Het taboe van de macht

Peter Casteels
Je hebt het niet van mij maar
'Je hebt het niet van mij, maar...' toont aan dat journalisten heel wat aspecten van politiek straal negeren.

Luyendijk is freelance journalist en bekend van zijn bestseller Het zijn net mensen, over journalistiek bedrijven in het Midden-Oosten. Voor Nieuwspoort (een sociëteit die grenst aan het gebouw van de Tweede Kamer) liep hij de hele maand september, toen er in Nederland ook nog onderhandeld werd over een nieuwe regering, rond in politiek Den Haag. Je hebt het niet van mij, maar… is daarvan zijn verslag.

Rudimentaire gegevens

Werkzaam als journalist maar met een achtergrond als antropoloog probeert Luyendijk in “de vierkante kilometer rond het Binnenhof” vier stammen te ontwarren. Hij onderscheidt lobbyisten, politici, voorlichters (krijg je als je woordvoerders en spindoctors kruist) en journalisten. Ze krijgen alle vier een hoofdstukje dat ongeveer even groot is, waarmee de rapporteur (zo noemt Luyendijk zichzelf consequent) voor een eerste keer door het beeld breekt dat kranten en actualiteitenrubrieken van Den Haag doorgeven. Pratende politici (met af en toe een journalist ertussen) zijn op zijn zachtst uitgedrukt niet het hele plaatje.

Je hebt het niet van mij, maar… begint met de lobbyisten. Een mythische beroepscategorie waar iedereen wel een notie van heeft, maar waar eigenlijk nergens concrete gegevens over zijn te vinden. Ook Luyendijk slaagt er niet in veel harde feiten boven tafel te krijgen, maar voor een verblijf van een maand zou die ambitie te hoog gegrepen zijn. Bovendien – een eerste grote ontdekking van het rapporteurschap - stuit hij op een blinde muur wanneer hij de meest rudimentaire gegevens probeert te achterhalen. Een ledenlijst van Nieuwspoort wordt hem niet gegund, de criteria om een perspas te krijgen zijn nergens te vinden.

Hulpvaardige lobbyisten

Wat Luyendijk wel te bieden heeft, zijn een paar zeldzame inkijkjes in het werk van lobbyisten. Zo doet hij verslag van één die de debatten in de Tweede Kamer naast de perstribune volgt, en een parlementslid dat over zijn onderwerp gaat net voor die moet spreken alle argumenten sms’t. Met een goede oneliner erbij om de journalisten bij de les te houden. Een Kamerlid vertelt Luyendijk dat hij soms moties ziet passeren die hem verdacht bekend voorkomen. Een lobbyist heeft dan zijn voorstellen bij verschillende leden ingestoken. Zo krijg je soms twee of drie verschillende Kamerleden die ongeveer hetzelfde stuk indienen.

Een reden waarom lobbyisten invloed hebben, is omdat Kamerleden het vaak niet zonder hen kunnen rooien. Per lid krijgt de fractie één medewerker van het Rijk, waardoor sommige leden zelfs niet op een voltijdse assistent kunnen rekenen. Het is onnozel te denken dat zo’n clubjes geloofwaardig kunnen opboksen tegen immense ministeries. Wie tot de meerderheid behoort, is voor informatie soms afhankelijk van diezelfde ministeries die hij placht te controleren. Andere leden moeten terugvallen op hulpvaardige lobbyisten, met de troebele gevolgen van dien. Opmerkelijk daarbij is dat waarschijnlijk geen enkel Kamerlid er nog maar over denkt om aan die toestand wat te veranderen. De vrees om door de publieke opinie te worden weggezet als luiaard en zakkenvuller smoort degelijk parlementair werk in de kiem. Ondertussen nam de regering-Rutte zich voor het aantal Kamerzetels met een derde te doen inkrimpen.

Afhankelijk van ambtenaren

Een Nederlands fenomeen dat hierop aansluit, is de macht van de ambtenarij. In tegenstelling tot de Belgische gewoonte om grote kabinetten te bevolken met politiek personeel, krijgt een Nederlands minister één politiek assistent mee. Verder wordt hij overgelaten aan de ambtenarij, die soms andere doelen beoogt en altijd met een bredere tijdshorizon werkt (een minister is er voor vier jaar, een ambtenaar heeft veel langer te overleven). Luyendijk noemt daar als curieus gevolg van dat ministers soms via een bevriend Kamerlid een vraag indienen om zijn eigen ministerie klem te zetten of op te schudden.

Toch zijn ministers meestal afhankelijk van hun ambtenaren om hun baan naar behoren te vervullen. Vaak komen zij op een ministerie aan waarvan zij de materie hoegenaamd niet in de vingers hebben, en moeten zij zeker in het begin rekenen op de wijsheden die de hun ambtenaren hen influisteren. Met een beetje verbeelding kan je je de Tweede Kamer voorstellen als een plek waar parlementsleden voorlezen wat lobbyisten hen hebben doorgestuurd, en ministers antwoorden met wat de ambtenarij hen aanreikt.

Poppetjes

Je hebt het niet van mij maar
'Je hebt het niet van mij, maar...' toont aan dat journalisten heel wat aspecten van politiek straal negeren.

Op vraag van Luyendijk schatten veel lobbyisten in dat ze 90 procent van hun tijd bezig zijn de ambtenarij en Brussel (de Europese politiek) te bewerken, en de tijd die overblijft gebruiken om Haagse politici het licht te doen zien. Eigenlijk ben je te laat wanneer je als lobbyist nog langs een Kamerlid moet om een wettekst aangepast te krijgen. De verhoudingen die politieke journalisten in hun berichtgeving hanteren, is ongeveer omgekeerd. Een tweede grote ontdekking van het rapporteurschap.

Luyendijk probeert hiervoor een verklaring te bedenken. Voor lobbyisten (en ambtenaren) is het vrij simpel in te zien waarom zij liever politici in de schijnwerpers zien staan. Zo kunnen zij daarachter in alle kalmte en rust verder werken. Ook politici hebben er uiteraard belang bij (of alleszins plezier in) om hun statuut van machtige decision makers in de lucht te houden, en worden daarin ten volle gesteund door hun voorlichters. Journalisten kunnen zo hun verhalen dan weer onderbouwen met de idee dat zij de macht controleren, hoewel ze eigenlijk achter poppetjes aanhollen. Hoe dan ook stelt Luyendijk vast dat er in Den Haag een taboe heerst rond de vraag of politici het eigenlijk wel voor het zeggen hebben.

Goedmakertje

De meest ontstellende aantekeningen die de rapporteur maakt, gaan over de relatie tussen politici, die daarbij meestal worden vertegenwoordigd door hun voorlichters, en journalisten. Walter Pauli (die met zijn pen) wijdde onlangs (7/12) in De Morgen een analyse aan die verhouding, waarin hij aan de hand van allerlei wereldtrends en een recent interview van sterreporter Ivan De Vadder betoogt dat politici eerder vroeg dan laat de pers zullen proberen te dicteren dan zich door diezelfde pers op te laten jagen. Voor het tegendeel vallen veel argumenten aan te halen – Luyendijk werpt er eentje op wanneer hij stelt dat ontzettend veel Kamervragen worden gesteld naar aanleiding van een persitem – maar voor een deel geeft Je hebt het niet van mij, maar… Pauli gelijk. Of beter: wat hij beschrijft, behoort nu reeds tot de orde van de dag. Zonder dat Pauli het door heeft misschien.

Luyendijk citeert een voorlichter wat die doet wanneer een krant een negatief artikel over zijn politicus publiceert: “Steeds maar bellen dat je verontwaardigd of ontevreden of teleurgesteld bent, en dan doordrammen tot ze een goedmakertje beloven.” Dat kan gaan, vult de rapporteur zelf aan, over een onschuldige stukje waar geen haan naar kraait, maar waardoor de politicus toch weer even in the picture is, of een “diepmenselijk interview in de kleurenbijlage.” Dat laatste moet u eens in het achterhoofd houden wanneer u door de bijlage 'Zeno' van De Morgen of de weekendkrant van De Standaard bladert.

Romantisch beeld

Sowieso behouden de meeste voorlichters het recht om interviews voor publicatie na te lezen en te autoriseren. De overgrote meerderheid van hen beweert enkel voor “een mooi verhaal dat klopt” te willen zorgen, maar Luyendijk schrijft daar achteraan dat zij off the record toegeven dat zij “vol gaan voor een zo positief mogelijk beeld van hun baas - of die iets nu gezegd heeft of niet". De rapporteur suggereert dat het handzaam zou zijn wanneer journalisten aangeven welke artikels precies door wie zijn geautoriseerd, en noemt de methoden en praktijken van voorlichters en pr-strategen helaas voor mijn samenhang een vierde, grote ontdekking.

De mate waarin journalisten meegaan in de wensen van zulke figuren, geeft aan hoe afhankelijk zij van hen zijn. Een ex-voorlichter verbaast zich er tegen Luyendijk over hoe vaak hij vroeger werd gebeld met de vraag: “Heb je nog nieuws?” Krantenjournalisten moeten vaak elke dag een artikel inleveren, en in tegenstelling tot het romantische beeld van journalisten als verbeten speurders, moeten zij het daarvoor vaak hebben van lekken die politici hen gunnen. Nog meer dan de invloed van lobbyisten is dit een factor die in de meeste media onbenoemd blijft.

Uiterst vervelend

Dat levert niet enkel artikels op die afwijken van de werkelijkheid. Luyendijk noemt een voorbeeld van strategisch lekken: “Stel, je wil als kabinet een draconische 300 miljoen bezuinigen op de gehandicaptenzorg. Dan lek je het plan om 500 miljoen te gaan bezuinigen. Daarop komen functioneel woedende belangenbehartigers voor de gehandicapten ‘in opstand', waarna je het bedrag deemoedig terugbrengt tot 300 miljoen. In zo’n opzet wint iedereen: het kabinet krijgt dekking voor zijn 300 miljoen bezuinigingen, de gehandicaptenorganisaties hebben aan hun achterban bewezen dat ze ‘pal’ staan, en de overvraagde journalisten hebben zeker drie verhalen waarvoor ze nauwelijks research hebben hoeven doen.” Die artikels kun je bezwaarlijk rekenen tot het controleren van de macht.

Er zijn zoals gezegd ook voorbeelden te bedenken van een omgekeerde afhankelijkheid. Politici worden pas teruggevraagd in een programma als de kijkcijfers (die je tegenwoordig per seconde kunt bijhouden) de vorige keer goed uitvielen. De rapporteur: “De PvdA’er Staf Depla praatte bijvoorbeeld eens te snel. Tja, vertelde zijn oud-woordvoerder, dan heb je één mislukte uitzending bij NOVA-politiek en raak je Depla anderhalf jaar niet meer kwijt aan een talkshow, want aan hem kleeft dat imago ‘praat te snel’.” Ook wordt aan politici de tip gegeven om wanneer het interview niet live wordt uitgezonden steeds eerst de vraag te herhalen, want anders kan je antwoord achter een andere worden gemonteerd. Als je dan weer live in de uitzending zit, kun je een vraag die je niet bevalt vergallen door uiterst vervelend te antwoorden. Dan wordt doorvragen voor een interviewer eens zo lastig.

Bronnengeheim

Al wil je dat niet toegeven, toch verandert Je hebt het niet van mij, maar… je blik op politiek. En op de weekendinterviews

Een laatste, grote ontdekking van het rapporteurschap noemt Luyendijk de verstrengeling tussen politici, journalisten, lobbyisten en voorlichters. Terwijl hij in het begin vier verschillende stammen probeerde te zien, moet hij vaststellen dat eigenlijk iedereen in Den Haag tot dezelfde kliek behoort. Ook hierover ontbreekt het de rapporteur aan gegevens, maar hij noemt een resem voorbeelden van personen die minstens twee van de vier functies vervulden. Hans Hillen voert hier het peloton aan. Momenteel is hij voor het CDA staatssecretaris van Defensie, maar daarvoor was hij reeds journalist bij de NOS, voorlichter voor het CDA en lobbyist voor onder meer de tabaksindustrie. Soms zelfs tegelijkertijd.

Ondertussen is in Nederland een debat geopend over het boek van Joris Luyendijk, waarin journalisten vooral hun hachje proberen te redden. In NRC Handelsblad (8/12) trekt de hoofdredacteur van de NOS Hans Laroes de groteske conclusie dat Richard Nixon niet was afgetreden als Luyendijk zijn zin had gekregen. Daarbij gaat Laroes ervan uit dat Luyendijk elk bronnengeheim wil opheffen, terwijl daar helemaal geen sprake van is. Hij pleit enkel voor meer transparantie.

Drietrapsraket

In De Groene Amsterdammer (9/12) laat diezelfde Laroes optekenen: “Ik denk dat er vooral boekjes verkocht moeten worden, en praatprogramma's gevuld.” De parlementaire redactie van NRC Handelsblad meldde aan De Groene zijn boekje niet lezenswaardig te vinden. Een stuk van de hoofdredactie van Trouw (20/12) begint als volgt: “Ik heb het boekje nog niet kunnen lezen. Maar na alles wat ik deze week heb gehoord en gezien over de nieuwe publicatie van Joris Luyendijk, heb ik er ook weinig zin in.” Ondertussen heeft de Volkskrant haar interne regels voor parlementaire verslaggeving verstrakt, en is NRC next samen met Luyendijk een onderzoek begonnen naar de gaten in de politieke berichtgeving.

Een kritiek die ik heb op Je hebt het niet van mij, maar… heeft Luyendijk zelf opgetekend in zijn boekje: “Het mooiste waren de doorkijkjes die een drietrapsraket van Nieuw Inzicht lanceerden: 1) ik had dit nooit zelf kunnen bedenken; 2) natuurlijk gaat het zo; 3) mijn blik is voorgoed veranderd.” Net als bij Het zijn net mensen heb je na lezing het idee dat je over lobbyisten en voorlichters nooit anders hebt gedacht. Maar zeker in vergelijking met de dagelijkse berichtgeving over Den Haag en Brussel, is wat hij vertelt ook helemaal nieuw. Al wil je dat niet toegeven, toch verandert Je hebt het niet van mij, maar… je blik op politiek. En op de weekendinterviews.

Het zijn net mensen, Joris Luyendijk, 220 pagina's, Uitgeverij Podium, 2007, Te koop bij Bol.com en Azur-Proxis

Je hebt het niet van mij, maar..., Joris Luyendijk, 111 pagina's, Uitgeverij Podium, 2010, Te koop bij Bol.com

Joris Luyendijk
Joris Luyendijks boek doet je de vraag stellen hoe goed of hoe slecht de burger geïnformeerd is over het politieke bedrijf.
LEES OOK
Frederik Polfliet / 05-06-2023

Vlaamse media minder partijdig dan rechtse politici insinueren

Politici van rechtse partijen sturen de perceptie van partijdigheid bij de burger aan.
journalistiek balans
Thomas Falk / 05-10-2020

Meer coöperatie in de politiek en minder cynisme in de journalistiek?

De nieuwe regering-De Croo gaat voor een stijlbreuk. Voor de centrumpartijen is dit de regering van de laatste kans. Ook de journalistiek hoort haar stijl en aanpak te veranderen.
SWITZERLAND WEF DAVOS TUESDAY
Jelle Versieren / 29-05-2020

'We zijn te snel tevreden over wat we weten'

"De coronacrisis heeft duidelijk gemaakt dat onze wereld een schrijnend gebrek aan accurate informatie heeft." Antropoloog en sociolinguïst Jan Blommaert reflecteert over hoe…
paul-schafer-t6oZEgL0z18-unsplash