Anderstaligen hebben per definitie een taalprobleem, en hun taalprobleem tast de sociale cohesie aan. Die onwankelbare problematisering van meertaligheid staat centraal in een hedendaags nationalistisch discours waarvan de Antwerpse professor Taalkunde Jef Verschueren huivert.

Diversiteit roept beelden op van chaos – de Toren van Babel – diversiteit als handicap.(Foto seriykotik)
Het naïeve geloof in de realiteit van afzonderlijke talen kan onschuldig zijn. Het promoten van standaardisering kan bovendien maatschappelijke processen op ruimere schaal vergemakkelijken. Maar de onschuld verdwijnt, en de faciliterende effecten worden ondermijnd, wanneer een ingebeelde orde wordt opgelegd als norm. Ik denk aan territoriale eentaligheid die vanuit een nationalistische ideologie de leidraad wordt ondanks verregaande meertaligheid als sociaal feit.
Verbeeldingsvermogen
Het nationalistische verbeeldingsvermogen kan zover gaan dat grote groepen zogenaamd ‘anderstaligen’ zelfs na decennia niet worden erkend als realiteit. Er is een regio in Europa waar dat gebeurt. Ik noem geen namen, want jammer genoeg gaat het niet om een uitzondering, maar om een maatschappijtype waarvan diverse varianten ruim zijn verspreid. Hun gemeenschappelijke kern is een onwankelbare problematisering van meertaligheid: ‘anderstaligen’ hebben per definitie een taalprobleem, en hun taalprobleem tast de sociale cohesie aan.
Zij hebben geen boodschap aan empirisch onderzoek dat aantoont met welke virtuositeit kinderen van immigranten meerdere talen en taalvarianten bespelen, terwijl ze misschien toch last hebben van omgang met formele schooltaal – een heel specifiek register dat niet alleen de kinderen van immigranten doet struikelen. Zij hebben ook geen boodschap aan de vaststelling dat eentalige territoria op wereldniveau uitzonderingen zijn en dat ze ook in Europa pas in de recentere geschiedenis doelbewust werden gecreëerd.
Er is een respectabel politicus die onlangs in zijn tweewekelijkse column beweerde dat echte tweetaligheid – om nog te zwijgen van meertaligheid – onmogelijk is. Ik vraag me af in welke wereld deze man leeft.
Ingebeelde orde
Er is een respectabel politicus die onlangs in zijn tweewekelijkse column beweerde dat echte tweetaligheid – om nog te zwijgen van meertaligheid – onmogelijk is. Ik vraag me af in welke wereld deze man leeft. In elk geval één met veel ingebeelde orde, een wereld waarin elkaar druk citerende politieke leiders zich welbespraakt uitlaten over het failliet van de interculturele samenleving. Wat zij bedoelen is dat de ontwikkelingen geen eind hebben gemaakt aan diversiteit, dat ze hun ‘normale’ orde niet hebben hersteld, en dus dat interculturaliteit, feitelijk beschouwd, een groot succesverhaal blijkt te zijn.
Taal is een universeel menselijk verschijnsel. Niet meer, en ook niet minder dan het resultaat van een biologische ontwikkeling. Zoals andere biologische processen leidt de ontwikkeling van taal tot een diversiteit aan verschijningsvormen. De graad van diversiteit overstijgt echter die van de fysiologische wereld omdat taal, dankzij en omwille van het menselijke cognitieve vermogen, dagdagelijks kan en moet worden ingezet voor interactie in steeds variërende contexten die niet herleidbaar zijn tot een beperkt aantal parameters zoals voedsel en beschutting, maar die gekenmerkt worden door complexe sociale patronen, institutionele beperkingen, culturele en psychologische variabelen.
Babel
Diversiteit roept beelden op van chaos – de Toren van Babel – diversiteit als handicap. Er zijn, ruw geschat en afhankelijk van hoe men telt, meer dan 6.000 talen, zeer oneven verdeeld over het aardoppervlak, met een ongelijkmatige verdeling over aantallen sprekers, met talloze mengvormen, en met meer dan 6 miljard idiolectische varianten die taal letterlijk verheffen tot ieders individuele eigenschap en eigendom.
Hoewel geen twee mensen een volledig identieke taal spreken, kunnen we communiceren dankzij gemeenschappelijke principes en strategieën om betekenis te genereren en te negotiëren
Maar die chaos is bedrieglijk. Taal heeft universele kenmerken. Er is geen taal zonder klinkers. Taal heeft geen behoefte aan een verband tussen een woord en zijn betekenis – het woord ‘zout’ smaakt niet zout en is ook niet korrelig. Taaluitingen hebben een lineaire structuur – we kunnen geen twee dingen tegelijk zeggen. Taalgebruik is altijd reflexief – we horen onszelf praten, interpreteren wat we zelf zeggen, en vormen hypothesen over de interpretaties van anderen. Geen enkele taaluiting is volledig expliciet. En hoewel geen twee mensen een volledig identieke taal spreken, kunnen we communiceren dankzij gemeenschappelijke principes en strategieën om betekenis te genereren en te negotiëren.
Ideologie
Taal vertoont dus voldoende orde. Maar er is ook ingebeelde orde. Taal is een natuurlijk verschijnsel. Maar een taal is altijd, zonder uitzondering, een artificiële constructie, een abstractie, die meestal tot stand komt en ondersteund wordt door politieke en ideologische processen. Of zoals de Britten zeggen, “A language is a dialect with an army and a navy”. De Britten konden het weten. Dankzij hun army and navy werd het imperium opgebouwd dat de basis vormde voor de huidige status van het Engels als wereldtaal. Datzelfde Engels toont meteen de paradox van een universele taal: hoe meer een taal zich verspreidt, hoe meer interne diversiteit ze zal vertonen, hoe minder universeel ze zal zijn, en hoe moeilijker het wordt om nog van een taal te spreken.
In een institutionele context – de sociale sector, overheidsadministratie, onderwijs, gerecht – vormt een beleid dat weigert of niet in staat is zich aan te passen aan de realiteit van meertaligheid een groter probleem dan die meertaligheid zelf, ook al vereist die inderdaad inspanningen, middelen en aandacht. Het conflict tussen realiteit en beleid heeft grote gevolgen: de problematisering van een natuurlijk fenomeen (vergelijk het maar met de ontkenning van de zwaartekracht), stigmatisering van de betrokkenen, vormen van uitsluiting gebaseerd op afwijkingen van de eentalige norm, en – daardoor – sociale achterstand.
Een beleid dat weigert of niet in staat is zich aan te passen aan de realiteit van meertaligheid vormt een groter probleem dan die meertaligheid zelf, ook al vereist die inderdaad inspanningen, middelen en aandacht.
Valse premissen
Stigmatiserende en discriminerende maatregelen worden door politici dezer dagen als de normaalste zaak van de wereld voorgesteld – zelfs als een noodzaak en soms als een blijk van openheid. Een goed voorbeeld is de beslissing – in de Europese regio waarnaar ik daarstraks verwees – om een taaleis te verbinden aan toegang tot een sociale woning. Die is gebaseerd op drie valse premissen: 1. zonder dwang leren ‘ze’ de lokale taal niet; 2. onder dwang leren ze die wél; 3. als ze de lokale taal zo´n beetje kennen dan zijn de communicatieproblemen opgelost. Het argument dat uitsluiting van recht op een sociale woning op basis van een taalcriterium ervoor zal zorgen dat iedereen op termijn vlot communiceert in de lokale taal en dat daardoor de sociale cohesie wordt versterkt, mist realiteitszin en houdt geen rekening met de nefaste gevolgen van stigmatisering en discriminatie.
Ik ken geen enkele definitie van discriminatie die hierop niet van toepassing is: een verdeling van middelen – tenzij bepaald door loterij of in orde van aanmelding – moet gebaseerd zijn op kenmerken of criteria die te maken hebben met de aard of bestemming van de middelen. Omgekeerd, het gebruik van elk ander kenmerk als criterium (zeker wanneer het een reële of gepercipieerde ‘groep’ identificeert of privilegieert: huidkleur, etniciteit, religie, afkomst, taal) om te bepalen wie toegang heeft en wie niet, is discriminatie. Is het alleen een ‘bereidheid’ om ‘de’ taal te leren die vereist wordt? Het criterium blijft wel taal. Heeft een rechterlijke instantie zich positief uitgesproken over de wettelijkheid van de maatregel? Het gerecht zal wel gelijk hebben wat de bestaande wetgeving betreft. Maar wetten kunnen zelf discriminerend zijn, en gelukkig zijn ze veranderlijk. Maar meertaligheid blijft.
In het onderwijs zien we recente stappen, zoals het stopzetten van experimenten met meertalig onderwijs, die de illusie van de ingebeelde eentalige orde nogmaals versterken
Creativiteit
De vraag is dan: wat te doen? Niet alle taalgemeenschappen zijn in dezelfde mate vragende partij om met het oog op taalbehoud ondersteund te worden. Bovendien kan de wens veranderen van generatie tot generatie. Als taal ieders eigendom is, dan is bescherming noodzakelijk, maar heeft iedereen ook het recht om van een taal afstand te doen. Concrete maatregelen zijn nooit evident, en creativiteit is vereist. Bijvoorbeeld in het onderwijs. En net daar zien we recente stappen, zoals het stopzetten van experimenten met meertalig onderwijs, die de illusie van de ingebeelde orde nogmaals versterken.
Immigranten adopteren de dominante taal van hun nieuwe omgeving. Zij doen dit in verschillende mate, afhankelijk van context en noden. Het steeds variabele taallandschap dat daardoor wordt versterkt staat in schril contrast met een homogeniserend denken. Niet alleen de taalvariatie, maar ook het vereenvoudigende denkpatroon wordt ondersteund door onvermijdelijke taalprocessen. Ideologieën leiden geen abstract leven. Zij worden gedragen door taalgebruik dat vooral de lagen van impliciete betekenis intertextueel kopieert en verder zet. Ook dat is een natuurlijk proces. We kunnen ons wel wapenen tegen de gevolgen ervan. Bijvoorbeeld door een alarmbel te doen rinkelen telkens wanneer beleid wordt voorgesteld als ‘normaal’.
Een bewerking van deze tekst werd uitgesproken tijdens de 42e editie van Poetry International.
Word jij lid van Apache? Lees direct verder en steun onafhankelijke onderzoeksjournalistiek. Nu al vanaf 6,25 euro per maand.
Ja, ik word lid
Om het met zijn eigen woorden te zeggen, vraag ik mij af in welke wereld de auteur van deze tekst leeft.
Feit is dat kennis van de taal van de regio waarin men leeft het belangrijkste wapen is tegen sociale uitsluiting, en essentieel voor het vinden van een job. Niemand zegt dat men geen andere taal meer mag spreken. Onder elkaar mogen alle mensen dialect spreken, Engels, Frans of de taal van hun ouders of hun geboorteland. Dat is inderdaad een rijkdom. Maar dit neemt niet weg dat voor iedereen de kennis van de taal van de regio vereist is.
Wat bijvoorbeeld te denken van een ziekenuisopname? Moeten we maar zorgen dat in ieder ziekenhuis alle talen gesproken worden door alle dokters? Heeft de auteur ooit gezien hoe men op een spoedafdeling plots op zoek moet naar een tolk? Het niet kennen van de lokale taal kan in zulke gevallen levensbedreigend zijn.
Het zou van veel meer moed getuigen te proberen mensen ervan te overtuigen hoe belangrijk het is in Vlaanderen Nederlands te leren, en zo hun kansen in het leven te verhogen op allerlei gebieden. Zoals mijn vroegere Algerijnse buur die na 10 jaar in Vlaanderen te wonen geen woord Nederlands sprak en geen werk kon vinden, maar dan toch maar een opleiding Nederlands begonnen is om zijn situatie te kunnen verbeteren.
Door de problematiek op dergelijke manier te ontkennen dragen mensen als deze auteur een verpletterende verantwoordelijkheid.
Ik stel voor dat de auteur het zelf eens uitprobeert, en bijvoorbeeld een jaartje probeert in China te leven zonder Chinees te kennen.
Er zijn boel mensen die een jaartje in china gaan wonen zonder de taal te spreken. Denk je dat die allemaal zullen sterven in het ziekenhuis?
Trouwens, wat dan met die nederlandstalige brusselaars die in hun lokale ziekenhuizen soms wel eens 1-talig franse artsen en verplegers aantreffen?
Ik vind dat de auteur wel degelijk gelijk heeft. Er zou terug wat correcte relativering mogen worden ingebracht in ‘het grote taaldebat’. Veel belangrijker is dat mensen elkaar proberen te verstaan. Ieder mag in zijn eigen leven zelf beslissen welke talen hij wil machtig zijn me dunkt. De taalplichten waar we in vlaanderen stilaan op af stevenen zullen alleen maar voor uitsluiting zorgen en niet voor de zogenaamd bedoelde insluiting. Daar gaat het om.
Bon, nu ga ik voort luisteren naar het praatje in het erg engels klinkende frans van de canadese mevrouw die hier in ottawa een uitleg staat te doen aan een 1-talig frans gezelschap. Vind het erg jammer dat de anglosaxen niet werden uitgenodigd om hun ervaringen op de conferentie te komen inbrengen. Ik stel vast dat er zo massaal dubbel werk wordt geleverd.
Ik spreek, lees en schrijf Vlaams en daarmee basta.
Vlaams is geen taal…. Nederlands wel…
Met verstomming las ik dit artikel. In grote lijnen ben ik het eens met de reactie van Henk. Zonder aan enig gevoel van nationalisme te denken of dat als ideaal voorop te stellen is het inderdaad een noodzaak om de taal te hanteren van de plaats waar iemand zich vestigt en denkt zijn leven er op een zinvolle, sociaal geïntegreerde wijze door te brengen. Het voorbeeld van China is duidelijk, maar China is ook zo groot. Ik stel voor hier eens te komen kijken, in de provincie Namen, waar veel Nederlandstaligen van afkomst zich gevestigd hebben. Dacht u dat het voor hun ook maar effen leefbaar zou zijn als ze geen Frans spraken?
Vaker vraag ik me af of dit soort artikels door de auteur(s) echt gestoeld zijn op wat ze echt denken. Zou het kunnen dat er misschien een soort branie achter zit? Dat de schrijver eens wil tonen aan de goegemeente hoe progressief en anders hij wel durft denken? Dat hij misschien bang is niet gelezen te worden als hij niet provocatief genoeg uit de hoek komt? Ofwel, en dat heb ik carrièregewijze vaker meegemaakt, gaat het om kamergeleerden die elk contact met de brede sociale realiteit missen en vanuit hun papieren wereld hersenspinsels brouwen en de wereld insturen die vaak ook alleen door andere kamergeleerden gelezen worden.
“Ferme kerel ben ik toch!” zal deze schrijver van dit artikel misschien gedacht hebben. “Ik kan het goed uitleggen en zal eens laten zien aan al die minussen welke creatieve geest ik ben, welke ongehoorde nieuwe inzichten ik wel heb. Ze gaan met verstomming geslagen zijn, misschien komt mijn naam wel in de gazet.”
Excuses, ik dreig een beetje cynisch te worden. Maar sta me toe het zo ontmoedigend te vinden dat sommige intellectuelen (?) blijkbaar met sociale blindheid zijn geslagen.
Als ik de reacties van Henk en u lees lijkt het mij dat u het helemaal niet begrepen heeft.
Nergens lees ik dat Verschueren beweert dat immigranten de taal niet moeten leren. Hij stelt dat ze dat wel vanzelf zullen doen, en dat ze onze dwang niet nodig hebben.
Ik huiver ook van de platitudes en ongenuanceerde premissen die Bart De Wever en andere nationalistische consoorten (Jos van hierboven lijkt ook sympathieën in die richting te hebben) rondspuien.
Ten eerste wordt er gesteld dat men geen werk vindt als men de taal niet kent, maar hoe kan men de taal leren zonder werk? Zonder immersie? Mensen die het geld niet hebben om taalcursussen te volgen zitten in een vicieuze cirkel van uitsluitingen in de huidige maatschappij. Daarenboven is een taal leren niet iets dat over één nacht ijs gaat.
Ik huiver en denk terug aan een periode ergens in de twintigste eeuw (meer bepaald tussen 33′ en 45′) als ik ‘respectabele’ politici hoor beweren dat de multiculturele samenleving mislukt is. We zijn terug aan het drijven naar het fascistische idee dat elk volk apart moet leven in een ander hokje (dat we een ‘natiestaat’ noemen). Allemaal hokjes die gelukkig niet met elkaar leven en afgezien van de vakantiemaanden van elkaar geïsoleerd zijn. Om van inteelt op lange termijn nog maar te zwijgen.
Men negeert tegenwoordig maar al te vaak wat voor een rijkdom diversiteit biedt. DAAR gaat dit artikel over.
“Stigmatiserende en discriminerende maatregelen worden door politici dezer dagen als de normaalste zaak van de wereld voorgesteld – zelfs als een noodzaak en soms als een blijk van openheid. Een goed voorbeeld is de beslissing – in de Europese regio waarnaar ik daarstraks verwees – om een taaleis te verbinden aan toegang tot een sociale woning. Die is gebaseerd op drie valse premissen: 1. zonder dwang leren ‘ze’ de lokale taal niet; 2. onder dwang leren ze die wél; 3. als ze de lokale taal zo´n beetje kennen dan zijn de communicatieproblemen opgelost. Het argument dat uitsluiting van recht op een sociale woning op basis van een taalcriterium ervoor zal zorgen dat iedereen op termijn vlot communiceert in de lokale taal en dat daardoor de sociale cohesie wordt versterkt, mist realiteitszin en houdt geen rekening met de nefaste gevolgen van stigmatisering en discriminatie.”
HIER gaat het over! Over discriminatie die juist integratie en het aanleren van de taal tegenhoudt.
Beste Vic,
Ik huiver van mensen zoals U , bij wie enige realitietszin ontbreekt.
Ten eerste kunnen vreemdelingen GRATIS onze taal leren in erkende scholen. Recentelijk werd besloten om deze GRATIS lessen niet meer te geven aan illegalen. Ten tweede heeft men geen werk nodig om de taal te leren maar men heeft wel de taal nodig om te kunnen werken, al is het maar voor de veiligheid of om te verstaan wat een werkgever van je verwacht.
In Uw wereld zal het wellicht anders zijn maar er zijn nog veel vreemdelingen, vooral de Noord Afrikaanse, die enkel hun moedretaal machtig zijn. U kan het draaien en keren zoals U wil wanneer je dezelfde taal spreekt is dat zeer bevordelijk voor wederzijds begrip, respect kortom het maakt het samenleven een stuk aangenamer en eenvoudiger.
Wat me ook opvalt aan Uw reacties is dat U bijzonder snel verwijst naar de periode van de tweede wereldoorlog en de praktijken van toen. In de context waarin U dat doet vind ik dat bijzonder laag bij de grond en paniekzaaierij van het laagste niveau.
Het is een zaak als een individu de gebruikelijke taal in een gebied niet kan, dat kan inderdaad tot problemen leiden voor dat individu, en zet soms druk (maar lang niet zo vaak ref. 10 jaar kunnen leven in Belgie zonder Nederlands te praten) op de directe omgeving van die persoon. Het is echter een hele andere zaak om sociale en politieke maatregelen te baseren op het wel of niet kunnen van een taal, en om eentaligheid af te dwingen. Ik denk dat het opiniestuk eerder spreekt over dit laatste.
Ik sta er vaak van te kijken hoe sommige talen als negatief gezien worden, maar andere weer erg hip en sexy. Wij Belgen zijn daar enorm gevoelig aan. Kijk naar productnamen en namen van dingen in de ontspanningssfeer. Franse woorden klinken erotisch, stijlvol en sexy, maar we horen het lieft niet in onze straat. Engelse woorden en termen zijn hip en cool en zo in onze spreektaal opgenomen dat we het niet meer merken. Andere talen klinken dan weer als een bedreiging: Arabisch, Turks, Armeens, Russisch, ze doen onze wenkbrauwen fronsen. We springen daar erg losjes mee om, en hechten verschillende waarden aan verschillende talen. Nu lijkt er een trend om bepaalde talen uit te willen filteren, en andere gewoon te accepteren en dat lijkt me bizar. You can’t unscramble a scrambled egg.
Het Grondwettelijk Hof heeft een klacht van de Franse Gemeenschap hierover verworpen. Volgens haar druist die Wooncode grotendeels niet in tegen de artikels van de Grondwet waaraan het Hof bevoegd is te toetsen, noch aan de Europese en internationale regelgeving en verdragen waaraan België is verbonden. Wel stelde het Hof dat om een huurcontract te ontbinden tussenkomst van de rechter vereist. Het artikel dat voorzag in de mogelijkheid tot buitengerechtelijke ontbinding werd dus vernietigd. Ook stelde het Hof dat die taalvereiste niet kan gelden in de faciliteitengemeenten.
Er loopt, denk ik, nog altijd een een procedure bij de Europese Commissie. De vraag die de commissie zich onder meer zal stellen is of dit niet in strijd is met het vrij verkeer van personen. De Europese regelgeving is waarschijnlijk het grootste struikelblok voor de Wooncode aangezien de Commissie niet zal redeneren vanuit een nationaal perspectief zoals het GWH dat doet. De communautaire spanningen en onze staatsstructuur spelen sowieso mee in het oordeel van het GWH, wat veel minder het geval zal zijn bij de Commissie. Als de Commissie een inbreuk vermoedt, kan ze dat dan doorspelen aan het Hof van Justitie.
Dat neemt niet weg dat er enkele rapporten zijn gepubliceerd met striemende commentaar op die Wooncode. Zowel commissies van de Raad van Europa en de VN hebben al hun bezorgdheid geuit. In Vlaanderen werd dat dan afgedaan als lobbywerk van de Franstaligen. Nu speelt lobbyen wel degelijk in een rol in internationale organisaties maar ook Vlamingen hebben hier hun vertegenwoordigers. Een Vlaamse calimeroreflex, die men toen terugvond bij zowat alle Vlaamse partijen, hoeft dus niet.
Het toont hoe we soms op de grenzen botsen van onze interne logica. Een ander voorbeeld is het niet willen ratificeren van het Minderhedenverdrag door het Vlaams Parlement. Landen die dit wel gedaan hebben zijn onder meer Rusland, Georgië, Azerbeidzjan, Moldavië, Macedonië en een hele resem landen die in de Balkanoorlog betrokken waren. Sommige van die landen hebben veel diepere etnische conflicten meegemaakt maar kunnen toch dit verdrag goedkeuren. In tegenstelling tot andere landen zoals Rusland waar de ratificatie een farce is, zijn deze laatsen wél democratieën en is het verdrag dus afdwingbaar. Het niet ratificeren is een legitieme keuze, maar dan moet Vlaanderen ook de consequenties aanvaarden en niet verontwaardigd zijn over de negatieve pers in het buitenland.
Tegelijk ligt een historische verantwoordelijkheid ook bij de Franstaligen. Het zijn zij die destijds een volledig tweetalig België hebben tegengehouden, uit vrees voor de positie van het Frans in België. Het is diezelfde vrees voor de positie van het Nederlands die vandaag het Vlaams beleid beheerst. Een volledig tweetalig België zou veel oplossen, maar is helaas politiek niet meer haalbaar, vrees ik. Een uitbreiding van Brussel zou ook een (gedeeltelijke) oplossing kunnen bieden en de stad meer op de kaart plaatsen, wat zowel Vlaanderen als Wallonië goed uitkomt . Daarom ben ik het voorstel van Reynders niet ongenegen om het BHG uit te breiden naar heel Brabant. Franssprekenden zouden dan wel meer rechten verkrijgen in Vlaanderen, maar het omgekeerde is ook waar.
Het is volgens mij niet zozeer een voorbeeld van kamergeleerdheid, eerder van de notie van universeel slachtofferschap: het idee dat iedereen die zich in een benarde positie bevind slachtoffer is en dat hij of zij dus niet enkel recht heeft op hulp (vanuit humanistische overwegingen, als kenmerk van een beschaafde samenleving die niemand laat creperen), maar dat dergelijk recht aan geen enkele voorwaarde kan onderworpen zijn. Elke eis houdt namelijk een schanding in van een of ander mensenrecht hier of daar. Een sociale woning bijvoorbeeld is in deze visie geen maatregel t.v.v. een voorbeeldig lid van de gemeenschap die ondanks zijn of haar goede inspanningen in financiële problemen komt, en die zo snel mogelijk probeert om terug op eigen benen te komen en dankbaar is voor de hulp die hij of zij ondertussen ontving. Het is een recht, dat wil zeggen dat je zo gedesinteresseerd kan zijn in deze samenleving en haar taal als je maar wil en toch wordt er voor je gezorgd.
Mij zal het persoonlijk niet interesseren welke taal buitenlanders onder elkaar spreken en of hun Nederlands echt goed is. Wat ik daarentegen wel belangrijk vindt is dat men erkent dat Nederlands de dominante taal is in Vlaanderen, dat deze dominantie volstrekt legitiem is evenals het gebruik van wetgeving om deze positie voor eeuwig te betonneren. Afwezigheid van wetgeving leidt er toe dat het Nederlands door culturele vooroordelen (de meeste Franstaligen zullen wel niet denken dat flamand de taal van de boeren is, maar ze bestaan nog en we moeten ons hoeden) en toenemende globalisering (Anglo-Amerikaanse culturele invloed) in de hoek gedrukt wordt. Nederlands is geen taal waarmee je buiten Vlaanderen, Brussel en Nederland uit de voeten kan, terwijl men hier in Vlaanderen grotendeels zijn plan kan trekken in het Engels, soms zelfs in het Frans. Op zich geen probleem, maar zonder bevoorrechte status voor het Nederlands verandert dit van een vorm van beleefdheid t.a.v. buitenstaanders naar een noodzakelijkheid om in je eigen taalgebied nog aan de bak te komen. Voor wie Nederlands als moedertaal heeft schept de juridisch vastgelegde dominantie vrijheid. Hoe slecht mijn Frans, mijn Engels, mijn Chinees e.d. ook mogen zijn, binnen deze 15.000 km^2 kan ik bij wijze van spreken altijd alles doen met mijn louter moedertaal.
Een buitenlander die Nederlands probeert te spreken is iemand waarop ik -hoe indirect- kan rekenen om het belangrijkste deel van mijn cultureel erfdeel -mijn taal- te beschermen tegen al die verre en nabije invloeden die er voor zorgden dat het Nederlands in het Vlaanderen van de 19e eeuw niet de positie had die het vandaag had. Dat schept een band die geen kruiperigheid vraagt van de ander, en toch visceraler is dan het link-liberale idée fixe dat je een samenleving kan opbouwen door iedereen een abstracte catalogus liberale rechten en vrijheiden te doen onderschrijven, en dat elke andere eis wel een verdoken vorm van racisme is.
“Een sociale woning bijvoorbeeld is in deze visie geen maatregel t.v.v. een voorbeeldig lid van de gemeenschap die ondanks zijn of haar goede inspanningen in financiële problemen komt, en die zo snel mogelijk probeert om terug op eigen benen te komen en dankbaar is voor de hulp die hij of zij ondertussen ontving.”
Bij mijn weten houdt de staat niet bij wie de voorbeeldige leerlingen van de klas zijn. Men geeft geen rapport met punten voor burgerschap, en gelukkig maar. Anders zouden we in een politiestaat wonen waar elke vorm van subversiviteit als rebellie en slecht gedrag gekenmerkt wordt.
Het enige wat de staat moet doen is gevaarlijke mensen van de straat houden tot ze zich weer kunnen integreren in de samenleving.
“Het is een recht, dat wil zeggen dat je zo gedesinteresseerd kan zijn in deze samenleving en haar taal als je maar wil en toch wordt er voor je gezorgd.”
Dit is fundamenteel onwaar. Op sociale woningen staat een tijdslimiet. Ik ken persoonlijk een vrouw die ten gevolge van een hersenbloeding werkonbekwaam is geworden (zij kan er zelfs dus niet eens aan doen!) en binnenkort haar sociale woning zal kwijtraken. Dus laten we niet eens beginnen over werklozen die uit hun sociale woning worden gezet!
Bovendien is er ook een beperkte duur voor werkloosheidsuitkeringen, dus neen, er wordt niet sowieso voor je gezorgd. Bovendien krijgen immigranten de hete adem van allerlei inburgerings- en integratiediensten in hun nek of ze wel moeite doen om Nederlands te leren of werk te vinden.
éNederlands is geen taal waarmee je buiten Vlaanderen, Brussel en Nederland uit de voeten kan, terwijl men hier in Vlaanderen grotendeels zijn plan kan trekken in het Engels, soms zelfs in het Frans. Op zich geen probleem, maar zonder bevoorrechte status voor het Nederlands verandert dit van een vorm van beleefdheid t.a.v. buitenstaanders naar een noodzakelijkheid om in je eigen taalgebied nog aan de bak te komen. Voor wie Nederlands als moedertaal heeft schept de juridisch vastgelegde dominantie vrijheid. Hoe slecht mijn Frans, mijn Engels, mijn Chinees e.d. ook mogen zijn, binnen deze 15.000 km^2 kan ik bij wijze van spreken altijd alles doen met mijn louter moedertaal.”
Denkt u echt dat de positie van het Nederlands bedreigd zou worden zonder wettelijk kader? Het overgrote deel van de bevolking binnen Vlaanderen heeft Nederlands als moedertaal, en dat zal niet snel veranderen.
Het enige gebied waar het Nederlands niet meer de dominante taal is in Vlaanderen is in de Rand. Eerlijk gezegd vind ik dat men moeilijk nog van een Vlaamse gemeente kan spreken als 85% of zelfs maar 50% Frans spreekt. In zo’n geval zeg ik: laat Brussel het opslorpen.
“Een buitenlander die Nederlands probeert te spreken is iemand waarop ik -hoe indirect- kan rekenen om het belangrijkste deel van mijn cultureel erfdeel -mijn taal- te beschermen tegen al die verre en nabije invloeden die er voor zorgden dat het Nederlands in het Vlaanderen van de 19e eeuw niet de positie had die het vandaag had. ”
Elke taal, ook de onze, bestaat uit nabije en verre invloeden. Indien u het niet wist: onze taal vertoont invloeden uit het (oud- en nieuw-)Duits, Latijn, Frans, Engels, Grieks, Spaans, Ingweoonse talen, Hebreeuws, etc. etc.
Taal is een dynamisch geheel, d.w.z. continu veranderlijk. Het heeft dus geen zin om ‘verre en nabije invloeden’ af te weren (het taalpurisme is hier een belachelijk voorbeeld van), omdat het is als de evolutie tegenhouden.
Vic, natuurlijk houdt de Staat niet bij wie een voorbeeldig burger is en wie niet, dat zou al te gek zijn. Wat ik met mijn hyperbool wou aangeven is dat we als samenleving mogen eisen dat mensen ophouden hun kansarmoede te bestendigen door geen Nederlands te (willen) leren als ze wel willen dat die samenleving hen uit de penarie helpt. Dat men de “hete adem” van integratiediensten in de nek voelt is inderdaad zo, omdat we -voorlopig- nog eisen durven stellen. Maar als het links-liberale discours van universeel slachtofferschap terrein wint (vooral populair bij het CDH) kan je helemaal niets meer vragen van mensen die op de hulp van de samenleving beroep doen.
Een buitenlander die Nederlands probeert te spreken is iemand waarop ik -hoe indirect (sic: hoe indirect ook)- kan rekenen om het belangrijkste deel van mijn cultureel erfdeel -mijn taal- te beschermen tegen al die verre en nabije invloeden die er voor zorgden dat het Nederlands in het Vlaanderen van de 19e eeuw niet de positie had die het vandaag had (sic: heeft).
Met invloeden, Vic, heb ik het niet over concrete invloeden van deze of gene taal op het Nederlands, leenwoorden en dies meer. Het gaat over linguïstische minorisering. Moesten vandaag de taalwetten afgeschaft worden dan zijn morgen Engels en Frans nog niet de facto de enige twee talen in Vlaanderen. Maar toch. Zolang de Vlaming het als een deugd ziet om zich zoveel mogelijk aan te passen aan te taal van de ander, gaat het Frans uitdeinen als een olievlek vanuit de rand, en zal geen vierkante kilometer die verloren gaat ooit “teruggewonnen” worden. Dat heeft overigens niets met irredentisme te maken. Geen zinnig mens wil Brussel of Frans-Vlaanderen terug vernederlandsen of vervlaamsen. Het gaat er om dat de grenzen die vastgelegd werden toen de wetten tot stand kwamen gerespecteerd worden zonder dat daar iets tegenover moet staan. Goede grenzen maken goede buren.
“het belangrijkste deel van mijn cultureel erfdeel -mijn taal-“…
Sorry hoor, maar dan denk ik meteen: arm Vlaanderen.
Tuurlijk mag het gebruik van een taal worden beschermd. Maar met welke middelen? Ten koste van alles of zijn er nog andere elementen, waarden, gebruiken in onze cultuur die misschien, soms, belangrijker mogen zijn?
Zo vind ik bijvoorbeeld dat één van de grotere cultuurverwezenlijkingen van ons, Belgen, het blijvende en hardnekkige zoeken naar compromissen is. Het afwegen en prioritiseren van waarden behoort al zeker 2 eeuwen tot onze lokale cultuur. Dat dit gebruik nu volledig moet zwichten voor het gieten van Vlaamse beton over het volledige veroverde grondgebied vind ik dan weer een groot verlies.
Kunnen we onszelf aub terug wat relativeren? (nog zo een cultuurwaarde die we kwijt aan het spelen zijn) Vlaams is schoon en belangrijk, maar niet het allerbelangrijkste in de hele wereld hee.
Als ik ergens “arm Vlaanderen” lees, dan denk ik meteen: arm links(-liberaal) Vlaanderen, dat zo bang is van zijn eigen etnische particulariteit dat het elke bescherming ervan als problematisch ziet. Vaak is de suggestie dat het allemaal naar VB-discours ruikt niet ver weg. Zeker niet in het gesubsidieerde kunstcircuit, dat Vlaamse identiteit louter kan opnemen als iets dat bekrompen is (fermettes, tuinkabouters) en waartegen men zo hard mogelijk moet stampen, bij voorkeur door het te definiëren in termen van een gebrek aan iets (openheid, tolerantie, etc.) dat een buitenlands voorbeeld (vroeger steevast Nederland, de laatste 10 jaar niet meer) wel heeft. Waarmee je dan tot de conclusie komt: de manier waarop links (-liberaal en extreem-) de Vlaamse identiteit steevast geconstrueerd heeft lijkt zeer sterk op de manier waarop rechts (-liberaal en extreem-) de identiteit van moslimsallochtonen construeert. Zolang je niet aanvaard dat de particulariteit van een groep a priori een legitiem publiek goed is gaat die groep zich wel eens van haar minst open kant tonen.
Dat de sociale tegenstellingen niet op de spits worden gedreven is enerzijds inderdaad goed, anderzijds duidt het ook op een land zonder echte principes waar alles voorwerp is van politieke koehandel en kan geruild worden tegen iets anders. Toen zwart Amerika in de jaren ’50 en ’60 zijn burgerrechten kreeg was de common understanding dat op deze rechten niet onderhandelbaar waren, en dat blank Amerika het gewoon maar moest aanvaarden. Zo hoorde het en zo geschiedde. Toen het US Supreme Court bv. het verbod op interraciale huwelijken afschafte was het ook echt gedaan met die discriminatie. Volgens mij heeft Vlaanderen de bescherming van zijn cultuur en dan vooral zijn taal nooit zomaar gekregen. Er is altijd wat voor geruild. Moest het verbod op interraciale huwelijken in de VS opgelosd geworden zijn zoals het Belgische G.W. Hof (in een ver verleden toen het nog Arbitragehof heette) B.H.V. als discriminatie van Nederlandstaligen heeft erkend zou een coalitie van republikeinse en democratische politici moeten samengekomen zijn om te onderhandelen over hoeveel toegevingen de staten zonder verbod op interraciale huwelijken zouden moeten doen aan staten met verbod, waarbij de mogelijkheid open blijft dat het verbod helemaal niet verdwijnt omdat sommige staten dat niet willen en gewoon de crisis uitzitten. In dergelijke gevallen mag je niet eisen dat beide kanten toegevingen doen of dat de politici enkel de “echte” problemen (economie) aanpakken, alsof BHV geen “echt” probleem zou zijn.
Taal is een communicatiemiddel. Niet meer, maar ook niet minder. De problemen beginnen wanneer er geen gemeenschappelijke taal voorhanden is om een efficiënte communicatie te voeren. Dit kan je mi enkel oplossen door bepaalde basisafspraken te maken. Wie in welke gevallen welke taal spreekt, maakt weinig uit zolang de uitgangspunten maar realistisch zijn (iedereen Engels in een multinational, Nederlands in het onderwijs, Frans in het Luikse gemeentehuis…). Het is de auteur er hier duidelijk om te doen om taalvoorwaarden te bestempelen als nationalistisch, bekrompen… Meertaligheid heeft echter een zeer sterke emancipatorische kracht die op alle mogelijke manieren zou moeten gepromoot worden. Er wordt hier geponeerd dat het vasthouden aan de eigen taal een zeer bekrompen reflex is; maar dit geldt dan toch duidelijk voor iedereen, ook diegene die vasthoudt aan zijn eigen taal in een ander taalgebied, land…? Kan een Braziliaanse Erasmusstudent bij de prof terecht in het Portugees? Indien niet, is dit dan discriminatie? In bovenstaand stuk verwordt taal tot een wapen dat gebruikt wordt om bepaalde ideologische standpunten kracht bij te zetten; identiek hetzelfde als wat nationalisten doen. Taalkennis is in mijn ogen een fantastische rijkdom, die ondubbelzinnig aangemoedigd moet worden, los van politieke of ideologische motieven.
Het is een kwestie van een evenwicht vinden tussen het bekijken van taal als middel en taal als cultureel erfgoed. Cru gesteld dient taal om te communiceren en evolueert deze op natuurlijke wijze naar een vorm die het mogelijk maakt ons verstaanbaar te maken tegenover de mensen waarmee we in contact komen in ons dagelijks leven. De tijd van kleine dorpskernen met baker, slager en kruidenier ligt al enige tijd achter ons, de globalisering en toenemende vrijheid in transport hebben er voor gezorgd dat verschillende taalgroepen steeds meer met elkaar in aanraking komen. Dat we een welvarend land zijn brengt met zich mee dat men van heinde en verre komt om zijn deel van de koek op te eisen, niet onterecht daar ons koekjesdeeg voor een groot deel gekneed is door buitenlandse handen. Onze taal zal deze mensen worst wezen, tenzij als middel om hun levenskwaliteit te verbeteren. Daartegenover staat onze taal die deel uitmaakt van onze eigenheid, die geschiedenis uitstraald, zijn eigen kracht en schoonheid heeft, en daardoor mee wordt opgenomen onder de noemer ‘cultuur’.
Waar ik problemen mee heb, is dat het woord cultuur tegenwoordig teveel gebruikt wordt als scherm tegen verandering. Cultuur wordt al te makkelijk verwisseld met gewoontes. De multiculturele, meertalige samenleving heet dan ‘mislukt’ te zijn, ze is een feit. Niet enkel in het ziekenhuis, maar ook bij de buurman als op de werkvloer worden we geconfronteerd met taalproblemen waar we een oplossing op moeten vinden. Een weg terug is er niet: zonder buitenlandse arbeidskrachten stort onze economie in, om onze concurrerend vermogen gezond te houden gaan bedrijven over de taalgrenzen heen. De vrijheid van handel en beweging die open grenzen ons geven kun je niet zomaar terugdraaien, ons proberen afsluiten voor immigratie is volkomen onrealistisch. Ik bezie de analyses van de auteur eerder als uitdagingen voor onze beleidsmakers. Dat je Nederlands dient te kennen in Vlaanderen daar dit de dominante taal is, lijkt logica wil je hier een leven opbouwen. Hoe komt het dan dat allochtone gemeenschappen perfect kunnen overleven met enkel hun moedertaal? Het falend spreidingsplan van sociale huisvesting in Anwerpen, waar allochtone groepen naar de rand worden verdreven is hier een mooi voorbeeld van. Hype middenstandswijken creëren die de prijzen de lucht in jagen zal je sociale mix niet bevorderen. Als je de dominantie van taal aanvoerd als reden, waarom je dan krampachtig vastklampen aan de taalwet in faciliteitengemeenten waar de meerderheid in de gemeenteraad franstalig is? Hebben de franstaligen daar geen recht op een eigen cultuur?
Laten we taal terug gebruiken waarvoor het intentioneel ontstaan is: met elkaar communiceren.
Het deel van Europa en de wereld waar Nederlands een gangbare taal is is in oppervlakte beperkt, maar het is wel een drukbevolkt gebied. Veel mensen, Nederlandstaligen soms nog meer dan “anderen”, onderschatten het belang van het Nederlands.Van de 23 officiële talen van de EU komt het op de 7de plaats. Franstaligen denken dat hun taal veel meer moedertaalsprekers in de EU kent, maar overschatten de factor: ongeveer 3,5 keer zoveel. Er zijn meer Nederlandstaligen dan Deens-, Zweeds- en Noorstaligen samen…
Dit artikel zou meteen in het Frans moeten vertaald worden en gepubliceerd worden in alle Franse media van dit land. 😉
Dank U Dhr. Verschueren voor deze wijze woorden.
Ik woon nu al geruime tijd in Kaapstad in Zuid-Afrika. Zuid-Afrika is een land met 8 officiele landstalen. In Kaapstad worden Engels, Afrikaans en isiXhosa het meest gesproken. Radiostations wisselen -om de 10 zinnen zeg maar- af tussen twee talen, met Engels als leidraad omdat die taal over alle taalgroepen heen wordt gedeeld. Televisiefeuilletons (Sewende Laan bijvoorbeeld, een soort “Familie”-serie) gebruiken drie tot vier talen in hun afleveringen, met ondertitels in het Engels wanneer een andere taal wordt gesproken.
Ook kranten zijn beschikbaar in de verschillende talen, zij het 1 taal per krant.
De mensen schijnen zich hier geen zorgen te maken over het betonneren van het gebruik van hun taal in wetgeving. Ze dwingen anderen ook niet een bepaalde taal te spreken (afgezien van enkele extreem rechtse Afrikaners misschien, of extreem rechtse ANC of IFP militanten). Dat maakt dat de mensen die diensten leveren vaak een ander taaltje praten dan de mensen die de dienst krijgen. Dat systeem lijkt te werken. Toont dat misschien aan dat er in Belgie en andere streken in Europa te weinig andere – “echte”- problemen zijn dat we zoveel tijd spenderen aan taalkwesties? Waar komt de angst vandaan dat onze taal zal verdwijnen tenzij we ze verankeren in wetgeving? En in het ondenkbare geval dat onze taal zou worden weggespoeld door de mythische golf vreemdelingen, is dat dan niet het democratisch principe dat iedereen zo heilig vindt? Of is dat net het probleem, dat democratie zoals we ze kennen toch niet al onze rechten verdedigd?
Wij aanvaarden wel een overaanbod aan Engelstalig entertainment, maar waarom hebben we geen tweetalig Frans-Nederlands nieuws, tweetalige feuilletons, tweetalige kranten en tweetalige radio?
Problematisch voorbeeld, niet? Zuid-Afrika is een failed state met ’s werelds ergste criminaliteitsproblemen, wat steeds samenhangt met o.a. een zwakke civil society en gebrek aan generalized trust. Groepen die vooral naast elkaar leven en met extreme verschillen in socio-economische positie. Niet verwonderlijk dus dat er niet zoiets bestaat als een Zuid-Afrikaanse natie. Dat we in Vlaanderen enigszins eisen van buitenlanders dat ze Nederlands proberen te leren (niet “kunnen”, enkel “proberen te leren”) toont aan dat we ze toch nog ergens als onze (potentiële) streekgenoten zien. En dan zijn m.i. de Vlaamse taaleisen toch op nobeler principes gebaseerd dan de staatsinrichting van blank (niet meer de iure maar nog steeds de facto) Suid-Afrika.
Helemaal akkoord ! Ik denk dat veel Vlamingen vandaag zéér gecrispeerd zijn wat betreft hun taal. Precies alsof héél hun zijn, héél hun eigenheid zich enkel in die taal bevindt.
Ik ontken niet dat taal een belangrijke rol speelt in de identiteit van een individu en van een bevolkingsgroep, maar de overdreven aandacht die vandaag daar naar uitgaat is niet meer gezond.
Ik woon een achttal jaren in Halle (na twintig jaar in Brussel verbleven te hebben). De hypergevoeligheid (om niet te zeggen de hysterie) die het stadsbestuur aan de dag legt betreffende het gebruik van het Nederlands in de straten van de stad grenst aan het absurde. Veel Franstaligen zijn hier komen wonen (de taalgrens ligt op zo’n 4km van hier) en de schrik dat het Nederlands zal worden weggevaagd krijgt proporties die nergens anders te vinden is. Zoals je zegt: ik denk dat we geen echte problemen kennen zodat alle aandacht kan gericht worden aan taalkwesties. Alle beschermingsmaatregelen die in mijn streek genomen worden om het Nederlands “te beschermen” zijn niets anders dan de uitdrukkingen van een “ingebeelde eentalige orde” die Dhr. Jef Verschueren treffend geanalyseerd heeft.
@Bekrompen tuinkabouter
“Wat ik met mijn hyperbool wou aangeven is dat we als samenleving mogen eisen dat mensen ophouden hun kansarmoede te bestendigen door geen Nederlands te (willen) leren als ze wel willen dat die samenleving hen uit de penarie helpt. ”
U stelt hier dus dat immigranten zich in kansarmoede wentelen doordat ze de taal niet willen leren. Dat is een grove beschuldiging.
Kansarmoede bij allochtonen is een vicieuze cirkel, een neerwaartse spiraal waar men moeilijk uit geraakt. Incidenten zoals bij Adecco bewijzen mijn gelijk. Bedrijven vragen om BBB-burgers en wakkeren zo racismee vooroordelen aan beide zijden aan. Bovendien zorgt een hoge kansarmoede voor laagopgeleide werknemers met lage looneisen. Immigranten worden maar al te vaak ingezet voor het werk dat de modale Belg niet meer wil doen.
In dezelfde zin stelt u dat ze ‘willen dat de samenleving hen helpt’. Ten eerste, zou u dan NIET willen geholpen worden in hun plaats? Zou u uw uitkering WEIGEREN?
Ten tweede, mensen aan een uitkering zijn over het algemeen ongelukkig. Weg dus met platitudes over profitariaat. Mensen aan een uitkering menen daar zelf niet echt trots op te zijn, beschaamd zelfs. Niemand is graag een quasi-bedelaar. Als u het echte profitariaat wilt kennen hoeft u zich maar tussen de rijkere klasses te bewegen. Bedrijfsleiders die zichzelf belastingsvoordelen kopen en boekhouders inhuren om elke kleine taks op legale wijze te ontwijken.
“Maar als het links-liberale discours van universeel slachtofferschap terrein wint (vooral populair bij het CDH) kan je helemaal niets meer vragen van mensen die op de hulp van de samenleving beroep doen.”
Mooi vertekend beeld van hoe de apocalyps begint. Kijk, er staat een limiet op de duur van uitkeringen. u stelt het voor alsof immigranten hier voor de rest van hun leven in een hangmat mojito’s zuipen. U beseft niet hoe idioot dat beeld is.
“Als ik ergens “arm Vlaanderen” lees, dan denk ik meteen: arm links(-liberaal) Vlaanderen, dat zo bang is van zijn eigen etnische particulariteit dat het elke bescherming ervan als problematisch ziet. ”
Dus onze etnische particulariteit moet beschermd worden? U had misschien direct kunnen zeggen dat de bezoedeling van het Vlaamse (of Germaanse?) ras moet tegengegaan worden. Dan zegt u dat alles wat u zegt in navolging van het VB-discours wordt aangezien. Hoeft dat te verwonderen?
Afwending van vreemde invloeden op de taal? Bescherming van etnische particulariteit? Vervolging van het ‘profitariaat’? Waar hebt u het over? U bent écht bekrompen!
“Zeker niet in het gesubsidieerde kunstcircuit, (…)” De sneer naar de subsidiehongerige kunstanaar moest er weer bij, zeker? Vergelijkt u even de subsidies die de culturele sector krijgt met die van de financiële sector (waarom heeft die subsidies nodig? Moet de financiële sector niet zelfvoorzienend zijn?)
“Waarmee je dan tot de conclusie komt: de manier waarop links (-liberaal en extreem-) de Vlaamse identiteit steevast geconstrueerd heeft lijkt zeer sterk op de manier waarop rechts (-liberaal en extreem-) de identiteit van moslimsallochtonen construeert. Zolang je niet aanvaard dat de particulariteit van een groep a priori een legitiem publiek goed is gaat die groep zich wel eens van haar minst open kant tonen.”
Als student dramatische kunsten (en dus kunstenaar in spe) ben ik hierover verbaasd en verbolgen tegelijk. Uw idiote veralgemening bewijst dat u het artistiek milieu helemaal niet kent. Bovendien ken ik genoeg Vlaamsgezinde kunstenaars (waar ik dan mee kan discussiëren), dus van een homogeen blok is geen sprake.
Verder stelt u dat door de archetypische Vlaming neer te zetten of te tonen als conservatief (en mogen we niet in het licht van de laatste verkiezingsuitslagen zeggen dat dat gewoon waar is?) en licht xenofoob (als ik mensen als Vic Van Aelst, kopstuk van de zelfverklaarde grootste partij van Vlaanderen hoor klappen waan ik mij in een zekere duistere periode van de twintigste eeuw, maar bon, ’t zal aan mij liggen), de Vlaming in zijn schulp kruipt en juist conservatieve trekken begint te vertonen. U heeft de volgorde omgekeerd. Kunst heeft invloed op de maatschappij, jazeker, maar heeft als doel om het onzichtbare zichtbaar te maken. Racisme is niet zichtbaar. Trouwens, hoeveel van uw N-VA’erkes en VB’erkes denken niet als u en weigeren consistent naar het theater te gaan?
“Toen het US Supreme Court bv. het verbod op interraciale huwelijken afschafte was het ook echt gedaan met die discriminatie.”
Maakt u een grapje? In welke wereld leeft u?
Uw laatste punt gaat over BHV, wat u als discriminatie van de Vlaming bestempelt.
Eerlijk gezegd ligt Vlaanderen niet direct wakker van BHV. Buiten enkele nationalistjes kan het niemand een zak schelen. Los eerst de economische crisis op, dan kunnen we een lang klapke beginnen doen over triviale zaken als BHV. Daarenboven ben ik het eens met Bruno De Wever: we moeten ons geen illusies maken dat een gemeente met een meerderheid franstaligen nog tot Vlaanderen behoort. Maak die dingen toch gewoon tweetalig, dan hebt ge alle twee het recht om de eigen taal te klappen.
Vic, u leest mijn betoog blijkbaar keer op keer verkeerd. Ik zeg niet dat migranten zich in kansarmoede wentelen door de taal niet te willen leren. Wanneer iemand de taal niet wil leren wentelt hij of zij zich in zijn kansarmoede… waarmee ik niet zeg dat dit opgaat voor alle of zelfs maar een goed deel van de migranten. Als je geen draagvlak hebt om aan hulpbehoevenden eisen te stellen, kan je ook geen draagvlak scheppen voor maatregelen die hun structurele achterstelling moeten wegwerken (ik denk bijvoorbeeld aan anoniem solliciteren). De linkse (extreem- en -liberaal) pensée unique luidt m.a.w.: we doen niks voor migranten, dus we mogen er niets van eisen. De links-communitaristische repliek hoort te zijn: door er iets van te eisen verplichten we ons er iets voor te doen. En eerlijk gezegd zou ik een uitkering wel aannemen, maar ik zou me er terecht voor schamen. Ik besef dan ook perfect dat niemand trots is op een uitkering. M’n vader bijvoorbeeld is vlak voor z’n 50e ontslagen en ontving tot aan z’n pensioen een uitkering, iets dat ik nooit iemand buiten de familie en een ambtenaar hier en daar te weten is gekomen.
Een ander voorbeeld van hoe u mijn betoog niet begrijpt (tevens voorbeeld van uw gebrek aan manieren) is uw reactie op het feit dat ik stelde dat toen het US Supreme Court het verbod op interraciale huwelijken afschafte (Loving t/ Virginia) het gedaan was met die discriminatie. Wel, dat is niet echt iets waarover men een “mening” kan hebben, aangezien het gewoon een feit is. Op dat moment was het gedaan met DIE discriminatie, dat verbod. Alle staten die dergelijke verboden hadden konden die vanaf dat moment niet meer toepassen. Zwarte Amerikanen zijn inderdaad nog zeer achtergesteld, maar het gaat er me om dat zelfs bij groepen die nog een zeer lange weg af te leggen hebben voorbeelden te vinden zijn van discriminaties die afgeschaft zijn zonder concessies. Wat o.a. te maken heeft met het feit dat in de Amerikaanse politiek debat principes en ideeën ingeroepen worden (waarvan een deel verkeerd en/of verwerpelijk is, uiteraard, ik denk bv. aan Amerikaans exceptionalisme en reaganisme), in tegenstelling tot in België waar de officiële ideologie en juridische basisbeginsels (vb. federalisme, territorialiteitsbeginsel) slechts effect sorteren in zoverre ze niet in tegenspraak zijn met de particratische logica (zeg maar principeloze koehandel) van de Belgische politiek.
Overigens, Vic, vind ik dat u wat te snel van stapel loopt bij het schrijven uw moraliteitsverslag betreffende mijn persoon. Uit het feit dat ik vind dat onze Vlaamse particulariteit principieel een legitiem publiek goed is afleiden dat ik bezoedeling van het Germaanse ras wil voorkomen vind ik vrij hysterisch en het bevestigt enkel maar mijn eerdere analyse over hoe links-liberalen en extreem-links naar de eigen etnische groep kijken. Overigens heeft een niet-blanke dame me haar hand geschonken, en het nageslacht dat hieruit voorkomt heeft voor de helft vrij exotisch genetisch materiaal. Als we aannemen, Vic, dat ik zoals u stelt inderdaad een blanke suprematist ben, voorwaar, dan ben ik toch wel blanke suprematist met weinig talent inzake strategische planning.
Nu is echter mijn beurt gekomen om een moraliteitsverslag van jou te maken VIc. Ik heb de indruk dat u de neiging hebt om zich in te laten met een soort kleine-links alliantiedenken volgens hetwelk de vijanden van de vrienden de vrienden van je vijanden zijn. Ik heb inderdaad een hekel aan het deel van de kunstensector dat de hand die haar voedt ronduit haat. Neem nou bv. heel dat “niet in onze naam”-gedoe waarin toonaangevende mensen uit deze sector zichzelf voorstellen als slachtoffers van een heksenjacht op iedereen die geen “goede Vlaming” is. Hemeltje een deel van deze mensen lijdt aan nog meer anti-Vlaamse hysterie dan de meest anti-Vlaamse Le Soir-columnisten (ik denk specifiek aan de vergelijking van Vlaams-nationalisten met de Rwandese génocidaires) en is niet in staat tot meer dan intellectueel luie analyses die een depolitisering van het ganse identitaire contentieux bepleiten. Zoals je weet staat pleiten voor depolitisering steeds gelijk aan pleiten voor de eertijds hegemonische ideologie, i.e. business as usual i.c. een systeem waarin Vlaanderen steeds opofferingen heeft moeten doen in ruil voor rechten die onvoorwaardelijk horen te zijn, i.c. het eerbiedigen van het territorialiteitsbeginsel. Een ander idée fixe bij deze lui is dat het Vlaamse volk het meest racistische onder de volkeren is, wat vaak geïllustreerd wordt aan de hand van masochistische vergelijkingen met andere landen waarin iedereen veel minder racistisch is en steevast gekoppeld wordt aan de Vlaamse ruimtelijke ordening (ik woon overigens niet in een fermette en heb geen tuinkabouters). Kijk echter hoe VB-achtige partijen in heel Europa de kop opsteken en de mythe van de Vlaming als kanker binnen een tolerant, links-liberaal Europa smelt als sneeuw voor de zon. Extreem-rechts komt gedeeltelijk voort uit puur racisme, maar het voedt zich eveneens een legitieme onvrede (de misbaksels van staatshervorming die we hebben gehad) en wordt gedeeltelijk verklaard door contingente factoren (het feit dat het VB lange tijd de tactisch slimste extreem-rechtse partij van Europa was). En dan schrikt men wanneer bepaalde politici op dit soort dingen wijzen… Dat er pro-Vlaamse artiesten bestaan betwijfel ik niet, al wil dan wel eerst horen wat hun visie op Vlaanderen is. Is het iets à la Le Soir waarin alles in Vlaanderen extreem-rechts is, met de gratuite toevoeging dat ze er nog wel van hun houden (een zeer geabstraheerd Vlaanderen dat zoveel mogelijk ontdaan is van elke smet van indigene particulariteit), dan is dat m.i. niet Pro-Vlaams. Overigens, Vic, je bent dan misschien een kunstenaar in spe, maar met gezagsargumenten kom je niet ver in een ernstig debat. Jij hebt je gezagsargument dat je het wordt, ik heb het gezagsargument dat mijn analyse overeenkomt met die van mensen als Pierre Rondas, die het gemaakt had in de professionele kunstwereld lang voor jij gemaakt werd. Dat ik me vragen stel bij het gewicht dat we moeten hechten aan de politieke interventies van zwaar gesubsidieerde derderangs politieke filosofen betekent niet dat ik een vriend van de bankiers ben, au contraire. Eigenlijk wordt het zelfs tijd dat we in navolging van een aantal opkomende economieën keihard optreden tegen grootkapitalisten die het nationale belang in gevaar brengen, op termijn moeten we zelfs de macro-juridische voorwaarden herstellen waarin ruimte is voor de doodstraf voor zij die de stabiliteit van de financiële markten in gevaar brengen met roekeloze speculatie op gebakken lucht. Nu, Vic, je hebt me hier heel de tijd zitten uitmaken voor alles wat exreem-rechts is, maar hoeveel VB-ers, Gravensteengroepers of NV-A-ers heb je al horen pleiten voor de doodstraf voor bankiers die de samenleving bestelen?
Ten slotte liggen veel Vlamingen inderdaad niet wakker van de discriminatie van het Nederlands in de rand. Uiteraard niet. In elke groep heb je wat Malcolm X house negroes noemde, mensen die hun structurele discriminatie aanvaarden, zeker als die hen niet individueel raakt. Blijft echter een feit dat de bestaande BHV-regeling een schending is van artikels 10 en 11 van de grondwet, het gelijkheidsbeginsel, en dat als we beweren tegen discriminatie te zijn we tegen alle vormen van discriminatie moeten zijn, ook tegen de discriminatie van de steevast als “rechts” geconstrueerde Vlaming moeten zijn. Daar wringt echter het schoentje, aangezien in de linkse optiek de Vlaming per definitie geen slachtoffer kan zijn (zie ook standpunt van Jozef De Witte omtrent racisme) want economisch niet achtergesteld en dus geen incarnatie van het universeel slachtofferschap.
Allen, dank voor jullie reacties, maar we sluiten de discussie hierbij af. Het debat dwaalt af van de inhoud.