden als we eindelijk gaan begrijpen dat niet enkel geld gelukkig maakt, maar ook ruimte, tijd, frisse lucht en zuiver water essentiële commoditeiten zijn. Maar ik vrees dat zulks besef pas zal dagen op het moment dat deze dingen echt te schaars worden om iedereen tevreden te houden.
Als ik zelf zou mogen kiezen, behield ik m’n huidige loon, maar zou ik willen dat mijn prestaties niet ingedeeld worden in functie van het aantal uren dat ik op een bureaustoel zit (overigens een zeer ongezonde en belastende houding voor het menselijk lichaam), maar dat enkel gekeken zou worden naar de hoeveelheid werk die ik verzet. Naar huis kunnen gaan als het werk gedaan is, zou mij oneindig veel meer motiveren dan het vooruitzicht vrijgelaten te worden wanneer de klok vijve slaat. Nu werk ik niet, ik klop uren. Veel meer dan de terreur van het geld, verwerp ik de dictatuur van de klok.
j.