Pers zonder mededogen: de komst van de infotainer

Redactie Apache
Marleen Teugels
Onderzoeksjournaliste Marleen Teugels.

Door Marleen Teugels, projectleider en lector Arteveldehogeschool

Marleen Teugels
Onderzoeksjournaliste Marleen Teugels (Foto Greet De Gendt)

Ik mag er niet van dromen op een ochtend wakker te worden en vast te stellen dat de politie in mijn straat op zoek is naar een potentiële seriemoordenaar. Onze wijk is afgezet door politiemensen. Journalisten sluipen door de hovingen. Vanuit een overvliegende helikopter registreren camera’s de bewegingen van de rechercheurs. De naam van de verdachte wordt, zoals het hoort, niet vrijgegeven door de pers. Maar de straatnaam wél, net zoals de professionele activiteiten van de man. Daardoor weet binnen de kortste tijd de hele wijk over wie het gaat. Journalisten belagen collega’s van de verdachte, vrienden, ’s mans echtgenote en kinderen. Zonder mededogen. Het mediacircus moet scoren. Privacy is voor alle betrokkenen uitgesloten.

Heilzame nultolerantie

Het vervolg kunt u raden: zeven pagina’s over de leefwereld van de verdachte in een kwaliteitskrant. Nog veel meer pagina’s over hetzelfde thema in een krant bedoeld voor Jan met de pet. Na een tijdlang dat onderwerp te hebben uitgemolken, verschuift de aandacht naar een straatarm land dat door een natuurramp werd getroffen. Vervolgens zoomt de lens in op hoofdstad Brussel, waar plots zogeheten probleemjongeren rondlopen, alsof dat iets nieuws is. De groep die jarenlang door politiek en media werd verwaarloosd, blijkt nu ineens kalasjnikovs ter beschikking te hebben. De immense mediadruk noopt politici tot het nemen van instant oplossingen, waarvan ik me de vraag stel of ze het probleem ten gronde oplossen.

Van de seriemoordenaar over Haïti naar de kalasjnikovs en de heilzame nultolerantie. In journalistiek jargon noemen we dat ‘de waan van de dag’. Een aantal journalisten heeft daar, zo blijkt uit onze diepte-interviews, zelf de grootste moeite mee. Is dit journalistiek? Of is hier iets anders in wording, iets wat we zouden kunnen omschrijven met de term ‘infotainment’? Is het vak van journalist verschoven naar dat van infotainer?

Pijnlijke nieuwsfeiten

Een voorbeeld van ‘infotainment’ zien we op Het journaal op Eén, dat na onze dagelijkse portie ‘waan van de dag’ steevast met een luchtig nieuwsitem afsluit. Over hoe onze minister-president in de Antwerpse Zoo op bezoek komt bij de pasgeboren babyolifant Kai-Mook, bijvoorbeeld. Of hoe in het putje van deze winter een zwaan wordt gered uit een diepgevroren Brugse vijver. TerZake slaagde er zelfs in een minutenlang item te wijden aan het stopzetten van de successerie De Kampioenen. Over nieuwswaarde gesproken.

Journalisten produceren dagelijks immense hoeveelheden tekst, het liefst op basis van zo weinig mogelijk interviews, en dan nog bij voorkeur telefonisch

Waarom onthult de pers zonder veel schroom namen van verdachten? Waarom stelt ze, krantenpagina’s vol, tot in de kleinste details de bevolking bloot aan de akelige gedragingen van een seriemoordenaar? Voor het detaillistisch uitvergroten van pijnlijke nieuwsfeiten verschuilen media zich nogal eens achter het ‘recht op informatie’ van de burgers. Maar hebben mensen niet evengoed het recht te weten wat er werkelijk in Zuid-Amerika of in Afrika aan de hand is? Hebben ze niet het recht te weten hoe het gesteld is met de besluitvorming op het Europese niveau? Daar komt 80 procent van de regelgeving tot stand die in de lidstaten wordt ingevoerd. Ik geloof niet dat Vlaanderen nog veel Europaverslaggevers telt. Ik ken er maar enkele. Het weinige Europese nieuws in onze kwaliteitskranten is terug te vinden op de buitenlandpagina’s.

Nestbevuiling

De beroepsgroep die zélf permanent kritiek uit op de hele wereld heeft de grootste moeite zichzelf publiekelijk in vraag te stellen. Professor Geert Buelens analyseerde dat fenomeen in het vierdelige kerstessay ‘Tot de vierde macht’, dat in december in De Standaard verscheen. Grote woorden over justitie op de krantencovers – ‘Weer een zwarte dag voor justitie’ – als er aanwijzingen zijn dat er binnen justitie iets scheefloopt. Hetzelfde geldt voor de uitvoerende macht – ‘Het failliet van Leterme’ – en de wetgevende macht – ‘Derde van Kamerleden en helft van senatoren zakken voor het examen’, in een rapport dat een redactie opstelt over het werk van de federale parlementsleden. Geen woord over wat in de pers misloopt, de vele fouten, onjuistheden en soms zelfs stemmingmakerij. Het ultieme voorbeeld is allicht hare majesteit Fabiola, die in 2009 tot drie keer toe overleed. Geen krant die breed op de cover uitpakt met eigen fouten of die van collega’s. Journalisten en hun bazen zijn lichtgeraakte lieden. Kritiek staat gelijk met nestbevuiling.

De manier waarop onze media ontsporen, is geen Belgisch probleem. Shane Fitzgerald, een Iers hogeschoolstudent, heeft vorig jaar getest in hoeverre journalisten het nieuws checken. Toen op 28 maart 2009 de bekende Franse componist Maurice Jarre overleed, voegde Shane bij de informatie over Jarre op Wikipedia de volgende zelf verzonnen zinnetjes toe: "One could say my life has been one long soundtrack. Music was my life, music brought me to life, and music is how I will be remembered long after I leave this life. When I die there will be a final watlz playing in my head that only I can hear.”

Middelmatigheid

De toegevoegde zinnetjes stonden uiteindelijk maar heel kort op Wikipedia. De beheerders van Wikipedia hadden de toevoeging opgemerkt en ogenblikkelijk verwijderd. Toch verscheen het door Shane verzonnen citaat op nieuwssites en in kranten in de hele wereld. Na een maand bracht de hogeschoolstudent de betrokken redacties op de hoogte van het experiment. Alleen The Guardian publiceerde een mea culpa. Wikipedia is oké, de pers is niet oké, luidde de conclusie van dit onderzoek.

Vanwaar de vele fouten? De oeverloze drang naar scoops? De groeiende aandacht voor de waan van de dag? Voor de analyse hiervan moeten we helaas naar het buitenland. In ons land is er naar de verschillende spelers in het medialandschap amper onderzoek gedaan.

De stijgende dienstbaarheid van nieuws aan commercie is een wereldwijde trend die zich ook in ons land doorzet

Uit Amerikaans onderzoek van het ‘Committee of Concerned Journalists’ bij televisieredacties blijkt dat meer en meer nieuws wordt gemaakt door minder en minder mensen (Rosenstiel et al., 2007). Redacties worden of zijn centrale multimediale productie-eenheden van nieuws. De keuze van veel uitgevers om redacties in te krimpen lijkt samen te gaan met middelmatigheid. Onderzoeksjournalist Nick Davies geeft in zijn boek Flat Earth News (2008) aan hoe nog slechts 12,5 procent van de inhoud van Britse kwaliteitskranten het resultaat is van eigen, gecontroleerde berichtgeving. Zeventig tot tachtig procent van het nieuws wordt in min of meerdere mate ongecontroleerd overgenomen van persagentschappen en pr-bureaus. Check en double check zijn nochtans basisprincipes van de journalistiek. Davies grijpt voor die data terug naar onderzoek van Justin Lewis aan de universiteit van Cardiff. Lewis onderzocht hoe tegenwoordig gewerkt wordt op redacties. Journalisten produceren dagelijks immense hoeveelheden tekst, het liefst op basis van zo weinig mogelijk interviews, en dan nog bij voorkeur telefonisch. Het grootste deel van hun tijd zitten journalisten op de redactie te tokkelen op hun computer. Buitenhuis op reportage trekken, daar hebben ze vaak geen tijd voor. De grote hoeveelheden tekst die Britse journalisten dagelijks produceren, omschrijft Davies met de term ‘churnalism’. ‘To churn’ betekent in het Nederlands ‘karnen’. ‘Churnalism’ op de redacties kunnen we in spreektaal omschrijven als ‘teksten kakken’.

Foute data

Bronnenonderzoek in Nederland lijkt de Britse data te bevestigen. Meer dan de helft van de onderzochte krantenberichten in Nederland is aanwijsbaar afkomstig van pr-bureaus (Buijs, 2009). Een recent rapport van het Nederlandse Commissariaat voor de Media signaleert ook het toenemende gebruik van persberichten afkomstig van het Nederlandse persbureau ANP. Ook al moet in Vlaanderen dergelijk bronnenonderzoek nog gebeuren, toch lijkt publicatie van ongecontroleerde, foute data ook in Vlaanderen problematisch.

Nick Davies beschrijft in Flat Earth News hoe door fusies en overnames krantentitels in toenemende mate deel uitmaken van grote, beursgenoteerde holdings. Die zetten drastisch de schaar in hun personeelsbestand. Tussen 1985 en 2000 verloren zomaar eventjes 8.000 lokale journalisten hun baan. Voor de lokale berichtgeving doet de Britse pers in toenemende mate beroep op het Britse Press Agency. Alleen zet PA voor die lokale verslaggeving slechts zeventig reporters in. Ooit beschikte dit persagentschap over een grote staf gespecialiseerde gerechtsjournalisten. Vandaag brengt PA verslaggeving van duizenden rechtszaken met slechts een handvol juridische verslaggevers. Veel gerechtelijk nieuws haalt nooit de Britse pers.

Liquid Life

Ook inhoudelijk is er sprake van een kentering in de manier waarop journalisten hun beroep uitoefenen. Volgens de Amerikaanse onderzoekers Bill Kovach en Tom Rosenstiel moet journalistiek werk tegelijk het openbaar nut én de ‘commerciële ratings’ van de media dienen: “Slechts één op de tien onderzochte dossiers in primetimenieuws gaan over belangrijke topics als opvoeding, economie, buitenlandse zaken, het leger, veiligheid”, schrijven Kovach en Rosenstiel in het boek The elements of journalism. “Hoofdzakelijk lifestylereportages, consumentenzaken, gezondheid, gedrag en celebrity entertainment komen aan bod. Door het overdadige amusementsgehalte van nieuwsprogramma’s behoren ook nieuwsfeiten tot de wereld van entertainment. Door het gestegen entertainmentgehalte verliest de pers haar geloofwaardigheid. Journalisten komen in de onmogelijkheid hun ‘waakhondfunctie’ in de democratie uit te oefenen. In 1999 was 38 procent van de Amerikanen van mening dat nieuwsorganisaties de democratie schade toebrengen en immoreel zijn.” (Kovach en Rosenstiel, 2007) De stijgende dienstbaarheid van nieuws aan commercie is een wereldwijde trend die zich ook in ons land doorzet.

Kleinschalig onderzoek op de redactie van een kwaliteitsmedium dat wees op een veel te grote werkdruk werd door de directie van tafel geveegd

De concurrentie tussen de media neemt ook toe door de opkomst van de informatietechnologie. De tijd die lezers, kijkers of luisteraars beschikbaar hebben voor traditionele nieuwsmedia vermindert door nieuwe technologieën, zoals het internet. Dat stelt de Amerikaanse professor Philip Meyer in zijn boek The Vanishing Newspaper (2004). Zoals de prominente Nederlands-Amerikaanse communicatiewetenschapper Mark Deuze in zijn boek Media Work (2007) analyseert, schuift ons mediagebruik – en vooral dat van jongeren – langzaam maar zeker op naar apparaten en functies die met elkaar gemeen hebben dat ze draagbaar, draadloos, convergent en ‘genetwerkt’ zijn. Activiteiten als bellen, mailen, chatten, websurfen, bloggen, fotograferen, filmen, televisiekijken en (alleen of samen met anderen) spelletjes spelen lopen volledig door elkaar. Dat fenomeen omschrijft Deuze met het begrip ‘liquid life’. Via onze participatie aan de digitale wereld verdwijnen landsgrenzen en maken we deel uit van een wereldwijde internetgemeenschap. We leven volgens Deuze niet meer met media, maar in de media. Meer en meer mensen verlaten de rol van traditionele mediaconsument en worden zelf mediaproducent. In dit competitieve landschap doen de media onder invloed van de steeds sneller wordende nieuwsstroom verwoede pogingen om hun aanbod te diversifiëren. Kranten brengen audiovisueel materiaal, audiovisuele media brengen artikels op hun respectievelijke websites. Mark Deuze spreekt in die context van convergentie.

Uitgeputte journalisten

Zoals in het buitenland is ook in Vlaanderen al enige tijd een fusiebeweging bezig tussen grote mediagroepen, met een afslanking van redacties. De recente financiële crisis giet verder olie op het vuur. Wat de gevolgen zijn van de ingekrompen redacties werd en wordt in Vlaanderen nauwelijks onderzocht.

Onderzoek gefinancierd door de Arteveldehogeschool naar de arbeidsomstandigheden van de beroepsjournalisten in Vlaanderen, lijkt te wijzen op een crisis op de redacties (Teugels, et al, 2009). Het onderzoek kwam er na signalen uit het werkveld van uitgeputte journalisten. Kleinschalig onderzoek op de redactie van een kwaliteitsmedium dat wees op een veel te grote werkdruk werd door de directie van tafel geveegd.

De enige manier om nagelhard cijfermateriaal over de arbeidsomstandigheden in handen te krijgen, is te meten met betrouwbare, internationaal gevalideerde schalen uit de arbeidspsychologie. Bij het samenstellen van onze vragenlijst hebben we een groot aantal schalen verwerkt die de werkomstandigheden in kaart brengen, zoals werkdruk, work-life balance, recuperatievermogen, burn-out. Burn-out is een werkgerelateerd syndroom waarbij naast uitputting tevens sprake is van cynisme en een verminderde persoonlijke bekwaamheid. Het onderzoek werd van dichtbij begeleid door professor in de arbeidspsychologie Hans De Witte (KU Leuven) en professor in de medische psychologie Elke Van Hoof (Vrije Universiteit Brussel).

Bevlogenheid

Uit ons onderzoek blijkt heel duidelijk dat journalisten niet ziek thuis blijven, zelfs als dat voor de eigen gezondheid beter zou zijn. Ze blijven aan de slag tot ze erbij neervallen

We hebben alle beroepsjournalisten in Vlaanderen aangeschreven. Dat zijn journalisten die werken voor media die algemene berichtgeving brengen en voor hun opdracht een erkenning hebben gekregen van het ministerie van Binnenlandse Zaken. Van de ongeveer 2.400 journalisten hebben 721 journalisten (30,78 procent) onze enquête volledig ingevuld. Onze resultaten zijn voor zover we dat kunnen nagaan representatief. Tien procent van onze respondenten heeft een niveau van burn-out dat overeenstemt met het niveau van mensen die voor burn-out worden opgenomen in het ziekenhuis. In de populatie werkende mensen bedraagt dit cijfer doorgaans slechts 4 procent. Daarnaast heeft 21 procent van de respondenten een verhoogd risico op burn-out. Zij hebben (nog) geen burn-out, maar riskeren er in de toekomst wel een op te lopen. In de populatie werkende mensen ligt dat percentage beduidend lager. Bijna één derde (of 31,6 procent) van de beroepsjournalisten in Vlaanderen loopt met andere woorden risico op burn-out. Afgezet tegen een ranking van 29 beroepen opgesteld door de Nederlandse burn-outexpert Wilmar Schaufeli scoren de Vlaamse journalisten hoog. Anderzijds scoren journalisten beduidend hoger dan de gemiddelde norm op bevlogenheid. Die score brengt de problematische score inzake burn-out allicht wat in evenwicht.

Amerikaans onderzoek bij krantenjournalisten (met dezelfde burn-outschaal) signaleerde al eerder een verhoogd risico op burn-out bij vooral eindredacteurs, jonge journalisten en journalisten die werken voor kranten met kleinere oplages (Cook et al, 1993, 1995). De Amerikaanse onderzoeker Steve Reinardy (2007) signaleert een toename van burn-out en koppelt burn-out aan intenties om uit het beroep te stappen.

Tegenstrijdige opdrachten

Waarom heeft bijna een derde van de beroepsjournalisten in Vlaanderen last van burn-out? De allerbelangrijkste factor die volgens onze data met burn-out samengaat, is werkdruk. Hoe groter de werkdruk, hoe groter de uitputting en het cynisme bij de journalisten. De sterke samenhang is statistisch significant. Meer dan 80 procent van de journalisten zegt regelmatig tot altijd ’s avonds te werken. Avondwerk hangt significant samen met uitputting én met een lagere score inzake persoonlijke bekwaamheid.

Het gevoel de job niet naar behoren te kunnen doen – opmerkelijk in het kader van de gesignaleerde veranderde werkinhoud – hangt bij journalisten significant samen met uitputting en cynisme, net zoals het krijgen van tegenstrijdige opdrachten, of het verwikkeld zijn in conflicten over de inhoud van het werk met collega’s en bazen. Onvoldoende het gevoel hebben de eigen capaciteiten in de job te kunnen benutten staat eveneens in verband met cynisme én uitputting. Dat gevoel hangt direct samen met de leermogelijkheden en groeikansen die mensen hebben op het werk, wat gunstig beïnvloed kan worden met bijscholing.

Sinds het afnemen van de enquête tussen eind mei en begin juli 2009 is de onzekerheid van journalisten over hun baan en hun beroep niet verminderd. Deze onzekerheid hangt significant samen met cynisme en uitputting. Onzekerheid over de inhoud van de job en de collega’s waarmee samengewerkt moet worden hangt significant samen met cynisme.

Zorgwekkend

Wat wil de lezer? Waar houdt de kijker van? De top van de redactie bedenkt commercieel geïnspireerde concepten en formats die journalisten moeten invullen

Wat zijn de gevolgen van burn-out? Volgens burn-outdeskundigen Christina Maslach, Wilmar Schaufeli en Michael Leiter heeft jobburn-out grote gevolgen voor de mens en zijn werkomgeving. Uit ons onderzoek blijkt heel duidelijk dat journalisten niet ziek thuis blijven, zelfs als dat voor de eigen gezondheid beter zou zijn. Ze blijven aan de slag tot ze erbij neervallen. Volgens de deskundigen zijn blijvers die last hebben van burn-out manifest minder productief en efficiënt. De hoge burn-outscores en het presenteïsme op de redacties zijn zorgwekkend. Dit kan gevolgen hebben voor de kwaliteit van het journalistieke werk én voor de waakhondfunctie van de pers.

Terwijl journalisten op chronische wijze aan stress worden blootgesteld, is het gros van de uitgevers niet met een antistressbeleid bezig. Slechts 2,5 procent van de journalisten zegt dat het mediabedrijf waarvoor wordt gewerkt in een antistressbeleid investeert. Hoofdredacteurs lijken al evenmin belang te hechten aan bijscholing en vorming.

Copy-paste

Onze diepte-interviews met een groot aantal journalisten met burn-out leren ons inmiddels dat de jobinhoud en de werkomgeving van journalisten de laatste jaren onder commerciële druk grondig is veranderd. Vroeger moesten journalisten in een politiek verzuilde omgeving werken. Voor de berichtgeving was dat allesbehalve ideaal. Maar op basis van hun contacten op het terrein brachten ervaren journalisten nieuws binnen op hun redacties. Het nieuws dat bottom-up werd gesprokkeld, kwam onder het toeziend oog van de journalist in het medium aan bod. Vandaag is de werkwijze top-down. Wat wil de lezer? Waar houdt de kijker van? De top van de redactie bedenkt commercieel geïnspireerde concepten en formats die journalisten moeten invullen.

Het gebrek aan kennis bij juridische verslaggevers over bijvoorbeeld het gerechtelijke apparaat leidt tot fouten in de berichtgeving

In de strijd om de nieuwsconsument willen media inspelen op wat de lezer/kijker/luisteraar wil. Ze brengen ‘infotainment’ dat de aandacht moet trekken van de digitale mediaconsument. Doordat redacties onderbemand zijn en journalisten elke dag grote hoeveelheden tekst moeten produceren, combineren ze dat top-down invullen van concepten met ‘copy-paste’ van de instroom van Belga, andere persagentschappen en pr-bureaus. Zelf permanent op nieuws jagen is er voor minder en minder journalisten bij.

Vakmensen ontslagen

Sinds media deel uitmaken van grote holdings is de samenstelling en werking van de redacties grondig veranderd. Zo werden heel wat ervaren vakmensen ontslagen en vervangen door jong, multi-inzetbaar talent. Zoals in het buitenland worden ook in Vlaanderen redacties centrale multimediale productie-eenheden van nieuws. Het aantal gespecialiseerde journalisten vermindert. Iedereen doet alles, zonder specialisatie, bijzondere ervaring of training-on-the-job. Krantenjournalisten maken foto’s en leveren stukken voor de website. Televisiejournalisten maken niet alleen een nieuwsitem voor het avond- maar ook voor het middagjournaal. En als het even kan, leveren ze geluidsmateriaal aan de radiocollega’s en input voor de website. Door het internet wordt de strijd om de scoops niet langer in print of in de audiovisuele media geleverd, maar op het internet.

Neem als voorbeeld de gerechtsjournalistiek. Specialisatie neemt af. Beperkt onderzoek van een thesisstudent aan de Universiteit Gent leert ons dat maar weinig gespecialiseerde juridische verslaggevers de zittingen volgen (Van Baeveghem, 2003). De hoofdmoot van de journalisten verslaat naast gerechtsjournalistiek ook algemeen nieuws. Uit onderzoek van het Nederlands Studiecentrum Criminaliteit en Rechtshandhaving (NSCR) op vraag van de Raad van de Rechtspraak blijkt dat nogal wat journalisten de werking van het gerecht niet begrijpen. Ze slagen er niet in de inhoud van het vonnis te begrijpen waarover ze verslag moeten uitbrengen. Anders dan verwacht zijn de juridische verslaggevers niet bezig met het uitoefenen van controle op de vonnissen die de rechters uitspreken. Het gebrek aan kennis bij juridische verslaggevers over bijvoorbeeld het gerechtelijke apparaat leidt tot fouten in de berichtgeving.

Commerciële druk

De mediaminister zou bijscholing kunnen verplichten, zoals dat bij de artsen en advocaten het geval is. Bijscholing fungeert als vitamientjes voor journalisten

Het is overigens geen sinecure om een goed verslag te maken van een zitting. Ervaren gerechtsjournalisten melden dat zij door het ontbreken van microfoons soms last hebben om de partijen te verstaan. Voor hun verslaggeving zijn ze aangewezen op wat gezegd en getoond wordt in de rechtszaal. Pas als na een vonnis of arrest de gerechtelijke uitspraak ter inzage ligt, kunnen journalisten correcte informatie vergaren. Elk dossier, elke rechtszaak ten gronde begrijpen, is moeilijk omdat journalisten geen inzage hebben in de stukken die partijen neerleggen. In die context is het begrijpelijk dat journalisten dankbaar gebruik maken van loslippige politiemensen of iets te mediageile advocaten, die soms meer bekommerd zijn om hun eigen agenda dan om het belang van hun cliënt. Het gros van de juridische verslaggevers die aan het Gentse onderzoek hebben geparticipeerd, is wel degelijk bekommerd om de privacy van slachtoffers en beschuldigden.

De meeste journalisten met burn-out die we hebben geïnterviewd hechten groot belang aan vakkennis en deontologie in hun zoektocht naar de waarheid. Dat botst met het stijgende infotainmentgehalte dat onder commerciële druk top-down wordt ingevoerd in veel redacties.

Erkende beroepsziekte

Op basis van ons onderzoek kunnen we een aantal oplossingen naar voor schuiven. Om burn-out in te dijken lijkt het ons bijvoorbeeld noodzakelijk dat uitgevers, vakbonden, belangenverenigingen van journalisten en overheden rond de tafel zitten. Ze moeten formules uitdokteren die de werkdruk verlagen, zoals de introductie van de vierdagenweek bij de kranten, en de invoering van een globaal antistressbeleid op de redacties. Ook het zetten van een rem op avond- en weekendwerk behoort tot de adviezen.

Ook andere ingrijpende maatregelen zijn mogelijk. De mediaminister zou een jaarlijkse monitoring van werkdruk op redacties kunnen koppelen aan financieringsmechanismen en de geldstroom afhankelijk kunnen maken van de goede werkomstandigheden van journalisten. Zoals in Denemarken zou men van burn-out bij journalisten een erkende beroepsziekte kunnen maken, zodat de uitgevers worden aangespoord om hun verantwoordelijkheid op te nemen.

De mediaminister zou ook bijscholing kunnen verplichten, zoals dat bij de artsen en advocaten het geval is. Bijscholing fungeert als vitamientjes voor journalisten. In Denemarken vergoedt de overheid elk jaar één week opleiding voor alle journalisten.

Transparantie

Journalisten zijn kleine garnalen in de handen van commercieel opererende mediaholdings

Anders dan bij advocaten wordt de stageperiode van startende journalisten niet met begeleiding door een stagemeester en bijkomende vorming ingevuld. Jonge journalisten hebben geen stagemeester en krijgen niet altijd coaching van een ervaren collega, zoals vroeger wel het geval was. Deze maand start bij de Arteveldehogeschool een onderzoek naar de noden van beginnende stagiairs-beroepsjournalisten op basis waarvan de stages met de VVJ en andere mogelijke partners op een evidence based-manier kunnen worden ingevuld.

Om het hoge infotainmentgehalte van de Vlaamse pers in te dijken zou het interessant zijn naar buitenlands voorbeeld te pleiten voor de introductie van een ombudsman bij elk groot medium. Die zou als klankbord kunnen fungeren voor de klachten van de buitenwereld. De ombudsman bemiddelt als er problemen zijn. Hij communiceert over de klachten intern bij de media ten einde het niveau van de berichtgeving op te krikken. Van de klachten houdt hij statistieken bij. De ombudsman zorgt voor transparantie. Over de dossiers wordt uitvoerig gepubliceerd op de website.

Grote ego's

Is zo'n ombudsman ook voor Vlaanderen nuttig? Onafhankelijk kunnen optreden, los van de redacties en andere stake holders, lijkt me van cruciaal belang. De Vlaamse Raad voor de Journalistiek heeft reeds een ombudsman. Misschien kan de Raad voor de Journalistiek bijkomende bevoegdheden en middelen krijgen om die bijkomende taken uit te voeren? Misschien kan zo'n onafhankelijke ombudsman ook klachten van journalisten opvangen en bijvoorbeeld ingrijpen als de werkdruk te groot wordt?

Het lijkt me zeker zinvol de zelfregulerende functie binnen de beroepsgroep verder te ontwikkelen. Als er een klacht is tegen een journalist die over de schreef gaat, kan de Raad voor de Journalistiek daarover een advies uitspreken. Dat wordt gepubliceerd op de website en in het vakblad van de VVJ. Voor de grote ego’s die journalisten soms zijn, kan dat wel een afgang betekenen. Maar misschien kan er wel wat steviger worden opgetreden tegen journalisten die de deontologie aan hun laars lappen, inclusief schorsing, of intrekking van de erkenning als beroepsjournalist?

Journalistiek wordt bedreigd door infotainment. Journalisten zijn kleine garnalen in de handen van commercieel opererende mediaholdings. Het kan zinvol zijn te onderzoeken op welke manier onze beroepsorganisaties meer slagkracht kunnen krijgen om de beoefenaars van dit bedreigde vak te ondersteunen. De Deense beroepsorganisatie Dansk Journalist Forbund heeft bijvoorbeeld tot dit doel een achtkoppige juridische dienst ter beschikking. Met de beperkte bijdrage die journalisten jaarlijks betalen, lijkt zo'n omkadering onmogelijk. Misschien kunnen bijkomende fondsen worden gezocht om die nood te lenigen.

Marleen Teugels is projectleider projectmatig wetenschappelijk onderzoek en lector onderzoeksjournalistiek aan de Gentse Arteveldehogeschool. Daarnaast is ze freelance medewerker van het tijdschrift Knack. Als onderzoeksjournalist is ze gespecialiseerd in gezondheid, welzijn en openbaarheidsregelgeving. Ze is medestichter van irene-reporters, een grensoverschrijdend netwerk van onderzoeksjournalisten in Europa. De artikelenreeks ‘Asbest, de seriemoordenaar’ (2006), die ze met collega Nico Krols publiceerde in Knack werd in 2007 bekroond met de Dexiaprijs en de VVOJ-prijs.

LEES OOK
Karl van den Broeck / 01-03-2021

‘BDW’ toont kleine kantjes van Bart De Wever, maar blijft kritiekloos

De VRT balanceert met het onkritische humaninterestprogramma over Bart De Wever op de grens van de eigen deontologie.
BDW S1 A2
Jan Walraven / 15-12-2020

Vlaamse strijd tegen techreuzen: imiteren om te verliezen

In hun gezamenlijke strijd tegen Amerikaanse techreuzen bedienen Vlaamse mediabedrijven zich van dezelfde digitale wapens als hun overzeese tegenstanders.
pexels-brett-jordan-5426402
Tom Cochez / 11-12-2020

Mag de VRT nog aan journalistiek doen?

Net nu er meer dan ooit nood is aan kwaliteitsjournalistiek knipt de Vlaamse Regering de vleugels van de openbare omroep. Zowel financieel als journalistiek.
vrt toren