De politie mag de rechter bedriegen

Georges Timmerman
Walter De Smedt
Walter De Smedt

Door Walter De Smedt, gewezen lid Vaste Comités P en I

Beide dossiers slepen reeds jaren aan en in beide staat de wijze waarop de gerechtelijke politie te werk ging centraal. Dat is geen toeval, noch het gevolg van een gebrek aan middelen of mogelijkheden. In het KB-Lux-dossier waren de bewijzen al vijftien jaar geleden voor handen. Het was de vraag of en hoe de politie daarvan gebruik mocht maken om als rechtsgeldig bewijs te kunnen dienen. In het dossier-Erdal ging het, buiten de problematiek van het opiniemisdrijf, over de gelijkaardige vraag of en hoe informatie afkomstig van vooral buitenlandse inlichtingendiensten in een gerechtelijke procedure aangewend kon worden.

Een onwaar verhaal

Meestal wordt die problematiek omschreven op een manier die door het ambtelijke taalgebruik onbegrijpelijk is voor de modale lezer. Daarin zit zelfs enig opzet. Het gaat hier immers om de belangrijkste problematiek in strafzaken zoals die sinds het eerste parlementaire onderzoek naar de Bende van Nijvel voor de ingewijden duidelijk is: wat mag en kan de onderzoeksmagistratuur en de politie in het onderzoek en de vervolging van misdrijven? Of nog: mogen daarbij 'trucs' gebruikt worden en moeten die bij de behandeling voor de strafrechter tijdens de openbare en tegensprekelijke behandeling al of niet vertrouwelijk blijven?

Mag de politie een ander dossier 'orkestreren' om daarin de overtuigingsstukken aan te wenden die in het oorspronkelijke dossier niet naar boven konden komen? Kunnen gegevens afkomstig van niet nader genoemde inlichtingendiensten, en zonder mogelijkheid om de oorsprong en de waarde ervan te onderzoeken, als bewijs voor het bestaan van een misdrijf worden aangewend? Moet de oorsprong of wijze van verkrijging van bewijsmateriaal in processen-verbaal én naar waarheid worden weergegeven? Of mag de politie daarover, in een proces-verbaal of een soortgelijk verslag, een onwaar verhaal vertellen? In mensentaal uitgedrukt gaat het over de vraag of de politie, de procureur en de onderzoeksrechter de gehele waarheid moeten weergeven. Of mogen ze de waarheid verdraaien om vervolging mogelijk te maken?

Narigheid

In beide voorliggende dossiers heeft de bodemrechter een duidelijk, uitvoerig en sterk onderbouwd antwoord gegeven, zeggende dat zulks niet kan. In beide gevallen is dus gekozen voor het behoud van de integriteit van de gerechtelijke actie in strafzaken. Met integriteit wordt bedoeld wat volgens Wikipedia staat voor “de persoonlijke eigenschap, karaktereigenschap, van een individu die inhoudt dat de persoon eerlijk en oprecht is. De persoon beschikt over een intrinsieke betrouwbaarheid, zegt wat hij doet, en doet wat hij zegt, heeft geen verborgen agenda en veinst geen emoties. Een persoon met deze eigenschappen wordt integer genoemd. Een integer persoon zal zijn doen niet laten beïnvloeden door oneigenlijke zaken.”

Dat is de kernvraag waarmee justitie en politie al sinds de eerste Bendecommissie en tijdens alle andere parlementaire onderzoeken worstelen: de integriteit van het gerechtelijk optreden. Dat zou dus ook de belangrijkste, en steeds weer onderliggende vraag moeten zijn bij iedere bespreking van om het even welk parlementair debat in deze materie: mag de strafrechter, en samen met hem de burger, belogen worden over de wijze waarop bewijzen worden verzameld? Of moet, om die narigheid te vermijden, het één en het ander in een vertrouwelijk en niet overlegbaar dossier worden achtergehouden?

Verschoning

De antwoorden die ondertussen door de wetgever werden en worden gegeven, zijn duidelijk : in de BOM- en de BIM-wetten, die respectievelijk de bijzondere opsporings- en inlichtingenmethoden regelen, werd gekozen voor het aangepaste, vertrouwelijke en niet-overlegbare dossier. Toezicht of sanctionering door de strafrechter werd onmogelijk gemaakt door wat men strafuitsluitende gronden van verschoning noemt. Dat betekent zoveel als immuniteit voor de misdrijven die de politie pleegt met toestemming van de procureur.

Vrijspraken zoals die nu in voorliggende dossiers zijn gebeurd, zijn in de toekomst dus niet meer te verwachten. Wat er dan gaat gebeuren met de integriteit van het gerechtelijk optreden in strafzaken lijkt voor de verkozenen van het volk alleen belangrijk tijdens parlementair onderzoek. Blijkbaar is het dan niet belangrijk meer wanneer de vaststellingen en de besluiten daarvan in wetgeving moeten worden omgezet.

LEES OOK
Redactie Apache / 07-01-2010

Geen discussie over Belgische uitzonderingsrechtbank

Door een onlangs gestemde wet op bijzondere inlichtingenmethoden rijzen er heel wat vragen over de fundamenten van de rechtsstaat. Die vragen worden echter nauwelijks gesteld…
Walter De Smedt