Die discussie is niet nieuw. Toen Alexander De Croo meldde dat hij leerde programmeren op school en dat liever deed dan Latijn, nam Kristoffel Demoen de verdediging op van de klassieke taal. Dat kon Lieven Scheire, de Vlaamse versie van de knuffelbare Britse Rock Star academicus Prof. Brian Cox, niet overtuigen: hij tweette dat Latijn in het middelbaar onderwijs nergens op slaat. En de opinies pro en contra de klassieke taal volgden elkaar op in de Vlaamse media (wie het allemaal nog eens wil nalezen vindt hier de resultaten van een handige zoekopdracht) .
Niet zo'n gek idee?
Het vervangen van Latijn door een onderwerp dat meer inspeelt op de digitale noden van de dag lijkt a priori niet zo’n gek idee: geletterdheid betekent in de 21ste eeuw zeer zeker ook computerkennis die verdergaat dan het kunnen versturen van een email. Er is de komende decennia ongetwijfeld meer nood aan mensen die apps voor smartphones ontwikkelen en die Big Data modellen bouwen, dan aan mensen die Plato en Cicero zonder ondertitels kunnen lezen.
Toch zijn er twee aspecten in de uitspraak van Pieter Zwart die tot nadenken stemmen. Vele jaren geleden, toen uw dienaar nog een dienaartje was, placht men quasi-automatisch die leerlingen die men als de betere van hun lichting beschouwde bij de overgang van de lagere naar de middelbare school in de Latijnse afdeling onder te brengen. Dat is blijkbaar nog steeds het geval. Waarom? Voor een belangrijk deel traditie, rustend op het feit dat het om een moeilijke taal gaat (vol naamvallen en vervoegingen) die, dankzij haar onderliggende structuur, de scherpere geesten zou helpen stimuleren. Daar is wellicht wat van aan, maar het zou vreemd zijn mocht Latijn echt het enige mogelijke vak zijn dat voor dat soort uitdaging kan zorgen. Programmeren of modelleren kunnen inderdaad net zo goed die rol spelen.