Geen God in de Europese Grondwet?

Redactie Apache
Pieter-Jan De Vlieger
Pieter-Jan De Vlieger

Door Pieter-Jan De Vlieger, assistent Vakgroep Politieke Wetenschappen VUB

Pieter-Jan De Vlieger
Pieter-Jan De Vlieger

Tijdens de initiële discussie over het Europees Grondwettelijk Verdrag, tussen 2002 en 2003, beroerde het debat rond een verwijzing naar God en naar christelijke waarden in de Grondwet heel wat mensen. In kranten, op internetfora en in de Conventie bepleitten voor- en tegenstanders hun zaak. Regeringsleiders, voormalige toppolitici, eurocraten en een aanzienlijk aantal clerici namen uitdrukkelijk stelling in. Een verwijzing naar God werd vooral verdedigd als een manier om de kloof tussen de Europese instellingen en de burger te dichten: de burger zou zich zo beter met de Europese Unie kunnen identificeren.

Overwinning secularisme

Grondwetspecialisten waren echter geenszins eenstemmig over de mogelijke implicaties van een referentie aan God of aan de christelijke wortels van de Europese Unie. De mogelijkheid bestond immers dat het opnemen van zo’n verwijzing de interpretatie van de Europese Grondwet – en dus ook van de hele Europese wetgeving – zou beïnvloeden.

De concrete en politieke gevolgen van een dergelijke referentie waren moeilijk in te schatten en bijgevolg waren de risico’s te groot. Een verwijzing naar God kwam er dan ook niet en de 'christelijke wortels' werden afgezwakt tot 'christelijke inspiratie'. Dit werd door velen gezien als een overwinning van het secularisme op de religieuzen.

Wat echter door de hele heisa rond de verwijzing naar God aan het oog van het grote publiek onttrokken werd, was waar het de kerkelijke instellingen echt om te doen was: de goedkeuring van een artikel met veel verstrekkendere gevolgen, dat hun positie op het Europese niveau fundamenteel zou verankeren.

Het onbekende artikel 52

Al sinds het midden van de jaren negentig lobbyden kerkelijke belangengroepen zoals COMECE (de katholieke belangengroep die de Europese Bisschoppenconferenties vertegenwoordigt) en CEC (de belangengroep die alle Protestantse, Orthodoxe, Anglicaanse en Oudkatholieke kerken vertegenwoordigt) voor een specifiek verdragsartikel over God. Ze creëerden in dit verband al tijdens de onderhandelingen voor het Verdrag van Amsterdam in 1997 een belangrijke opening, door te verkrijgen dat de Europese Unie zich zou schikken naar de relaties tussen Kerk en staat op nationaal niveau.

Sindsdien trachtten kerkelijke belangengroepen een goede relatie op te bouwen met de Europese instellingen en investeerden ze aanzienlijk wat tijd en middelen om hun droomscenario te realiseren. In het voor het grote publiek doorgaans onbekende artikel 52 van het Grondwettelijk Verdrag staat het volgende te lezen:

1. De Unie eerbiedigt de status die Kerken en religieuze verenigingen en gemeenschappen volgens het nationaal recht in de lidstaten hebben, en doet daaraan geen afbreuk. 2. De Unie eerbiedigt tevens de status die de levensbeschouwelijke en niet-confessionele organisaties volgens het nationaal recht hebben. 3. De Unie voert een open, transparante en regelmatige dialoog met die kerken en organisaties, onder erkenning van hun identiteit en hun specifieke bijdrage.

Dit betekent concreet dat het principe van subsidiariteit erkend wordt in religieuze zaken in de breedste zin (punt 1 en 2) en dat de Europese instellingen een officiële dialoog aangaan met kerkelijke instellingen (punt 3).

Het subsidiariteitsbeginsel houdt enerzijds in dat beslissingen op een zo laag mogelijk niveau of zo dicht mogelijk bij de burger moeten worden genomen en anderzijds dat de Europese Unie alleen optreedt wanneer dat doeltreffender is dan een maatregel op een lager politiek niveau.

Met betrekking tot kerkelijke instellingen komt het in wezen neer op het toekennen van een uitzondering op Europese wetten en reguleringen wanneer de Kerken deze in tegenspraak beschouwen met hun eigen doctrines.

Kerkblinde Europese Unie

Dat is een belangrijke overwinning voor kerkelijke organisaties omdat het hun positie op het nationale niveau Europees verankert. De Europese Unie is in wezen ‘kerkblind’ of neutraal ten aanzien van Kerken: in haar beleidsontwikkeling was ze niet geremd door afspraken tussen Kerk en staat op het nationale niveau en aangezien Europese wetgeving altijd voorrang heeft op de nationale wetgeving, bestond de kans dat Europese regelgeving de bestaande relaties tussen Kerk en staat op losse schroeven zou zetten.

Kerken werden bijgevolg verplicht om te lobbyen in Brussel en uitzonderingsmaatregelen op de wetgeving te verkrijgen (bijvoorbeeld op regelgeving met betrekking tot discriminatie op het vlak van gender, religie of seksuele voorkeur). Hoewel kerkelijk organisaties daar vrij goed in slaagden, zoals blijkt uit het Verdrag van Amsterdam, werden ze verondersteld op elk ogenblik waakzaam te blijven en te participeren.

Een grondwettelijke erkenning van het principe van subsidiariteit inzake kerk-staatmateries geeft de Kerken veel meer ademruimte en neemt een aanzienlijke druk weg. Het schept ook ruimte voor de kerkelijke belangengroepen om zich op andere terreinen – waarden, Europese identiteit, migratie en asiel – meer te roeren, aangezien een afwezigheid van duidelijke relaties tussen de Kerk en de EU impliceert dat ook het speelveld langs de kant van de Kerken volledig open ligt.

Overwinning kerkelijke belangengroepen

Pieter-Jan De Vlieger: Waar het vorige Belgische voorzitterschap een dialoog met Kerken weigerde, zal het toekomstige Belgische voorzitterschap vanaf juni niet langer de boot kunnen afhouden

De betekenis van artikel 52.3 is van een heel andere orde en moet gezien worden als een aanzienlijke overwinning van de kerkelijke belangengroepen. De Europese Unie hecht sinds het Verdrag van Amsterdam (en zeker sinds het witboek over Europese governance uit 2001) veel belang aan de zogenaamde deliberatieve of participatieve democratie.

Het idee is om bovenop de representatieve democratie – de nationale parlementen en het Europees Parlement – niet-statelijke actoren te betrekken bij de ontwikkeling van Europese wetgeving. Niet alleen verhoogt dit het draagvlak van de beleidsontwikkeling, het maakt belangenvertegenwoordiging meer transparant en democratisch controleerbaar.

Tot voor het Hervormingsverdrag was de Europese Commissie echter niet gebonden aan formele regels: de Commissie had de optie om derden te laten participeren, maar was daar geenszins toe verplicht. Het Verdrag van Amsterdam veranderde dit door aan te geven dat representatieve instellingen en het maatschappelijk middenveld (of ook: civil society) veel meer gehoord moeten worden en dat er een dialoog met hen moet worden opgebouwd.

Uniek platform

Het Vaticaan wordt betrokken in de dialoog (foto cc: soylentgreen23)
Het Vaticaan wordt betrokken in de dialoog (foto cc: soylentgreen23)

Kerkelijke instanties bevinden zich daarbij in een unieke positie, aangezien zij tot de weinigen behoren die effectief bij naam worden genoemd. Waar alle andere groeperingen – groene bewegingen, vakbondsbewegingen, vrouwenorganisaties, homobewegingen enz. – in het containerbegrip ‘civil society’ worden ondergebracht, krijgen Kerken (en andere religieuze verenigingen en gemeenschappen) hun eigen artikel.

Daardoor kan er een veel meer directe relatie tussen de Europese instellingen en kerken ontstaan. Wanneer bijvoorbeeld de vrouwenbeweging in dialoog wil treden met de Europese Unie, valt het niet uit te sluiten dat alle andere actoren ook uitgenodigd zullen worden, wat de doelgerichtheid van de dialoog behoorlijk naar beneden kan halen. Kerkelijke instellingen hoeven echter alleen met zichzelf rekening te houden en krijgen dus een uniek platform, enkel en alleen voor zichzelf.

Kerken kunnen dialoog eisen

Kerken kunnen bovendien op grond van het artikel een dialoog eisen, en dan wordt het voor de Europese instellingen moeilijk om deze af te wijzen. De Europese Unie had reeds sinds de jaren tachtig een breed en regelmatig contact met de Kerken waarin beleid werd bediscussieerd. Deze contacten hadden echter een ad hoc karakter en het belang ervan durfde wel eens bijzonder laag uit te vallen.

Alles wijst op een aanzienlijke wijziging op dat vlak. Dus waar het vorige Belgische voorzitterschap, in de tweede helft van 2001, een dialoog met Kerken weigerde, zal het toekomstige Belgische voorzitterschap vanaf juni niet langer de boot kunnen afhouden.

De invulling van het geraamte

Het Hervormingsverdrag (Verdrag van Lissabon), dat eind vorig jaar in werking trad, nam de inhoud van artikel 52 integraal over als artikel 17. Verschillende artikels van het Grondwettelijk Verdrag werden tijdens een intergouvernementele conferentie heronderhandeld, maar artikel 52 bleef volledig buiten schot.

Staats- en regeringsleiders, op dat moment nochtans een meerderheid van socialistische en/of liberale politici, bleken er geen graten in te zien (of hadden er geen weet van) dat kerkelijke instellingen een dergelijke verankering kregen. Ook in secularistische hoek bleef het verrassend stil. Opnieuw passeerde een dergelijk ingrijpend artikel geruisloos.

Kritisch en waakzaam blijven

Pieter-Jan De Vlieger: Het is daarom belangrijk om nu kritisch en waakzaam te zijn. Dat vraagt om een accurate en gerichte analyse van de handel en wandel van christelijke actoren door pers, het middenveld en de burger

Het is daarom belangrijk om nu kritisch en waakzaam te zijn. Dat vraagt om een accurate en gerichte analyse van de handel en wandel van christelijke actoren door pers, het middenveld en de burger. Het Hervormingsverdrag moet immers gezien worden als het geraamte van de Europese Unie, waarbij de concrete invulling van de artikels in belangrijke mate aan de betrokkenen zelf wordt overgelaten.

Het voorzitterschap van de Europese Raad bijvoorbeeld wordt in het Verdrag in welgeteld 13 algemene regels uiteengezet. Het kabinet van permanent voorzitter Herman Van Rompuy zal in de komende jaren de functie vormgeven en verder invullen. De Commissie, het Parlement en de Raad zelf zullen hen daarbij nauwlettend in de gaten houden.

Dat geldt evenzeer voor artikel 17: de krijtlijnen zijn uitgezet, maar de specifieke invulling ervan kan nog alle richtingen uit.

Geen monopolisering van dialoog

Het is daarom niet wenselijk dat alleen kerkelijke actoren de dialoog naar zich toe trekken of zelfs proberen te monopoliseren. We zien nu reeds dat zowel COMECE als CEC alles in het werk stellen om een preferentiële en exclusieve toegang tot de Europese instellingen te krijgen en de invulling van het artikel in een voor hen gewenste richting trachten te sturen.

We zien bovendien dat commissievoorzitter Barroso, samen met de Voorzitter van het Europees Parlement en de voorzitter van de Europese Raad, sinds 2005 een jaarlijkse ontmoeting heeft met vertegenwoordigers van de drie monotheïstische godsdiensten.

Kerkelijke belangengroepen hebben weliswaar positieve bijdragen geleverd aan bepaalde facetten van het integratieproces (asiel en migratie, de Bolkenstein-directieve en delen van ontwikkelingshulp) maar mogen onder geen beding het monopolie krijgen over ethische kwesties waar amper of geen consensus over bestaat, zoals abortus, euthanasie, seksuele rechten of homoseksualiteit.

Betere profilering niet-confessionele actoren

Daarnaast moeten niet-confessionele actoren zich beter profileren en de deelname aan een dialoog meer centraal stellen in hun beleid. Ook zij zijn onderwerp van het bewuste artikel en staan dus op hetzelfde niveau als kerkelijke organisaties. In realiteit laten ze zich echter uitsluiten van de bestaande structuren en laten ze het monopolie van christelijke bewegingen veel te veel toe.

Vrijzinnige belangengroepen hebben ook waardevolle zaken te zeggen over waarden of de grondslagen van een Europese identiteit en vertolken de mening van een groot aantal Europese burgers. Hun stem moet dan ook luider weergalmen. Dit vraagt om een bewustwording van alle betrokkenen binnen de niet-confessionele organisaties.

Pieter-Jan De Vlieger is assistent aan de Vakgroep Politieke Wetenschappen van de Vrije Universiteit Brussel en bereidt een doctoraal proefschrift voor over Christelijke lobbygroepen in de Europese Unie met als titel 'Lobbying in the service of God and Church: Christian interest groups in the European Union'.

LEES OOK
Olivier Hoedeman / 17-01-2020

Brussel, lobbyhoofdstad van Europa

'Big business' spendeert jaarlijks miljoenen euro's om ervoor te zorgen dat EU-beleid voldoet aan hun noden. Met de Commissie Von der Leyen is verbetering niet meteen in zicht.
sara-kurfess-Q3CO1ZOZ6ZI-unsplash
Herman Matthijs / 21-03-2011

Surrealisme in de regering in lopende zaken

Professor Herman Matthijs werpt zijn licht op de regering in lopende zaken. Hij stelt vast dat de huidige toestand surrealistisch is. De regering is in de grootste ruzie uit…
Financiënminister Didier Reynders en premier Yves Leterme in een plenaire vergadering van de Senaat. De regering in lopende zaken neemt steeds meer echte beslissingen, vindt prof Matthijs. (Foto Danny Gys - Reporters)
Ludo De Witte / 30-01-2011

Kijkt minister Vanackere weleens naar Al Jazeera?

Ludo De Witte analyseert de situatie in Egypte, en de rest van de Arabische wereld, en zoekt naar de redenen waarom de Belgische minister van Buitenlandse Zaken Steven Vanackere…
Betogers in de straten van Caïro (Foto Al Jazeera)