De economische zin van zonde

Redactie Apache
Brieuc Van Damme
Brieuc Van Damme (Itinera).

Door Brieuc Van Damme, Gezondheidseconoom

Brieuc Van Damme
Brieuc Van Damme (Itinera): 'Ook in een bredere maatschappelijke context is het belangrijk dat individuele vrijheid gepaard gaat met maatschappelijke verantwoordelijkheid.'

Het zijn moeilijke tijden voor de kerk. De instelling die van moraal haar corebusiness maakte, bezondigt zich zelf aan de meest immorele praktijken: lust (luxuria) met kindermisbruik als gevolg. Die pedofiele geestelijken moeten nu voor hun wansmakelijke gedrag worden bestraft. In de eerste plaats voor de slachtoffers, maar ook voor de rest van de geloofsgemeenschap is dat van belang. Zij moeten hun woede (ira) kunnen ventileren.

Paternalistische betutteling

Meer nog dan de therapeutische waarde van een straf is het maatschappelijk zinvol potentiële kindermisbruikers af te schrikken. Slachtoffers moeten worden getroost, maar iedereen verdient het te worden beschermd. In een vrije samenleving is het belangrijk dat we verantwoordelijk worden gesteld voor onze daden om misbruiken, die uit die vrijheid voortvloeien, te voorkomen. Boetedoening is zowel stok als rem tegelijkertijd.

Niet alleen straf- en kerkrechtelijk is dat een zinvol principe. Ook in een bredere maatschappelijke context is het belangrijk dat individuele vrijheid gepaard gaat met maatschappelijke verantwoordelijkheid. Dat is het enige alternatief voor paternalistische betutteling, of erger, voor een orwelliaanse politiestaat. Individueel gedrag kan niet alleen rechtstreeks slachtoffers maken, ook indirect, en vaak zonder het goed te beseffen, kan het onze omgeving schaden. De globale milieuproblematiek is daar de beste illustratie van. Sociale wetenschappers pleiten daarom steeds vaker voor systemen die rekening houden met die negatieve gevolgen. Onverantwoord of zondig gedrag beboeten, onder meer via belastingen, kan daarbij helpen, maar niet op om het even welke manier. Aan de hand van onderstaande voorbeelden wordt duidelijk hoe beleidsmakers economisch beter wel, en beter niet, omgaan met zonde.

Snoodaards

Bepaalde politieke strekkingen zijn de mening toegedaan dat de overheid de taak heeft het individu tegen zichzelf te beschermen

Toen de publieke opinie tot het besef kwam dat de positieve resultaten van risicovolle beleggingen van de banken (enorme winstmarges) volledig werden geprivatiseerd, terwijl de negatieve gevolgen ervan (een mogelijk faillissement) via belastingsgeld werden gesocialiseerd, leidde dat terecht tot een golf van collectieve verontwaardiging. Duidelijk een pervers systeem dat het nemen van risicovolle posities aanmoedigt, verantwoordelijk gedrag afstraft, en bijgevolg grondig aan herziening toe was. Vóór die hervorming, en een tikkeltje gedreven door invidia (of afgunst), zou de roekeloze financiële elite moeten boeten. Het debat over de bonussen voor bankiers illustreert de noodzaak om mensen eerst rechtstreeks te willen treffen, om pas later een abstract systeem onder handen te nemen. Eventueel.

Economen erkennen inderdaad al langer dat er goede argumenten zijn om specifieke goederen en diensten waarvan de prijs de werkelijke sociale kost niet weerspiegelt, te beboeten via extra heffingen. Het is echter niet zeker dat bonussen belasten de beste manier is om avaritia, of hebzucht, zinvol aan te pakken. Een risicobelasting voor banken, werd gezegd, zou het systeem wel stabiliseren – en kiezers geruststellen. Grondige systeemhervormingen bleven alsnog uit, maar de snoodaards zullen het op z’n minst geweten hebben!

Irrationele consumptiehouding

Eerst leende Pigou, de bekende Engelse econoom, zijn naam aan heffingen die zogenaamde negatieve externe effecten compenseren. Een eeuw later werden zij toepasselijk ‘sin taxes’ gedoopt. Zondebelastingen zijn bedoeld het individu te responsabiliseren voor zijn zondevolle gedrag door hem of haar de volle pot aan te rekenen (directe kostprijs plus externe effecten). Neem de tabaksaccijnzen. Tax-free kost een pakje sigaretten amper een euro, nochtans betalen de rokers er gemakkelijk 4 euro voor. Niet-rokers draaien nu eenmaal liever niet op voor die ziekenhuisfactuur.

Het verschil met een bank- of bonusbelasting is dat hier een juiste balans tussen consumptievrijheid, beteugeling van maatschappelijke kosten, en de volksgezondheid werd gevonden via aanvullend beleid in de vorm van directe regulering – zoals een rookverbod – en informatievoorziening. Bepaalde politieke strekkingen zijn namelijk de mening toegedaan dat de overheid de taak heeft het individu tegen zichzelf te beschermen. Tegen iets waar hij of zij, zoals roken, later misschien spijt van krijgt. Tegen superbia, of hoogmoed, dus. Gedragseconomen beschouwen verslaving als een irrationele consumptiehouding, waardoor er inderdaad rationele argumenten zijn om de overheid hierin een corrigerende rol te laten spelen. Hetzelfde is waar voor de steeds populairder wordende vettaksen op frisdrank of vlees bijvoorbeeld – het moderne beleidsantwoord op gula, of gulzigheid.

Zedelijk idealisme

Lang niet iedereen vindt sin taxes een sociaal en economisch verantwoord heffingsinstrument. Tegenstanders wijzen op het regressieve karakter van Pigouviaanse belastingen omdat eenzelfde belasting arme consumenten relatief harder treft dan rijke consumenten. Die stelling is ongetwijfeld correct, maar waarom zouden alle belastingen per definitie progressief moeten zijn? In de totale fiscale druk, die in grote mate progressief is, wegen tabaksaccijnzen niet zwaar door (ongeveer 0,2 procent van de totale belastinginkomsten). Rokers vinden het bovendien onverantwoord dat zij twee keer opdraaien voor hun gezondheidskosten: één keer zoals iedereen via sociale bijdragen, en nog eens wanneer zij accijnzen betalen op hun tabak. Er bestaan overigens controversiële studies die aangetoond hebben dat rokers budgettair een interessante populatie zijn. Een roker die gedurende veertig jaar een pakje per dag rookt, betaalt al gemakkelijk 45.000 euro aan accijnzen, en trekt gemiddeld tien jaar minder pensioen – wat neerkomt op een gemiddelde besparing van 140.000 euro per dode roker.

Hier ontstaat het soms cynische spanningsveld tussen budgettaire doelstellingen en een moreel verantwoorde beleidsdoelstelling – in bovenstaand voorbeeld de volksgezondheid. In de failliete staat Californië wordt cannabis, voor bepaalde politieke moraalridders een oorzaak van de zevende hoofdzonde acedia (luiheid), mogelijk gelegaliseerd en belast om het gat in de begroting mee dicht te rijden. Benieuwd wie het haalt: zedelijk idealisme of economisch pragmatisme?

Brieuc Van Damme is gezondheidseconoom bij de onafhankelijke denktank Itinera Institute. Hij schreef deze bijdrage in eigen naam.

LEES OOK
Redactie Apache / 01-07-2010

Weber en co. over De Wever en co.

Als het gemeenschapsgevoel zoek is, heeft België een probleem. Want het gebrek aan maatschappelijke samenhang zet de beleidskeuzes onder druk. Dat schrijft econoom Brieuc Van…
Brieuc Van Damme