Dit is een gastbijdrage. Een Apache-lezer levert met dit stuk een bijdrage aan het maatschappelijk debat. De auteur schrijft in eigen naam en is verantwoordelijk voor de inhoud van de tekst.

Vraag/Aanbod vs AC/DC

Koen Smets
Koen Smets
Koen Smets
acdctour
Rock or Bust – geen moeilijke keuze voor de fans.

Wanneer een goed schaars is, zal de prijs volgens de beginselen van de klassieke economie in een vrije markt typisch evolueren naar het punt waar aanbod en vraag in evenwicht zijn (de zogenaamde marktruimende prijs). Dit is hier manifest niet het geval: honderden, zo niet duizenden, AC/DC fans die bereid waren minstens de vaste ticketprijs te betalen zijn op hun honger blijven zitten. Wat is hier aan de hand?

IRRATIONELE PROMOTOREN EN ARTIESTEN?

De markt in tickets voor een gebeurtenis zoals een concert van AC/DC vertoont enkele bijzondere kenmerken. De optredende artiest is zo bijvoorbeeld eigenlijk een monopolistisch leverancier: ook al zijn er andere mogelijke concerten, er is maar één AC/DC. (Dat maakt het feit dat tickets onder de marktprijs worden aangeboden des te eigenaardiger.) Bovendien is de marktwaarde van het ticket – verzamelwaarde buiten beschouwing gelaten – begrensd in de tijd: na het concert is het niets meer waard. Dit bepaalt de dynamiek van de marktwaarde – als er inderdaad een echte markt is. In sommige landen wordt de doorverkoop van tickets immers verboden of danig aan banden gelegd. Kunnen deze de opmerkelijke eigenschappen helpen verklaren wat we waarnemen?

Het lijkt erop dat de organisatoren hier werkelijk geld op de tafel laten liggen. Stel dat een ticket voor een concert, waarvoor 10.000 plaatsen beschikbaar zijn, €60 kost en dat er 30.000 mensen bereid zijn minstens dat bedrag te betalen, waarvan er 15.000 wel €100 (of meer) willen neertellen. Er wordt dus 10.000 x €60, of €600.000 omgezet, maar dat had 1 miljoen kunnen zijn: er zijn voldoende kopers voor een ticket van €100.

Maar stel dat er slechts 7.000 mensen zijn die minstens €100 over hebben voor een ticket. In dat geval zou de omzet weliswaar €700.000 zijn, maar er zouden 3.000 lege plaatsen zijn op het concert, en dat wil men natuurlijk liever vermijden. (Prijsdiscriminatie, waar bij essentieel hetzelfde product wordt verkocht tegen verschillende prijzen naargelang de kapitaalkracht van de koper is niet zo eenvoudig in dit geval.)

ACDCwaiting
Time is money

 

Eén van de redenen om de prijs eerder laag te houden, zelfs al betekent dat lagere inkomsten, is dus de onzekerheid over het aantal mensen dat bereid is een bepaalde prijs te betalen. Steven Landsburg voegt hier (in The Armchair Economist) een interessante bijkomende verklaring aan toe: goedkopere tickets betekent dat meer jonge mensen (die minder geld over hebben voor concerttickets) het optreden kunnen bijwonen. En het zijn net die jongeren die, eerder dan de rijke oudere fans, daarnaast ook geld besteden aan T-shirts, posters en zo meer – extra indirecte inkomsten dus, met een grote winstmarge. Een andere theorie die wordt gesuggereerd door Seamus McCauley is dat de promotoren gokken dat, dank zij goedkope tickets, voldoende jongere opiniemakers het concert zullen bijwonen, die dan voor een tipping point (zoals beschreven in het boek van Malcolm Gladwell) zullen zorgen voor een toenamen in de populariteit van de artiest. Een soort lange-termijn investering dus. Zo irrationeel zijn de artiesten en hun management dan blijkbaar toch niet.

DE ENE CONSUMENT IS DE ANDERE NIET

Maar hoe staan de zaken vanuit het standpunt van de muziekliefhebber: is die beter gediend met deze situatie? Op het eerste zicht is het een goede zaak voor de consument dat de prijs van een goed laag wordt gehouden. We zien hier een vorm van prijscontrole – maar helaas bereiken die vaak niet het beoogde resultaat.

Wanneer de prijs laag gehouden wordt is het gevolg een onevenwicht tussen (hoge) vraag en beperkt aanbod, wat voor kunstmatige relatieve schaarste zorgt. In dit geval zorgt dat in de eerste plaats voor massale toeloop – vroeger zag je lange rijen voor de verkooppunten, vergelijkbaar met nu zitten de fans te wachten voor computerschermen. Dit vertegenwoordigt ook een kost, al is het dan geen monetaire kost.

Inderij
In de rij voor een ticket – bron: realussr.com

Er is sowieso een absolute schaarste: er is de facto een beperkt aantal plaatsen, en de artiest kan slechts beperkt aantal keren optreden – het aanbod is dus vast. Desondanks is, bij een te lage prijs, het totale gerealiseerde nut lager: er zijn een boel mensen voor wie het bijwonen van een concert bijvoorbeeld €300 waard is, maar die geen ticket konden bemachtigen anderen, omdat anderen, voor wie het bijvoorbeeld slechts €120 waard is, erin slaagden hun ticket tegen €80 te kopen. Als er 1.000 zulke situaties zijn gaat dus €180.000 aan nut verloren.

Een vlotte doorverkoopmarkt zou dit probleem kunnen oplossen. Wie meer geld overheeft, maar geen zin heeft om een paar uur voor de computer te zitten (of daar geen succes heeft), kan dan later toch een ticket overkopen van iemand die liever het geld heeft. Dat wordt echter verboden, of sterk verhinderd in België: een ticket mag niet worden verkocht voor een hoger bedrag dan de aangeduide prijs. (Dit is een beetje als eisen dat een oude, zeldzame postzegel enkel mag worden verkocht voor een bedrag dat gelijk is aan de nominale waarde van de zegel.)

De bedoeling van de wetgeving is de consument te beschermen, maar doet ze dat ook? Laten we een vrije-markt-situatie bekijken waarbij Kurt, na lang virtueel aanschuiven, een AC/DC ticket heeft kunnen versieren voor de nominale prijs van €80 (het heeft voor hem een werkelijke waarde van €120, dus hij is €40 beter af met het ticket). Andreas heeft geen ticket, maar wil ook graag de band live zien, en is bereid daar maximaal €300 voor te betalen. Bij een transactie tussen beiden kan dus een extra surplus worden gerealiseerd van €300-€120=€180, boven op het surplus van €40 dat Kurt al heeft . Stel dat Andreas en Kurt in de praktijk een prijs van €195 afspreken – dat geeft Kurt een totaal nut van €115 (€195-€80), en Andreas een nut van €105 (€300-€195). Iedereen tevreden!

Maar helaas kan Kurt, onder de huidige wet, maximaal €80 vragen voor zijn ticket – en dan houdt hij het natuurlijk liever zelf (het is hem immers €120 waard). Andreas heeft dus pech, en er gaat een nut van €180 verloren. Niet getreurd echter: ook Tom heeft een ticket (en dat is hem ook €120 waard), maar op het laatste nippertje blijkt hij niet te kunnen gaan. Hij is blij dat hij alsnog zijn ticket van de hand kan doen aan Andreas – zelfs al betekent het voor hem een verlies van €40 (het ticket is hem €120 waard, maar hij krijgt slechts €80 van Andreas). De grote winnaar is hier Andreas, die een nut boekt van €220.

De wet bevoordeelt dus de uiteindelijke koper van een doorverkocht ticket, ook als is de originele koper net zo goed een consument. Het is wat raadselachtig dat de wetgever het leeuwendeel van het voordeel aan de uiteindelijke koper toekent – tenzij de werkelijke bedoeling natuurlijk is het maken van monetaire winst te verhinderen. Men kan terecht vraagtekens plaatsen bij het economische nut van een dergelijke wet.

Hoe staat het elders? In het Verenigd Koninkrijk is het doorverkopen van tickets niet verboden, en de secundaire markt voor tickets wordt op £1 miljard geraamd. (Tickets voor het concert van AC/DC in Londen kosten tegenwoordig ongeveer 2x de nominale waarde.) Een studie van Europe Economics uit 2009 onderzocht hoeveel tickets worden doorverkocht, en tegen welke premie (zie tabel).

Doorverkoop.xlsx
Gerealiseerde meerwaarde

Men stelde ook vast dat het overgrote deel (naar schatting 95%) van de ticket-doorverkoop door consumenten (en geen ‘professionele’ doorverkopers) gebeurt (het is niet geweten deze door winst of andere factoren worden gemotiveerd). De vraag is overigens of zulke professionelen een probleem vormen. Zij  handelen niet anders dan bijvoorbeeld de opkoper van de inboedel van een huis, die de waardevolle voorwerpen doorverkoopt met een flinke marge. Beiden verlenen eigenlijk een nuttige dienst, want ze zorgen voor een hoger totaal nut door een vrije secundaire markt te creëren. (Voor de geïnteresseerden, er is een blog die geheel gewijd is aan de economische aspecten van ticketverkoop: The Ticket Economist.) De secundaire markt blijkt dus eerder een zegen dan een vloek te zijn.

THE LAW IS AN ASS

Er zijn andere systemen denkbaar die op een degelijke manier het totale economische nut maximaliseren. Zo is er bijvoorbeeld de combinatie van een loterij (zoals gebruikt voor de Olympische Spelen) – al komt daar wel wat risico bij kijken – en een vrije, secundaire markt, en men kan ook via een veiling tickets verkopen (hierover een andere keer misschien meer).

Maar zolang de promotoren op een conventionele manier tickets onder de marktprijs blijven aanbieden doet een wet, zoals die momenteel in België van kracht is, weinig om de consument te beschermen, terwijl ze grotendeels de efficiënte allocatie van middelen en verhindert. Zoals Charles Dickens Mr Bumble laat zeggen in Oliver Twist,  “The law is a(n) ass – a(n) idiot” – de wet is een koppige ezel, een idioot.

LEES OOK
Daan Van Cauwenberge / 18-04-2024

Ben Weyts duwde door voor afgeslankte raad van bestuur UGent

Huidige bestuursleden beschouwen het voorstel als het terugschroeven van democratische rechten.
Vlaams onderwijsminister Ben Weyts (N-VA) aan het spreekgestoelte van het Vlaams Parlement in maart 2024.
Frank Olbrechts / 18-04-2024

Op NatCon verzamelden kruim en schuim van Europees uiterst rechts

Verboden of niet, op de uiterst rechtse National Conservatism Conference verzamelde een bont uiterst rechts gezelschap.
Hongaars premier Viktor Orbán (links) op NatCon in gesprek met Yoram Hazony van de Amerikaanse Edmund Burke Foundation.
Frederik Polfliet / 17-04-2024

In Gaza en Israël ligt ook de journalistiek onder vuur

Apache sprak met enkele van de weinige kritische journalisten in Israël.
Al Jazeera-reporter Wael Dahdouh bij de begrafenis van zijn zoon Hamza Dahdouh die omkwam bij een Israëlische raketaanval terwijl hij aan het werk was als cameraman.